Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus

[intro: wie is Jezus?]
“Wie zeggen de mensen dat ik ben?” vraagt Jezus aan zijn leerlingen. Het is een vraag die je vandaag nog net zo kunt stellen! Wie zeggen de mensen dat Jezus is? Daar komen gegarandeerd verschillende antwoorden op. Destijds zei men ‘Johannes de Doper’, of ‘Elia’ of ‘een profeet’. En tegenwoordig? Jezus – ja, dat was wel een wijze man, zegt de één. De ander zegt: Jezus? Dat was toch een Joodse wonderdoener uit het begin van de jaartelling? Een moslim zal zeggen: Isa, hij is een grote profeet. Een Afrikaanse christen zegt: Jezus is machtig, machtiger dan alle geesten. Wie is Jezus? Een groot voorbeeld, iemand die stierf voor zijn idealen?
Mensen kunnen van alles vinden over Hem. Jezus vraagt echter verder: maar u, wie zegt ú dat Ik ben? Wie is Jezus voor ons? Eh… de Zoon van God natuurlijk, die stierf voor onze zonden, roept iemand met een goed-gereformeerde opvoeding. Ja, dat is waar. Maar kennen we Hem echt?
Het is een heel belangrijke vraag, ‘wie is Jezus’, zeker als u zich christen noemt. Immers, een christen is een volgeling van Jezus Christus. Vanmorgen hebben we hier het Heilig Avondmaal gevierd. In brood en wijn gaf Hij zichzelf aan ons. Zo dichtbij wil Hij komen. We horen telkens over Hem, zingen voor Hem… en toch kan het zijn dat we nog zoveel van Hem niet begrijpen. We zien het aan Petrus in het gedeelte dat we lazen. Hij geeft het goede antwoord op de vraag wie Jezus is: u bent de Christus. Maar direct erna blijkt hoe weinig werkelijk weet van Jezus’ missie. Weten wij werkelijk wie Jezus is en waarom zijn weg via het kruis ging?

[het voorafgaande: wie is Jezus?]
Het hele evangelie van Markus draait om deze éne vraag: wie is Jezus? Het gedeelte dat we zojuist lazen is daar een scharniermoment in. Voor het verband moet ik u even mee terug nemen. Meteen in de eerste zin van het Markus-evangelie wordt al antwoord al gegeven op de vraag wie Jezus is. Daar staat: “Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God”. Dus Markus, de schrijver, en wij, de lezers weten het al. En natuurlijk weet God Zelf wie Jezus is. Hij spreekt bij Jezus’ doop: “Dit is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb”. Maar de mensen die Jezus ontmoet? Begrijpen zij wie Jezus is? Daarover gaat deel één van het Markus-evangelie, vanaf het allereerste vers tot dat wat we vanavond lazen.
Jezus trekt daarin rond in Galilea, terwijl hij het Koninkrijk van God aankondigt en de kracht ervan laat zien. Het is ongelooflijk wat er gebeurt: Jezus geneest zieken, zelfs de meest ernstige – de gevreesde melaatsheid. Hij bevrijdt mensen die in de greep zijn van duistere machten – zelfs iemand die in de macht is van legioen aan demonen! Jezus stilt een storm. Jezus loopt op water. Hij geeft enorme mensenmassa’s te eten van een klein beetje brood en vis. Wat een macht, wat een wonderen! De mensen staan versteld.
Maar begrijpen ze ook wie Jezus is? Dat valt tegen! Hun reacties gaan ongeveer zo: “Wat is dit? Wie is dit? Zoiets hebben we nog nooit gezien!” Zelfs Jezus’ leerlingen vragen het zich af: “Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?” – hoofdstuk 4. Jezus’ dorpsgenoten zeggen “waar heeft Hij dit allemaal vandaan? Hij is toch de zoon van Maria, en de broer van Jakobus en Josef en de rest?” – hoofdstuk 6. Sommige mensen denken dat Jezus Elia is die is teruggekeerd, anderen Johannes de Doper. Maar het blijft bij gissingen. Er zijn vooral vragen, geen begrip. Op de vraag ‘wie is Jezus?’ heeft nog geen mens een goed antwoord gegeven – ik zeg bewust ‘geen mens’, want de demonen die Jezus wegjaagt herkennen hem wel, opvallend genoeg.

[inzicht: Jezus de Messias – maar welke?]
Maar nu, in Markus 8, begint er iets te dagen. Jezus’ leerlingen beginnen te zien wie Jezus is. Eerst vaag, maar langzaam scherper.
Wie is Jezus dan? Hij vraagt het ze zelf: maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben? Petrus antwoordt voor allen, zoals wel vaker. “U bent de Christus” of zoals hij het gezegd zal hebben “U bent de Messias”. Hè hè, eindelijk is het doorgedrongen, denk je dan als lezer van het evangelie. Het kostte even acht hoofdstukken, maar hier geeft iemand het goede antwoord: Jezus is de Messias!
Alleen… hoe helder ziet Petrus hier echt? Het hangt er maar net van af wat hij zich voorstelt bij het woord ‘Christus’ of ‘Messias’. Wat bedoelt hij eigenlijk, als hij zegt ‘U bent de Messias’? Onder de Joodse mensen uit die tijd leefden verschillende verwachtingen over Gods komende verlossing. Sommigen verwachtten een strijder die het volk zou bevrijden van overheersers, en zou regeren zoals eens David. Anderen verwachtten een soort hemelse rechter, die de volken zou oordelen en alles rechtzetten. Weer anderen verwachtten een messias die het Joodse volk weer de wet zou leren onderhouden. Maar hoe dan ook, als je ‘messias’ zei verwachtte je iemand met macht en majesteit. En zó dacht ook ongetwijfeld Petrus, dat blijkt wel uit het vervolg. Maar is Jezus zó? Een aardse strijder, een rechter, een wetgever, een volksbevrijder?
Laten we dit trouwens ook op onszelf betrekken. Wat verwachten we van Jezus en van God? Misschien dat Hij onze verlangens vervult. We wensen dat Hij ons een goed leven geeft hier, en dat Hij de problemen in de wereld eindelijk oplost. Dat Hij onze gebeden verhoort op ónze manier. Is het niet zo? Heel veel twijfel bij mensen komt hieruit voort: dat God, dat Jezus niet degene is die ze verwachten en dat Hij niet doet wat ze verwachten. Dan worden mensen zelfs boos op God, zoals Petrus hier op Jezus: ‘ja, maar zó kan het niet!’ Kennen we Hem echt, of is onze God voor de helft de weerspiegeling van onze eigen ideeën?

Petrus dacht aan een Messias met kracht en grootheid. Maar Jezus gaat meteen onderwijs geven dat een hel andere kant op wijst. Hij zal verworpen worden, Hij zal moeten lijden en sterven – en opstaan, maar ik vrees dat de leerlingen dat al niet meer hoorden. Wat Jezus hier zegt, botst compleet met hun ideeën! Ja, Jezus is de Messias, de Christus. Dat hebben ze terecht beleden. Maar hun ogen moeten nog verder opengaan!
Jezus spreekt hier over ‘moeten’ lijden en sterven. Hoezo moet dat? Dat legt Hij hier niet uit – de leerlingen zouden het ook niet begrepen hebben. Maar het hoort bij Jezus’ missie: ondergaan, lijden, sterven en juist zó bevrijding brengen. Het kán niet anders! Dat blijkt wel uit wat Jezus nog meer zegt.

[Jezus volgen = jezelf verloochenen. Wat dat is]
Op dit moment hoorden de leerlingen vooral dit. Jezus zal niet een eenvoudige oplossing brengen, niet aan hun verwachtingen beantwoorden. En dat betekent… dat betekent dat een volgeling van Jezus zijn dus ook niet een weg is naar winnen en naar welvaren. Waar zal hun meester hen dán brengen? Wat betekent Jezus volgen dan?
Jezus zelf voelt deze vraag als het ware hangen, en daarom gaat Hij verder met zijn onderwijs. Onderwijs dat ook voor ons is, zeker als we vanmorgen het Heilig Avondmaal hebben gevierd. Dan belijd je: ik hoor bij Jezus, ik ben zijn volgeling. Maar wat betekent dat? Jezus zegt er dit over: “wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen”. Dat is de opdracht die voor u en mij geldt, als we op deze eerste Lijdenszondag Jezus’ dood verkondigden aan de Tafel. Dat zegt Jezus: volg mij! Ik gaf mijzelf prijs, jij moet ook jezelf prijsgeven. Ik word gekruisigd, jij moet jezelf laten kruisigen. Dat wil zeggen: je ‘oude mens’, je bestaan zonder God, alleen gericht op jezelf, op genot en zelfbehoud, dat moet eraan! Wie Jezus volgt, moet zichzelf verloochenen. Zichzelf opgeven.

Dat is nogal wat! Om even een misverstand weg te nemen: jezelf verloochenen betekent niet per se negatief over jezelf denken. Nee, Jezus zegt elders dat je je naaste moet liefhebben als jezelf – dus dan mag je jezelf ook waarderen. Maar de crux zit in dat andere wat Hij ervoor zegt: dat je God liefhebt bóven alles. Dus dat je jezelf niet meer op nummer één hebt: jouw ontplooiing, jouw veiligheid, jouw belangen. Jezelf verloochenen is wat Jezus deed: wat God wil op nummer één, omdat je Hem liefhebt. Ook al gaat het in tegen je eigen belang of gevoel of ontplooiing of wat dan ook: niet ik, maar Hij! Dat is hoe een volgeling van Jezus leven moet. Dáártoe sterkt Hij ons aan zijn tafel, om Hem met onverdeeld hart te volgen. Niet ik, maar Hij! Dat is jezelf verloochenen en je kruis opnemen.

[onze onwil en onmacht tot zelfverloochening]
Wat de Here Jezus hier van zijn volgelingen vraagt, is veel méér dan niet alleen aan jezelf te denken. Dat dat niet goed is, begrijpen we ook zó wel. Niemand houdt van egoïsten, toch? Naastenliefde is een gewaardeerde deugd. Alleen, Jezus vraagt méér! Het is niet alleen ‘denk ook aan anderen’. Het is ‘denk níet aan jezelf’. Je kruis opnemen, dat wil zeggen: naar de plaats van terechtstelling gaan. Er blijft niets van je over. Je gaat eraan! God krijgt héél je leven, en jijzelf, die simpele eerlijke mens die vooral op gemak en rust gesteld is, hebt niets meer te zeggen… Dit gaat wel recht in tegen je natuurlijke verlangens, om daar vrijwillig voor te kiezen. Dat doe je toch niet?
Zelfverloochening. Jezus zelf doet het voor. Hij deed de wil van zijn Vader, in álles. Ook toen dat betekende dat Hij letterlijk aan het kruis zou gaan, door de vijandschap van mensen. Zelfs toen Hij zich dat ten volle realiseerde, zei Hij: niet mijn wil, maar de Uwe moet gebeuren! Kijk, dát is zelfverloochening. Zou u dat ervoor overhebben?

Stel dat je geloof belijden je het leven zou kosten, zou u ervoor uitkomen? En dat is dan nog een groot iets. Dat is ergens nog makkelijk, tussen aanhalingstekens. In tijden van vervolging hebben christenen wonderlijke moed laten zien. Maar jezelf verloochenen en je kruis opnemen, dat zit ook in honderd kleine dingen van elke dag. Tóch dat familielid bezoeken, al heb je geen zin. Je geldingsdrang betomen. Stééds weer de moeite nemen om te strijden tegen die slechte gewoonte. Elke dag opnieuw je trouwbelofte waarmaken aan een erg moeilijke partner. Trouw blijven in bidden en Bijbellezen, al voel je niets. Niet opgeven tussen die vervelende collega’s. En ga zo maar door. Een voortdurende strijd tegen jezelf, tegen de duivel en tegen de omgeving.
Lukt het u? Ik zal eens eerlijk zijn: het lukt mij niet! Echt niet! Ik hoor Jezus’ woorden, ik stem ermee in. Maar helemaal voor Gods wil gaan, en jezelf steeds weer inhouden? Het lukt me niet. Nog erger: ik wil eigenlijk helemaal niet. Ik wil gewoon een niet al te moeilijk leven. Het is niet eens dat ik ongewild struikel. Soms weet ik best: dit of dat is niét Gods wil. Maar je doet het toch. Omdat het prettig is, of de makkelijkste weg, of… Jezelf verloochenen, kruisigen. Het is zó onmogelijk. En dan val je jezelf ook nog tegen, omdat je fout zit. Wat een onontwarbare knoop! Het is zoals de dichter Van Lodenstein uitriep “hoe raak ik ooit mijzelven kwijt, om Jezus voor de eeuwigheid recht hartelijk te kiezen?” Wat zal een mens geven tot losprijs voor zijn leven? Hoe koop je je hieruit vrij?

[Jezus die zijn leven geeft als losprijs]
Kijk, en dán is de cirkel rond. Dan word ineens duidelijk waarom Jezus is zoals Hij is. Een Messias die moest lijden en sterven. Wij zouden zo graag een overwinnend leven hebben, achter een heldhaftige Heer aan. Maar zo is het niet! En zo is Hij, zo is Jezus niet! En juist zo past Hij helemaal bij ons. Hier stelt hij de vraag “Wat zal een mens geven als losprijs voor zijn leven?” En het antwoord is: ik kán niets geven. Ik kan mezelf niet loskrijgen van mezelf, van mijn ik-gerichtheid, welke prijs ik ook betaal. Maar dan nu het wonder: in hoofdstuk 10 zegt Jezus iets anders: “Hijzelf is gekomen om zijn leven te geven als losprijs voor velen”.
Jezus ging de weg naar lijden en dood, om zo een losprijs te betalen. Om u en mij vrij te maken van wat ons bindt. Wij kúnnen onszelf niet losmaken, maar Hij wel. En daarom was Hij de lijdende messias. Hij gaf zijn leven, voor ons! Hij verzoende zo al onze onheiligheid en ik-gerichtheid, al onze zonden en het vastzitten eraan. Hij betaalde de prijs, om ons te verlossen uit de klem van onze schuld voor God. Hij deed wat wij niet doen, en Hij droeg de dood in wat wij misdeden.
Maar nog meer: Jezus ging de weg naar lijden en dood, om zo ons met Hem te doen ondergaan, te doen sterven. Alleen zó kom je los van jezelf: door te sterven met Hem! Hij vernieuwt niet onze omstandigheden, of de wereld, terwijl we vanbinnen ons donkere zelf blijven. Nee, dáár begint Hij: met verzoenen en vernieuwen. Jezus gaf en geeft niet waar de mensen naar verlangen. Hij geeft wat ten diepste nodig is, nodig voor een echt nieuw begin.

Jezus is de Messias die leed, die zichzelf verloochende en zijn kruis op zich nam. En juist daarom: laten we het bij Hem zoeken! Altijd weer! Het Heilig Avondmaal is niet een herinnering aan wat Hij eens deed, terwijl we het nu zelf moeten doen. Nee, het Avondmaal verbindt ons aan de levende Here Jezus, door wie we mogen en moeten leven. In eigen kracht is een leven als christen zeer frustrerend: het lukt je nooit écht. Maar wie aan Hem verbonden is door de Geest, die mag leven uit Hem. Dan zul je jezelf verloochenen, je kruis opnemen en Hem volgen. Als je zo leeft, is het uit Hem. En als je mislukt, is er vergeving bij Hem.
Wat een zegen dan dat Jezus is wie Hij is! Wie dan? De lijdende Messias. Degene die geen makkelijk leventje-voor-de-wind brengt, maar de diepste vernieuwing en vergeving. Dat Hij daarvoor zelfs de weg wilde gaan van vernedering en kruis en dood. Dát is onze diepste hoop. Daar mogen we uit leven. Vandaag, gesterkt door het Heilig Avondmaal, en elke dag opnieuw. Want Hij leeft, en is met ieder die tot Hem gaat in geloof.

Amen