Tags
Schriftlezing: Romeinen 8:18-31, centraal staat vers 26-27
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: Albert bidt om genezing]
Albert is ziek. Niet levensbedreigend gelukkig, maar Albert is ziek. Een vervelende ziekte waar hij veel last van heeft. Het gooit zijn hele leven overhoop. De weg naar het ziekenhuis kan de auto al bijna vanzelf vinden. Onderzoeken, controles telkens weer… De ziekte drukt een behoorlijk stempel op zijn leven. Zijn energie is weg, en het vervelendste: hij mag voorlopig niet werken. Het is zelfs niet zeker of dat er nog in zit voor hem. En dan heeft dan weer financiële gevolgen…
Albert is ziek. Maar Albert is ook gelovig. En daarom bidt hij natuurlijk voor zijn gezondheid. Hij vraagt of God hem wil genezen. Dat zou u vast ook doen in zijn situatie, toch? En dan – helpt het gebed? Heeft het uitwerking? Albert zelf is daar heel nuchter in. Hij zegt: ik zou graag beter worden, dus daar bid ik om. En dan heb je twee kansen: het gebeurt, of het gebeurt niet. Toch? God weet het het beste. Maar niet geschoten is altijd mis, dus ik blijf bidden.
Tja… is bidden tot God het wagen van een kans? “Misschien geeft Hij wat ik vraag, misschien ook niet” – zo iets? Of is hier méér over te zeggen?
Met Hemelvaartsdag hoorden we hoe Jezus zelf pleit voor zijn mensen bij God. Daarom leek het me goed om op deze Pinksterdag stil te staan bij iets wat er erg op lijkt. In vers 26 staat dat: “De Geest zelf pleit voor ons” – de Pinkstergeest. Ín ons, zelfs. Wat heeft dat ons te zeggen?
[wij weten niet wat te bidden]
Dit pleiten van de Geest heeft alles met ons gebed te maken. “Wij weten niet wat wat wij bidden zullen zoals het behoort” zegt vers 26, “maar… de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen”. De Geest komt onze zwakheden te hulp, zo begint de zin. Welke zwakheid? Dat we niet weten wat we moeten bidden!
Hoezo, niet weten wat we bidden moeten? denkt u misschien. Ik weet wel tien dingen om voor te bidden! Hoezo, niet weten wat te bidden? denkt Albert. Ik weet het wel hoor: gezondheid! En zo hebben we allemaal onze wensen.
Alleen… bidden is geen verlanglijst inleveren. God is veel te groot daarvoor. Jezus leert ons bidden “uw wil geschiede”. En Johannes schrijft “wij weten dat Hij ons verhoort, als wij bidden naar zijn wil”. Zijn wil, niet de mijne! Wij kunnen wel dingen willen, maar het kan zijn dat God andere plannen heeft met ons leven. Wat God belooft, dát geeft Hij. Bijvoorbeeld vergeving aan ieder die daarom vraagt. Maar er is niet beloofd dat God bijvoorbeeld elke zieke zal genezen die daarom bidt. Hij kan ook ziekte gebruiken voor zijn plannen.
Alleen… Gods verborgen plannen kennen wij niet. Onze tekst zegt heel letterlijk: wij weten niet te bidden zoals het moet zijn – in Gods plan, is bedoeld. Daarom moeten we bij al onze gebeden eigenlijk toevoegen: “…als U het zo wilt”. Wij weten niet te bidden zoals het moet zijn!
En trouwens, wij weten vaak helemaal niet wat goed voor ons is. Iemand bidt “Heer, geef me die promotie” – maar hij zou er overspannen van worden.
Veel weten we niet. Dan komen we niet verder dan het ‘Onze Vader’ – ‘uw naam worde geheiligd, uw rijk kome, uw wil geschiede’ – dingen zeker naar Gods wil. Maar Alberts gebed om genezing? Is dat dan maar gewoon een schot in den blinde, dat misschien raak is? Wat zou bidden dán arm zijn!
[de Geest pleit voor ons]
Gelukkig is er meer te zeggen. Wij bidden, terwijl we eigenlijk niet weten of dat wat we vragen wel Gods wil is; terwijl we eigenlijk niet weten of dat wat we vragen wel goed voor ons is. Maar… De Geest zelf echter pleit voor ons. Het woord ‘pleiten’ is hier minder juridisch bedoeld dan hoe ik het uitlegde op Hemelvaartsdag. Je zou kunnen zeggen: de Heilige Geest bidt mee als wij bidden. Als wij een bepaalde vraag of een bepaald probleem bij de Here neerleggen, doet de Heilige Geest dat óók. Hij komt ons te hulp bij het bidden.
De Heilige Geest weet wél wat Gods wil is. Hij is immers zelf God! De Heilige Geest weet wel helemaal wat goed voor ons is. En dát vraagt Hij! Wij komen niet verder dan onze wensen met de toevoeging “uw wil geschiede”. Maar de Geest weet wél wat er te bidden is zoals het zijn moet. Hij weet hoe Gods naam geheiligd zal worden, zijn koninkrijk dichterbij komt en hoe Gods wil geschiedt. Altijd! En dát vraagt Hij. Dit gaat ons begrip te boven. ‘Onuitspreekbare verzuchtingen’ zijn het voor ons.
Denk weer aan Albert. Albert bidt: Heer, genees me toch! En de Heilige Geest in zijn hart bidt mee: Vader, Albert is ziek. En nu… Ja, wat bidt de Geest dan? Dat kan ik dus niet uitleggen of uitspreken. Maar de Geest brengt Alberts ziekte bij de Vader, met goddelijke gebedskracht.
[gelovig gebed is daarom nooit vruchteloos]
Wat is dit dan een heerlijke Pinksterboodschap! ‘De Geest pleit voor ons’. Dat betekent dat ons gebed niet het wagen is van een kansje. Niet van ‘je kan het altijd proberen’. Nee! Gelovig bidden werkt altijd wat uit! En waarom? Omdat de Geest voor ons pleit. Méé-bidt, op een dieper niveau dan wij vatten kunnen.
Gebed dóet wat. Wij denken vaak: ik bid, en misschien komt wat ik vraag. Dan is het verhoord. En anders blijkbaar niet. Maar het is anders! Als wij een situatie bij de Here brengen – onze ziekte, ons verdriet, wat dan ook – dan brengt ook de Heilige Geest die situatie bij God. En Hij vraagt wat er in die situatie naar de wil van God is. Hij pleit om te geven wat is tot Gods eer en ons heil. Dat is niet altijd wat wíj vragen. Maar wat de Geest bepleit, wordt zeker verhoord.
En wat maakt dat een verschil! Dan is je leven niet een opeenvolging van geluk en ongeluk met soms een gebedsverhoring. Maar dan is het zoals Paulus in het volgende vers zegt: alles werkt mede ten goede voor wie gelooft! Al gaat het niet zoals je zelf zou hebben bedacht. Dan is je leven in Gods goede Vaderhand.
Wat is het dan belangrijk om álles wat ons bezet in gebed te brengen! Als we iets graag willen, maar ook die situatie dat we zelf echt niet meer weten waar het heen moet. Bid! En waarom? Als wij bidden, pleit de Geest. Met onuitsprekelijke verzuchtingen, volmaakte verzoeken. En wat er dan ook gebeurt, dan ben je in het centrum van Gods wil. Dan is de enige plek waar het écht veilig is!
[slot]
Wat kan bidden dan een vrede geven. Ook al voordat het verhoord wordt. Ja, ook al wordt het niet verhoord zoals wij vroegen. Vrede in je hart, vertrouwen: het is góed. Vrede die de Geest van God je geeft vanbinnen. Ook dat is een vrucht van Pinksteren.
Bidden… het is zoveel meer dan vragen. Bidden is jezelf toevertrouwen. Albert vertelt: wat heb ik veel gebeden toen ik ziek werd. Eerst vooral “Here, genees me toch” – later ook meer van “u weet wat goed is” en “geef me de kracht”. En ik kréég kracht, en meer. Al ben ik nog niet beter, dit alles heeft me toch dieper bij Hem gebracht. Ik besef nu meer dat mijn waarde niet afhangt van hoeveel ik werken kan. Albert bad, en er gebeurde iets, al was het niet wat hij vroeg. En weet u waarom? Omdat de Geest pleitte toen Albert bad.
Wat een zegen! De Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. God zelf verleent onze gebeden kracht. Maar laten we dan wél bidden! Breng uw situatie bij God. Dan zal de Geest uw gebed overnemen en dat zal zijn uitwerking hebben. Reken maar!
“ Al wat de Heer van binnen
geplant heeft, rijpt tot vrucht.
Hij is de Geest, die in mij
en met mij ‘Vader!’ zucht.”
Amen