Tags

, , ,

Schriftlezing: Mattheüs 7:7-11.

Opmerking: de verkondiging bestond uit drie ‘preekjes’ die op elkaar aansluiten, bij elke tafel van het Avondmaal één.

 

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan de tafel,

[Deel I: en tóch geeft God (beeld vader-kind)]
“Bid en u zal gegeven worden, zoek en u zult vinden, klop en er zal voor u worden opengedaan”. Zo begint het stukje uit de Bijbel dat we zojuist lazen. En meteen zou iemand kunnen reageren: daar klopt dus helemaal niks van! Zo is het gewoon niet! ‘Bid, en u zal gegeven worden’ – was het maar zo simpel! Je krijgt echt niet altijd dat waar je om bidt, dat merk je vanzelf wel. Ik bad of ik mijn baan zou mogen houden, maar ik ben toch ontslagen. Ik heb zó gebeden of ik zou genezen, maar het lijkt erop dat ik ermee zal moeten leven. En ga zo maar door – heel verdrietige verhalen kunnen nu bovenkomen. Over ziekte die niet genas, over verlies en rouw… ‘Bid en u zal gegeven worden’ – klopt dat wel?
Jezus spreekt inderdaad heel stellig, zoals trouwens in de hele Bergrede. Maar we moeten Hem wel goed begrijpen. Zou Jezus bedoelen dat God áltijd álles precies zal doet wat wij vragen? Als dat zo was, dan waren wíj almachtig, en dan was God een robot met stembesturing, om het eens oneerbiedig te zeggen. Zou het zo zijn?
Nee, in het verband blijkt wel dat het niet gaat over een mechanische relatie, van ‘gebed in – resultaat uit’. Jezus spreekt hier over vertrouwend vragen, zoals een kind dat doet aan zijn vader of moeder. Dat is iets anders, en iets veel diepers!
De drie woorden die Jezus gebruikt, geven heel mooi aan hoe een kind omgaat met zijn ouders. Als vader of moeder dichtbij is, kan het kind gewoon dingen vragen – het woord dat de Herziene Statenvertaling weergeeft met ‘bidden’ betekent gewoon vragen. Vragen dus als eerste. Als vader of moeder níet in de buurt zijn, gaat het kind ze zoeken – het tweede. En soms, dan blijkt moeder achter een dichte deur te zijn – als ze bijvoorbeeld aan het douchen is. Dan zal het kind kloppen op de deur – ‘mama!’ Bidden, zoeken, vragen. Waarom? Omdat een kind afhankelijk is, én omdat het weet dat vader of moeder ze kan helpen en dingen kan geven.
Zó, roept Jezus ons op, zó mogen we vragen en zoeken en kloppen bij de Hemelse Vader. Doen we dat ook? Want, zegt Hij, jullie zorgen al goed voor je kinderen. Hoeveel te meer zal God, de Vader in de hemel, niet voor jullie zorgen! Hoeveel te meer… Ja, want er zijn ook slechte ouders helaas. Maar bij God hoeven we niet te twijfelen aan zijn zorg en liefde.
Ja maar… die onverhoorde gebeden dan? Dat blijft een teer punt. Daar kan ik twee dingen over zeggen. Ten eerste: een ouder geeft lang niet altijd wat het kind vraagt. Hoe vaak moet ik geen ‘nee’ zeggen thuis? En mijn zoons vinden dat vaak niet leuk. Zij willen gewoon hier en nu iets hebben wat in hun hoofd zit. Maar zij overzien vaak niet wat echt goed voor ze is. Zou het bij God ook niet zo werken? Al besef ik dat hier vele vragen blijven.
Ten tweede moeten we goed opletten wat Jezus zegt: ‘hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden’. Er staat niet: ‘Hij zal datgene geven wat mensen hem bidden’ – nee! Jezus zegt: de Vader geeft goede gaven. Zoals een echte vader dat doet. Hij geeft wat góed is, al is dat soms iets anders dan wij vroegen.
Wat geeft de Here dan? We kunnen denken aan aardse zegen. Maar het Heilig Avondmaal wijst ons een andere kant op. Wat geeft de Here? Brood en wijn – en alles waar dat voor staat. Genade, vergeving, bij Hem horen, gesterkt worden en nog meer. Daar kom ik verder op bij de volgende tafel. ‘Goede gaven’ geeft Hij. De Here Jezus geeft zichzelf aan ons! Als u hier zit met vragen: waarom werd mijn gebed niet verhoord? Waarom geeft de Here niet dit of dat? Kijk dan, vanmorgen, eens wat Hij wel geeft! Luister naar de woorden die klinken bij brood en wijn.

[Deel II: Gods goede gaven]

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan de tafel,

‘Als jullie, die slecht zijn, je kinderen dan goede gaven weten te geven, hoeveel te meer zal uw hemelse Vader jullie goede gaven geven?’ Goede gaven! Niet altijd precies wat we vroegen, maar goede gaven! Zoals ik als aardse vader niet alles geef wat mijn kinderen willen, maar wel zorg voor ze!
Wat voor goede gaven geeft de Here dan? Je zou kunnen denken aan aardse zegeningen. Gezondheid, welvaart en wat al niet. En inderdaad, zulke dingen moeten we dankbaar opmerken. Toch gaat het daar niet in de eerste plaats om. En waarom niet? Die dingen krijgen ook de mensen die niet bidden! Jezus zei het zelf, een stukje terug: de Vader laat zijn zon opgaan voor slechte en goede mensen, en hij haat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Als je alleen op dat vlak kijkt, zou je nog zeggen: waarom bid ik eigenlijk? Wie het niet doet, krijgt hetzelfde!
‘Goede gaven’ – nee, we moeten dan juist denken aan de dingen die níet iedereen krijgt. De gaven van de Vader voor zijn kinderen, voor wie gelooft. Juist die gaven vieren en ontvangen we aan deze tafel.
Welke gaven dan geeft de Vader dan, welke geestelijke zegeningen? Om te beginnen: vergeving. Dat de Here je zonden en fouten niet toerekent. Wat een goede gave! Want zonder vergeving zouden we nooit bij de Here kunnen horen. Een gave is het, die je alleen krijgt als je erom vraagt, niet automatisch. Maar die dan vast beloofd is! Als u verkeerd doet en dan bidt: vergeef mijn zonden, dan zúlt u vergeving van de Here ontvangen. Zo waar als u hier brood en wijn van Hem ontvangt!
En dat is nog maar het begin van de goede gaven. Is de barrière van het kwaad weg, dan is de weg open voor meer! Augustinus, de grote kerkvader, zei: God geeft niet slechts goede dingen aan zijn kinderen, de grootste gave is dát ze zijn kinderen zijn. Aanvaard zijn in genade, in vaderliefde. Leven in verbondenheid met God, dát geeft Hij aan wie Hem vragen en zoeken!
Heel mooi is wat het evangelie van Lukas hier zegt. Daar staat niet ‘goede gaven’ maar daar staat ‘hoeveel te meer zal de Vader zijn heilige Geest schenken aan wie Hem vragen’. De Heilige Geest, wat een gave! De verbinding tussen de Vader en u. God Zelf in uw hart! Hij die u leiden wil, en vernieuwing geeft van binnenuit. Die de vrucht laat groeien van liefde, vrede, vreugde…
En tenslotte geeft de Vader ook nog eeuwig leven. Hoop voor de toekomst, een heerlijk vooruitzicht, nu al hemelburger zijn. Uit genade geeft hij u wat Jezus verdiende voor de zijnen: een plek in zijn toekomst.
Wat een geschenken allemaal! En dat ook nog aan ‘slechte mensen’, zoals Jezus ons terloops even noemt. Waar heb je dit allemaal aan verdiend? Nergens aan! Nee, de Here Jezus heeft het verdiend! Hij heeft zichzelf ervoor overgehad, en Hij heeft de dood overwonnen. En nu deelt Hij uit, aan ieder die bij Hem hoort. Een wonder van genade!
Al die goede gaven die de Here geeft, worden uitgebeeld en uitgedeeld in brood en wijn. Ze wijzen naar Jezus, wiens bloed vergoten en lichaam gebroken werd – waarom? Tot vergeving van zonden! We eten het brood, we drinken de wijn – waarom? Omdat Jezus zichzelf geeft aan ons. We mogen Hem werkelijk in ons leven ontvangen. Brood en wijn geven voeding en kracht – zó geeft de Here u kracht om te leven in zijn spoor. Wijn brengt je onder invloed – zo wil de Heilige Geest ons onder zijn invloed brengen: vrolijk maken en moedig en een ander mens.
Deze tafel waar we samen eten en drinken, is tenslotte een vooruitwijzing naar de toekomst die de Here geven zal. U wordt verzekerd vandaag: ééns zult je zo aan de feesttafel mogen zitten in Gods koninkrijk!
Wat geeft de Here dan goede gaven! Wat is er veel om te vieren. Wij vragen vaak te kleine dingen – een beetje voorspoed, hulp… Terwijl Hij zóveel geven wil! ‘Hoeveel te meer zal uw hemelse Vader goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden!’

[Deel III: Durf te vertrouwen]

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan de tafel,

“Hoeveel te meer zal uw hemelse Vader goede gaven geven aan degenen die tot Hem bidden”. Die goede gaven worden ons hier aangewezen en aangereikt aan de tafel. Zichtbaar en tastbaar komt Hij nabij. Door het geloof mogen we zijn gaven ontvangen om eruit te leven.
De maaltijd van de Here vieren zal als het goed is altijd zijn uitwerking hebben in iemands leven. Zo wordt hier je vertrouwen versterkt op God. Als je ziet wat Hij aan geweldige dingen belooft en geeft, dan durf je te geloven: Hij zal ook elke dag voor mij zorgen! Hij is mijn Vader in de hemel. Zou Hij me dan ooit in de steek laten? Nee toch zeker! Hij, de gever van zoveel goeds, zal u ook elke dag geven wat nodig is. Zeker weten! Als een aardse vader of moeder dat al doet, hoeveel te meer Hij die om Jezus’ wil mijn Vader is?
Vertrouwend op weg gaan, dat mogen we, als we straks opstaan van deze tafel. Maar ook nog iets anders: biddend mogen we op weg gaan, steeds al onze zorgen bij de Vader brengend. Immers, dat zegt Jezus, het is zelfs een bevel: bid! Zoek! Klop! En dat mag u dan ook vertrouwend doen – zeker als we de belofte horen die bij het bevel hoort: u zál gegeven worden, u zult vinden, er zal worden opengedaan. Durven we dat te geloven? Durven we biddend te leven – alles bij Hem te brengen in het vertrouwen dat Hij het dan goed maakt?
Zoveel tegenwerpingen kunnen er zijn. Is deze belofte wel waar altijd? Hoe meer je redeneert, hoe minder je uitkomt. Maar weet u nog, het gaat hier over het vertrouwen van een kind. Een kind redeneert niet maar gáát gewoon, vraagt gewoon!
Opvallend is wat er staat “de Vader zal goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden”. Dan moet je dat dus wel doen! Gebed is de voorwaarde om Gods zorg en zegen te ervaren. Of ja, voorwaarde… Dat klinkt zo beperkend. Het is gewoon de manier waarop het werkt! Jakobus schrijft in zijn brief ‘u hebt niet, omdat u niet bidt’.
Aan deze tafel mogen we proeven hoe goed de Here is. Maar niet alleen hier! Wie biddend leeft, zal dat vaker mogen ervaren. Vast en zeker! Vraag maar vrijmoedig. Er is niets te klein, er is ook niets te groot om voor te bidden. Je mag bidden voor álles wat je bezighoudt.
Laten we echter wel de goede volgorde aanhouden, juist om niet teleurgesteld te worden. De Here is niet een mooie optie om ons leven te verbeteren. Hij is onze Vader in de Hemel. Hij heeft u lief en is oneindig groot. Laten we dan onze prioriteiten door Hem laten bepalen. De volgorde van het ‘Onze Vader’. Wat is die volgorde dan? Eérst de dingen van God: Zijn naam, zijn rijk, zijn wil… En dan mogen we ook vragen wat wij zelf nodig hebben: dagelijks brood en vergeving. Dat laatste ook niet vergeten!
Want ja, de Here wil heel praktisch helpen. Maar onthoud dit: zoek éérst het koninkrijk van God, en al het andere zal u erbij gegeven worden. Niet als automatisme, maar als vaderlijke zorg. Durf te vertrouwen, en verleg uw zorg van uzelf naar de dingen van de Here. Durf te vertrouwen! De Here geeft zoveel, dat zien we juist hier – zou u dan uzelf niet aan Hem geven? Juist dán zult u merken hoe waar deze woorden zijn: ‘bid en u zal gegeven worden’.
En nee, dan krijg je niet alles wat je maar vraagt. Maar dan zal de Here zijn goede gaven geven. Geestelijk en lichamelijk, hemels en aards – want dat is niet te scheiden. Vertrouw maar op Jezus’ belofte!
Hier aan de Avondmaalstafel zien we vóór ons hoe de Here zijn goede gaven geeft: vergeving, zekerheid, hoop en Heilige Geest. We mogen ze dankbaar ontvangen. Laten we niet alleen nu, maar álle dagen leven van wat Hij geeft. Biddend en dankend, en bovenal: vertrouwend op Hem!

Amen