Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,
[I: samen verbonden door bekering]

de eerste christengemeente in Jeruzalem, daar hoorden we over uit de Bijbel. Ze zijn één, zo hoorden we verschillende keren benoemen. Eénsgezind breken ze het brood, en samen bidden we. Net zoals wij hier bijeen zijn vanmorgen! We breken het brood, zoals Jezus ons leerde, en we bidden en zingen samen. Het zijn de basisdingen van een christelijke gemeente, toen en nu.

Maar wat heeft ons eigenlijk hier samengebracht? En dan bedoel ik niet de aankondiging in de kerkbode van deze viering. Wat verenigt ons, en wat verenigde de christenen in die eerste gemeente? In Jeruzalem was het net Pinksteren geweest, en toen was het begonnen. De Heilige Geest was gekomen op de verzamelde leerlingen van Jezus, en toen konden ze niet meer zwijgen. In alle talen verkondigden ze de grote werken van God. Petrus, hun natuurlijke leiders, had een krachtige toespraak gehouden. “Jezus, die jullie vermoord hebben, is de Messias, de Heer!” Dat was zijn boodschap, en die had indruk gemaakt. Toen was eigenlijk die eerste gemeente ontstaan, toen mensen riepen: “wat moeten wij doen, broeders?” Petrus had gezegd: bekeer je, laat je dopen in Jezus naam, en je zult de Heilige Geest ontvangen. Deze drie dingen maken een groep christenen, een gemeente, één. Toen, maar ook nu!

Als eerste: bekering. Dat wil zeggen: opnieuw beginnen. Anders gaan denken, en daarom ook anders gaan doen. Als het goed is, zitten wij hier als bekeerde mensen. Dat woord roept misschien van alles bij u op, maar het is wel een basisding.  Dat u hebt gezegd: ik erken Jezus als de Heer, als mijn Heer. Maar u bent gaan ‘omdenken’: een ander is Heer, namelijk Jezus. En daarom doe je ook anders. Je wilt leven voor Hem – in de praktijk met alle gebrek, maar dát is je wens geworden. Ja toch? Christenen zijn mensen van het nieuwe begin!

Het tweede dat christenen verenigd, toen en nu, is de doop. Alleen als je gedoopt bent, kun je hier zitten. De doop wijst op dat nieuwe begin. Je gaat onder in het water, en komt er als een ander mens weer uit. Maar de doop wijst ook op de vergeving van de zonden. Schoongewassen word je innerlijk, zoals water je buitenkant schoon kan wassen. Vergeving, daar heeft Jezus zelf voor gezorgd. Hij heeft de zonde op zich genomen en de straf gedragen. Daarom mag ik nu rein en verzoend voor God staan. Dat is onze diepste hoop, die we vandaag vieren!

Ten derde is het ook de Heilige Geest die christenen verbindt. De Geest van Pinksteren. Hij geeft bekering, geloof, een nieuw begin. En daarin maakt Hij de gemeente één.  Zo was de eerste gemeente in Jeruzalem een eenheid, en zo mogen wij hier eensgezind samen het Heilig avondmaal vieren. Door bekering, doop en de Geest. Maar misschien kun je het nog wel korter zeggen: christenen horen bij elkaar omdat ze bij Jezus horen!Dat alles zien we in het bijzonder terug als we vandaag het Heilig Avondmaal vieren. Het heilig Avondmaal wijst op bekering: hier ontvangen we het voedsel voor het nieuwe leven. Het wijst, net als de doop, op de vergeving die Jezus brengt. En: het is de Heilige Geest die brood en wijn tot méér maakt dan voedingsmiddelen. De verbinding met Jezus, díe is centraal hier aan tafel. Kijk maar eens goed om je heen, en bedenk: wij horen bij elkaar! Maar kijk ook straks naar het brood en de wijn, proef het en bedenk: wij horen bij Jezus! Ik – met al mijn fouten, ik mag van Hem zijn. Vergeven. Leven voor Hem! En mijn buurman of buurvrouw: ook hij of zij heeft dat. Sámen zijn we de zijne! Ik, hij, zij, jij: één in Jezus Christus.Dat mogen we vieren bij brood en wijn.

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,
[II: samen volharden door te vieren]

we hoorden aan de vorige tafel hoe de eerste christenen een eenheid waren geworden. Ze waren opnieuw begonnen, ze waren gedoopt, en de hadden de Heilige Geest ontvangen. Precies hetzelfde dat ons als het goed is één maakt. Maar… ben je er dan? Als je maar bekeerd bent, als je maar gelooft in Jezus? Nee, dan begint het pas! Dan heb je nog een hele levensweg voor je, om te gaan als volgeling van Jezus.

Opvallend is daarom wat er staat over die eerste christengemeente, in vers 42: ‘en zij volharden’. In meer hedendaags Nederlands: ze hielden vol. Ook dát is nodig. Niet alleen een enthousiast nieuw begin, ook het volhouden op de weg van Jezus. Toen, maar nu net zo goed. Je hebt voeding nodig om vol te houden! En mede dáárom heeft Jezus het Heilig Avondmaal gegeven. Opdat u volhoudt, opdat uw leven met de Here gevoed en versterkt wordt.

Waarin volhardde de eerste christengemeente dan? Het Bijbelgedeelte noemt een aantal dingen. Allereerst de leer van de apostelen. Dat wil zeggen: helder blijven hebben wat je gelooft. Of beter gezegd: in Wie je gelooft. Het gevaar bestaat dat geloof in de loop van de tijd vervaagt tot een  gevoel, of dat het vervluchtigt tot een soort gemeenschapszin. Maar zo houd je het niet vol! Als mensen in de kerk tegenvallen, of als het gevoel verdwijnt, waar val je dan op terug? Op wat de apostelen verkondigden. Dan het gaat om Jezus, die gedood is en opgestaan. Dat er in zijn naam vergeving is, en dat je mag hopen op zijn komst. De leer, zeg maar wat de apostolische geloofsbelijdenis samenvat. Niet voor niets dat we die elke Avondmaalsdienst samen zingen. Maar ook deze maaltijd zelf wijst ons op de basiszaken van het geloof. Op Jezus, en hoe Hij stierf – zijn lichaam gebroken, zijn bloed vergoten. We worden gewezen op de vergeving die Hij zo bracht, en het leven dat Hij geeft.

Maar de eerste christengemeente volhardde ook in de gemeenschap, zo staat er. In het ‘een eenheid zijn’. Dat heb je net zo goed nodig om vol te houden! In je eentje geloven werkt niet, uiteindelijk. Geloven is een nieuw begin maken, we hoorden het. Maar alles om je heen is nog bij het oude. Hoe houd je dat nieuwe dan vast? Alleen sámen met anderen die het ook kennen. Daarom gaf God die eerste christenen in Jeruzalem aan elkaar. En daarom geeft Hij ons aan elkaar, hier in de kerk. Om vol te houden in deze wereld die van Hem niet weet.

Die gemeenschap uit zich op allerlei manieren, ik wil daar vanavond meer over zeggen. Maar allereerst wel in de bijeenkomsten van de gemeente. We lezen: ze volhardden in de gemeenschap, en dan kunnen we wel een dubbele punt zetten: in het breken van het brood en in de gebeden. Dat is precies wat wij vandaag ook doen: het brood breken, en bidden. Het brood breken, dat wijst natuurlijk op de maaltijd die Jezus instelde, het Heilig Avondmaal. Hij brak eens zelf het brood en deelde het rond. En toen zei hij: blijf dit doen, om aan mij te gedenken. De christenen zíjn het blijven doen, ook nu, tweeduizend jaar later. En zo zijn we een gemeenschap: rond het gebroken brood, rond de avondmaalstafel. Ten diepste: rond Jezus zelf. We worden niet slechts gewezen op een bepaalde leer, op de vergeving die Hij bracht – nee! Hij is hier zelf aanwezig, het hárt van onze gemeenschap. We mogen Hem ontvangen, in dat brood, en in de wijn natuurlijkEn dát helpt je het meeste om vol te houden in het geloof. Dat Jezus, onze Heer, niet ergens ver weg en onzichtbaar is. Maar dat Hij bij ons is. Dat Hij ons nu ontmoet, en voedt, en door zijn Geest de verbinding legt. Hij geeft zichzelf, aan u, heel persoonlijk. In brood en in wijn.

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,
[III: samen de Here vereren]

we hoorden hoe die eerste christengemeente ontstaan was, wat haar een maakte: het nieuwe begin dat ze hadden gemaakt door Gods genade. We hoorden ook hoe ze in dat nieuwe leven volhardden, volhielden: door de leer van de apostelen en doordat ze een gemeenschap vormden. Maar we lezen nog iets over deze eerste christenen. Namelijk dit: ‘ze loofden God’, zo vertelt het slotvers. Daar wil ik aan deze laatste tafel nog iets over zeggen.

‘Ze loofden God’. In de grondtaal kun je zien wat je in onze taal niet hoort: dat het hier gaat om en voortdurende activiteit. Ze loofden God maar niet eens een keertje, nee, daar was hun hele bestaan door gestempeld. God loven, voortdurend! Hem danken en de eer geven. Dat mag kenmerkend zijn voor het leven als christenen, als gemeente. Toen en nu evenzeer!

Waarom zouden we God de Here dan loven? Eigenlijk om álles waar het Heilig Avondmaal ons op wijst. Om alles wat ik hiervoor noemde. De christenen in Jeruzalem loofden God, omdat ze bij Hem mochten horen. Omdat er een nieuw begin mogelijk was geweest. Voor hetzelfde geld had God immers kunnen zeggen: over en uit! Jezus, de Messias, de Zoon van God, gedood – daarvan beschuldigde Petrus hen als inwoners van Jeruzalem. Het is wel de ergste misdaad die je je kunt indenken, van ongekende onrechtvaardigheid. Maar nu geeft God aan déze mensen een nieuw begin! Hun zonden worden afgewassen, de Heilige geest is ook voor hen. Wat een wonder! Zouden ze dan Hem niet loven en eren?

Om juist dezelfde reden mogen ook wíj de Here loven. Omdat Hij ons niet heeft afgeschreven. Goed, wij hebben Jezus niet gedood, dat was toen. Maar uit onszelf zouden we maar eind weg leven, zonder naar God te vragen. We zouden zijn toorn op ons laden door wat we doen. We zouden doodlopen, voor eeuwig. Maar nu is de goede boodschap ook naar ons gekomen! De Here is ons komen opzoeken, waar we ook waren. Hij zegt: je bent welkom bij mij! Ook jij mag opnieuw beginnen. Je zonden afgewassen in de doop, en je leven vernieuwd door zijn Geest. Is dat geen reden om Hem de eer te geven? En juist vandaag worden we er extra op gewezen. Zowaar als u mag delen in het brood en in de wijn, zó waar mag u delen in de vergeving die Jezus geeft. Zo waar als u nu aan tafel zit met de Heer zelf, zo waar mag u weten dat u welkom bent bij Hem.

Wat is er geen reden om te danken en te loven! Om vergeving, om een nieuw begin. Maar nog meer: de Here wil ons leiden door zijn Geest. Petrus zei het ‘u zult als gave de Heilige Geest ontvangen’. God is zó dichtbij! Hij wil zelfs ín ons komen. Net als het brood en de wijn ons lichaam binnengaan, zo is Hijzelf in ons door zijn Geest. OM te troosten, te leiden, te vermanen – om altijd bij ons te zijn. Hem zij de lof!

Het heilig Avondmaal heet niet voor niets ‘eucharistie’ in de Rooms-katholieke kerk. Alles wat het betekent is reden tot lof. Ik noem nog één ding: de toekomst waar het naar wijst. Nu al mogen we iets van Gods genade proeven. Nu al mogen we víeren – niet voor niets heet dat zo. Maar het is alles nog maar een voorproefje, een voorschot op de grote toekomst. Als eens Jezus komt en alles nieuw maakt. Dan zal de vreugde volmaakt zijn. Dan is de tent van God onder de mensen. Dan worden al zijn beloften waar en is de twijfel over. Zouden we daar niet naar uit zien? En intussen mogen we Hem al loven, ter voorbereiding op straks. Lof zij Christus in eeuwigheid!
Amen