Tags
Schriftlezingen: Exodus 19:17-18, Handelingen 2:1-21
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
“toen God eenmaal terneder kwam, kwam Hij in toorn en gloed, half duisternis, half witte vlam, de wolken voor zijn voet”. [Gez. 243 LvdK]. Dat zongen we zojuist. Dit lied verwijst naar het moment toen God aan het volk Israël de Wet gaf, op de berg Sinaï. Maar waarom zou je daarover zingen op het Pinksterfeest? Wel, omdat bij de Joden het Pinksterfeest het feest is waarop ze gedenken hoe God zijn wet gaf, zijn Thora. En op dát feest werd voor het eerst de Heilige Geest uitgestort op de leerlingen van Jezus.
Nu is er een nóg verbinding tussen wat er gebeurde op de Sinaï, en wat er gebeurde op die Pinksterdag: in beide gevallen was er vuur. Op de Sinaï daalde de Here neer met vuur, zo hoorden we in de aanvangstekst. En met Pinksteren daalde de Heilige Geest ook neer als vuur. Vlammen op de hoofden van de leerlingen. Twee keer vuur als teken van Gods aanwezigheid. Alleen… een heel ander soort vuur, een heel ander soort aanwezigheid. Dat wil ik vanavond met u overdenken. ‘De Geest als vuur’, in contrast met het vuur op de Sinaï.
[God op Sinaï: verterend vuur]
Stelt u zich eens voor dat u daar geweest was, toen God zijn wet gaf. Het volk Israel was weggetrokken uit Egypte, en ze hadden hun kamp opgeslagen bij een berg midden in de kale woestijn. En ze wisten: nu zal God aan ons verschijnen. Dat is wat! De Bijbel zegt: “En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde van ontzag”. Mozes wenkt iedereen om uit het tentenkamp te komen, en naar de voet van de berg te lopen. Stel je voor, dat u daarbij liep? Hoe zou u zich gevoeld hebben?
En dan, als je onderaan de berg staat: “De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. Heel de berg beefde hevig en het geluid van bazuingeschal werd zéér luid”. Ontzagwekkend! Ik kan me voorstellen dat je wilt weglopen, of plat op de grond vallen. Je voelt wel aan: ik kan niet zomaar bij God komen, Hij is veel te heilig en verheven
Het vuur op de Sinaï is een verterend vuur. Mozes waarschuwde: pas op, blijf waar je bent, anders wordt het je dood! Het toont Gods heiligheid, zijn zo heel anders zijn dan wij, nietige en zondige mensen. Deze God kun je alleen dienen vol ontzag, op een afstand. En zijn vuur kan je zómaar verteren, als je doet wat slecht is in zijn ogen. Zo daalt God daalt neer in vuur op de berg Sinaï. Ontzagwekkend!
[vuur bij Pinksteren]
En dan met Pinksteren. Ook daar daalt vuur neer. “En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen”. Maar wat is dit vuur anders! Niet om uit de verte met ontzag aan te zien, maar vuur dat dichtbij komt zonder te schaden. Het zat óp hen, maar liefst, en ze hebben er geen last van. Integendeel! Dit vuur zet de leerlingen van Jezus zélf in vuur en vlam. Het is een vreugdevuur, een laaiend enthousiasme. “Zij werden allen vervuld met de Heilgie Geest en begonnen te spreken in andere talen”. Ze verkondigen het evangelie, ze branden van de goede boodschap.
Dit vuur lijkt op de brandende braambos die Mozes zag in de woestijn. Hij brandde, maar hij verteerde niet. En zo is het ook met Pinksteren. Het is het vuur van God, dat zeker! En toch is het onder de mensen zonder te verteren. De afstand die er was op de Sinaï, is weg! Daar werd gedreigd: wie te dichtbij komt, zal omkomen. En hier komt God zelf dichtbij: bij mensen, op mensen, ja met zijn Geest ín mensen. Hoe kan dat?
[Jezus]
Tussen die twee vuurverschijningen zit veel tijd. Maar nog belangrijker: de komst van Jezus zit er tussen! En dat maakt alle verschil van de wereld. Op de Sinaï kwam God naar zijn volk toe, dat was al een enorme zegen. Want hij gaf zijn goede regels, en verbond zich aan zijn volk. Maar in Jezus kwam Hij nog veel dichterbij. Niet als ontzagwekkend vuur, maar als een mens van vlees en bloed. Hij verborg zijn heiligheid, en kwam als kindje! Een groot wonder. Maar het wonder is nog groter. Jezus, onze Heer overbrugde ééns en voor al de afstand die ons mensen van de heilige God scheidt. In Hemzelf werd al het kwaad, alle zonde, alles wat onheilig is, weggebrand, toen Hij het op zich nam op het kruis. En daarom brandt Gods vuur van heiligheid niet meer dreigend tegen de mensen. “O liefde, Hij die bluste ’t vuur dat een mens verteert doet in zijn trouw mij rusten!” zegt een lied! [Gez 90 Lvdk]
Wij mensen kunnen nooit bij God komen, daarom is Hijzelf gekomen – Jezus, onze Heer. En nu, na Jezus? Dan komt het Pinksterfeest!
[De Geest!]
Want de Pinkstergeest brengt mensen bij God, en God bij mensen. Wat Jezus mogelijk heeft gemaakt, maakt hij werkelijk. Een mens – u, ik – mag heel dicht bij God komen. Ja, Godzelf komt ín je wonen, in je hart. Dat doet de Geest.
Met de wetgeving op de Sinaï gaf God zijn wet in de oren van de mensen, van buitenaf. Ze hoorden wat de Here wilde, en dat moesten ze doen. Als ze trouw waren, kwam er zegen, maar als ze ontrouw waren, was er de dreiging van straf. Gods wet van búitenaf, externe motivatie: doe zo!
Maar als je gelooft in Jezus, heeft de Geest Gods wet in je hart gebracht. Dan is er interne motivatie, dan wíl je niets anders – ongeacht beloning of dreiging. Want nu brandt Gods vlam in je binnenste. Niet meer u tegenover God, maar u mét God. Verwarmd door zijn vuur, verlicht door de Geestesvlam – maar niet verteerd. Zélf de woorden van God sprekend, zoals de leerlingen doen met Pinksteren. Want: God en U staan niet meer tegenover elkaar, maar zijn door de Geest verbonden.
[slot: besef het wonder]
Wat is Pinksteren dan een prachtig feest! Laten we alle drie die dingen beseffen. Ten eerste dat God in zichzelf een vlammend vuur is, heilig en verterend voor een mens. Soms vergeten we dat; we denken wel heel gemakkelijk over “God vergeeft wel”, “Je mag komen zoals je bent” enzovoorts, alsof dat vanzelf spreekt! Maar nee, dat is een ongekend worden! En toch, met díe God mogen we verbonden zijn. Want, en dat is het tweede: Jezus heeft de afstand overbrugt, het verterende van het vuur afgehaald. En, ten derde, de Heilige Geest brengt het vuur van God, dat niet meer verteert, in uw en mijn leven. Warmte, licht, vurigheid, vreugdevuur… Dat mag er zijn voor ieder die gelooft!
Ja, met God mogen we gemeenschap hebben, omdat Hijzelf tot ons komt. Denk aan het Heilig Avondmaal: daar mogen we aan één tafel zitten met onze God. Brood eten met hem en wijn drinken! Dat had je toch niet voor mogelijk gehouden als je terugdenkt aan die verschijning op Sinaï. Zo dicht bij God!
Zo dichtbij is de Here: in onze kerk, in ons huis, ja in ons hart. Nóóit moet dat vanzelfsprekend worden. Denk aan Sinaï! Maar toch is het zo. Jezus maakt het mogelijk, de Geest maakt het werkelijk! Daarom mogen we onze lofliederen zingen. Daarop troont de Here, zo staat ergens. Ook vanavond, als we Hem de lof zingen, is Hij in ons midden, zo zegt een psalmwoord. En het vuur verteert ons niet! Integendeel, we mogen zelf in vuur en vlam staan voor deze God en Heer. Lof zij de drie-enige God, Vader, zoon en Geest
Amen.