Gemeente van Jezus Christus,
[intro: God hoort?]
het thema van de preek vanavond is ‘God hoort’, God luistert. Heel belangrijk is het om dat te weten. Zeker als het vandaag Biddag is. Het heeft zin om te bidden, want God hoort, Hij verhoort! Ik hoop dat u voorbeelden kunt geven uit uw eigen leven, dat u bad en dat de Here luisterde. Uw gebed werd gehoord. Hij verhoorde. Wat is het mooi en bemoedigend om dat te mogen merken!
Maar… soms ervaar je ook het tegenovergestelde. Wordt je gebed wel gehoord? Vérhoord in elk geval niet! Misschien bidt u elke dag voor vrede op de wereld, en voedsel voor allen. Maar helaas, er gaan nog steeds kinderen dood van de honger, en de oorlog in Syrië woedt voort. God lijkt de wereld gewoon verder te laten gaan, of we nu bidden of niet. Of ook veel dichterbij. Je bidt om genezing voor iemand die je lief is, maar er komt geen beterschap. Je bidt om een relatie, maar je krijgt hem niet, of hij gaat weer uit. En ga zo maar door. God lijkt je niet te horen, of in elk geval niet te luisteren. Dan kan ook biddag een soort verplicht nummer worden. Als we nu eens níet bidden om een zegen over oogst en arbeid, zou het enig verschil maken?
Vanavond luisteren we naar een verhaal over Ismaël, de zoon van Abraham. Zijn naam ‘jisjma-El’ betekent: God hoort, God luistert. In de geschiedenis die we hoorden, overkomt hem en zijn moeder Hagar van alles. Al heet de jongen ‘Ismaël’ – God hoort – dat blijkt zeker geen garantie te zijn voor een leven zonder zorgen! En toch… toch blijkt zijn naam geen loze kreet te zijn.
[kort de geschiedenis]
Heel in het kort de geschiedenis. Abraham en Sara hebben eindelijk een kind gekregen. Isaak, de zoon die God al zo lang beloofd had. Alleen… er loopt ook nog een andere zoon van Abraham rond.
Ismaël, een tiener van zo’n 14 jaar. Het kind van Abraham en de slavin Hagar. Ismaël, hij zal weinig plezier hebben van deze geboorte. Nu is niet meer híj de erfgenaam, maar deze baby.
Sara ziet Ismaël lachen op een feest. En ze kan het niet hebben! De Herziene Statenvertaling zegt ‘spotlachen’ maar dat klopt niet helemaal. Er staat gewoon ‘lachen’ of ‘grappen maken’, meer niet. Maar Sara kan het niet hebben. Die jongen die daar zo vrolijk lacht – hij is een bedreiging voor haar eigen kind. Zal Ismaël zich zomaar opzij laten zetten? Zal hij straks zomaar toelaten dat heel de erfenis naar Isaak gaat? Ze voorziet al problemen. Wacht maar, het lachen zal hem wel vergaan! Ze eist van Abraham dat hij Hagar en Ismaël wegjaagt. Weg met deze concurrent!
Abraham heeft daar natuurlijk geen zin in. Ismaël is óók zijn zoon! Maar: God zelf komt tussenbeide en bevestigt wat Sara zegt. Zij zegt het uit nijd, God uit wijsheid. Het kan inderdaad niet goed gaan tussen deze twee, uit elkaar gaan is de enige oplossing. Met tegenzin doet Abraham wat God zegt. Hij geeft ze een voorraad brood en water mee, en daar gaan ze….
[Hagars tragiek]
Wat mij vooral treft in deze geschiedenis, is de tragische figuur van Hagar. Weinig vreugde heeft ze gekend! Een slavin uit Egypte, ooit als cadeautje aan Abraham gegeven. Later, als Sara merkt dat ze geen kinderen krijgt, wordt Hagar tot bijvrouw van Abraham gemaakt. Wat ze daar zelf van vond werd niet gevraagd, ze had maar met hem naar bed te gaan! Ze wordt zwanger, maar dat geeft alleen meer ellende. Ze kreeg direct problemen met Sara, haar meesteres, zo erg zelfs dat ze wegliep. Ze zwierf eenzaam door de wildernis, tot een engel van de Heer haar opzocht. Hij had haar teruggestuurd, maar ook gezegd: je zult een zoon krijgen, die je Ismaël moet noemen – God hoort. Want: de Here heeft uw verdrukking gehoord. Hij weet van je af!
Zo kwam Hagar bemoedigd weer terug, en ze baarde Ismaël – God hoort. De naam herinnerde haar telkens weer als Gods genade. Een tijd lang ging alles goed. Maar nu, nu Isaak geboren is, keert de ellende weer. De jaloezie en haat van Sara. Weer moet ze weg. Nu zegt zelfs God het! Nergens is ze thuis.
Goed, ze kreeg wel een belofte mee, die ze eerder ook al had gehoord: Ismaël zou tot een compleet volk worden. Maar wat heb je daaraan als je in de woestijn zwerft? Samen met haar zoon met de mooie naam gaat ze op weg naar Egypte, haar geboorteland. Je moet toch ergens heen? Maar blijkbaar raakt ze ze weg kwijt, ze zwerven door de woestijn die daar ligt. En tot overmaat van ramp raakt het water op dat ze bij zich hadden. Het ergste wat je kan overkomen in de woestijn. Ismaël vraagt om een slok water, de zon brandt… maar er is geen water meer! Ismaël krijgt dorst, maar ze kan hem niet helpen. Vreselijk moet dat zijn! Hij kan niet meer, hij gaat sloffen, hij valt… Uiteindelijk legt ze hem maar in de schaduw van een struik. Zelf is ze óók uitgedroogd, maar dat vergeet ze. Haar kind zal sterven! Ze durft er niet naar te kijken. Een eindje verderop gaat ze zitten en ze begint hard te huilen. Je zou haast mee gaan huilen.
Ja, en dan heet haar kind dat daar ligt dus wel ‘Ismaël’ – God hoort. Is die naam niet absurd? Is het niet eerder een aanklacht? Waar is God nu? God met zijn mooie woorden: ik heb uw verdrukking gehoord, toen, die vorige keer in de woestijn. Waarom laat Hij haar wéér in de wildernis dwalen? God, met zijn belofte: uw zoon zal een groot volk worden. Het loopt stuk op de harde werkelijkheid. Ismaël zal sterven. En daarna Hagar ook. En God, die zou horen…?
[link naar nu: Gods woorden mooi, maar…]
Wat is er waar van, dat God hoort, dat Hij luistert? Zo kunnen wij ook denken. Als je zelf in ellende zit die niet wordt opgelost, hoeveel je ook bidt. Of, misschien nog wel meer, als het slecht gaat met mensen om je heen, van wie je houdt. Als je ellende in de wereld ziet, oorlog, kinderen die sterven, waardoor de tranen je in de ogen springen. Wat kunnen al de mooie woorden van en over God, in de kerk en in de Bijbel, dan leeg lijken! Als je hoort van hulp en bijstand, van God die bij je is, van genade en kracht naar kruis – het kan zo botsen op de harde werkelijkheid. Waarom merk je er dan niets van? Waarom werkt het bij jou niet zo? Of waar in de wereld werkt het eigenlijk wél zo?
Hoort God werkelijk? Je bidt al zo lang voor je kinderen die niet meer geloven, maar je ziet geen effect. Je bidt voor je zoon en zijn vrouw, dat hun relatie beter zal gaan; maar ze gaan toch uit elkaar. En ga zo maar door. Soms stop je maar. Gods beloften uit de Bijbel lijken zo onwerkelijk. Net als bij Hagar, die grote beloftes voor haar zoon had gekregen van God. Maar waar loopt het op uit? Alle hoop lijkt vervlogen! Daar zit ze huilend, helemaal aan het einde. Ze bidt zelfs niet meer, het verdriet is te groot.
[God hoort Ismaël]
Maar… hoor! Daar is iemand, ineens. Daar klinkt een stem: ‘Wat is er met je, Hagar?’ Het is dezelfde stem die ze eens al hoorde in de wildernis. Het is de engel van de Here. Gods stem, ten diepste! Hij heeft lang gewacht, maar nu, nu blijkt dat Hij er toch is. Hier in de woestijn, waar alle hoop vervliegt, klinkt een stem “wees niet bevreesd!” Wat is dit ongelooflijk! God vergat niet wat Hij beloofde. Hij vergeet niet wie naar zijn naam genoemd is, ‘Ismaël’ – God hoort.
Ja, God hoort, op dit laatste moment. Wat hoort Hij dan? Hagars huilen? Ja, dat ook. Maar letterlijk staat er ‘God heeft naar de stem van de jongen die daar ligt geluisterd’. God hoort – naar Ismaël! Maar hoe kan dat? Ismaël ligt daar half bewusteloos en uitgedroogd. Hoe kan hij dan roepen? Hoe kan hij bidden? Nee, dat zal geen luid gebed zijn geweest. Een paar woorden misschien. Of misschien wel niet meer dan een gekreun. Of zelfs dat niet eens. Maar God hóórt het! Een kreun is genoeg, of een zucht – het ontgaat Hem niet! “God heeft naar de stem van de jongen geluisterd’ – wat roerend is dat! Juist op het zuchten van de minsten en zwaksten is zijn oor gespitst, zeggen de psalmen. Zo is Hij!
Dan blijkt de naam Ismaël toch geen leugen – ‘God hoort’. Want dan gaan Hagars ogen open, en ineens ziet ze een bron. Vlakbij. Ze kan haar zoon water geven, de waterzak weer helemaal vullen. De reis kan verder. Er gaat weer een toekomst open! opmerkelijk is dit gebeuren. Heeft God nu een groot wonder gedaan, een put geschapen in de woestijn? Nee, het enige is dat Hij Hagar een andere blik geeft, dat ze anders gaat kijken naar haar situatie. Zou dat tegenwoordig ook niet vaak gebeuren? Dat God als antwoord op gebed je een andere blik geeft? Dat je een bron vindt, ja dé Bron met een hoofdletter, waardoor je weer vérder kunt? En dan worden Gods beloften toch waar. Voor Ismaël, maar ook voor ons.
[God hoort ook nu]
Wat zit er in dit trieste Bijbelgedeelte dan toch een evangelie, een goede boodschap! God hoort. Hij hoort zelfs een kleine kreun, een zucht. Hij hoort zelfs de gebeden die woordeloos opstijgen uit je hart. “Hij is nabij de ziel die tot Hem zucht, Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht” zegt een oude psalm. Dit is geen goedkope zoethouder, dat leert deze geschiedenis wel. Hagar en Ismaël gingen door grote ellende heen. Veel begrijpen we niet. Waarom moest het zo gaan? En trouwens, het ligt ook aan de mensen. Aan Abraham en Sara en hun zogenaamde slimheid, en aan de verstoorde verhoudingen in hun tent.
Maar, in dit alles blijkt dat God een God is die hóórt, die luistert. Hij luistert naar mensen die in nood zijn en tot Hem roepen. Ook al hebben ze op dat moment niet zoveel geloof en niet zo’n mooi gebed. God lúistert. Onze God is een bewogen God! Je zou kunnen zeggen: Ismaël kon niet sterven, want dan zouden Gods beloften niet uitkomen. Dat is onbewogen redenatie. Maar de engel zegt het zo duidelijk: God heeft naar de stem van de jongen die daar ligt, geluisterd. Dat is bewogenheid, ontferming. Of dacht u soms dat de Here onbewogen vanuit zijn hoge hemel neerkijkt naar alles wat op aarde speelt? Nee, het ráákt Hem. Als Hij een kind hoort kreunen, als Hij een moeder hoort huilen, of ze nu christen zijn of niet. Als een Indiase arbeider zucht, omdat hij zijn gezin niet te eten kan geven, dan hóórt de Here het. Hij laat het niet ongemerkt passeren. Nee, Hij zal zich ontfermen. Hij zal komen om alles recht te zetten, om de tranen van de ogen te wissen. God hoort!
Dan moet ik denken aan Jezus. De ‘engel van de Heer’ in dit gedeelte wijst al op Hem. Hoe leek Jezus’ weg niet op die van Ismaël. Hij werd ook verworpen door zijn familie en verwanten. Hij moest weg, zodat anderen de zegen konden krijgen. Hij ging ook de dood tegemoet, terwijl geen mens zich over hem ontfermde. Ja, Hij riep ook: ‘ik heb dorst’ – toen Hij daar hing aan het kruis van Golgotha. Hij leek niet alleen, Hij wás door God verlaten. Bij Hem kwam er geen redding op het laatste moment. Hij ging eraan onderdoor, Hij stierf. En juist zó, zó maakte Hij alles anders. Zo opende Hij de weg naar God. Door Hem mogen we zeker weten: God is een God die hoort. Naar elke zucht, naar elke klacht. Naar elk gebed, op deze biddag of wanneer dan ook. In Jezus’ naam.
[slot]
En daarom: laten we bidden voor alles wat ons bezig houdt. Voor gewas en arbeid, voor nood en ziekte, voor zoveel dat kan kwellen. En nee, dan komt niet direct een oplossing uit de hemel vallen. Bidden is niet altijd eenvoudig. Maar weten dat onze God een God is die hoort, dat maakt alle verschil. Iemand zei eens: “gebed is een middel om het uit te houden in de voorlopigheid van het bestaan”. We zijn nu nog niet bij die dag, dat God voorgoed zal ingrijpen. Maar weet dit: Hij hoort. Hij hoorde Ismaël. Hij hoort ook u. Niet zomaar, maar om Jezus’ wil. Ja, dan mogen we vol vertrouwen straks bidden, vanavond en telkens weer. Er is een God die hoort!
Ik wil afsluiten met een lied dat wel geschreven lijkt voor bij dit Bijbelhoofdstuk – de koorleden zullen het zeker kennen:
“Vreugde of blijdschap, droefheid of smart,
er is een God, er is een God,
stort bij Hem uit, o mens toch Uw hart,
er is een God Die hoort.
Ga steeds naar Hem om hulp en om raad,
wacht niet te lang, ’t is spoedig te laat,
dat niet door twijfel ’t hart wordt verstoord
er is een God Die hoort!”
Amen