Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: honger]
hebt u wel eens honger? Vast wel, want als je geen honger meer hebt, geen trek in eten, dan is er iets ernstig mis met je gezondheid. Hoewel, honger? Uw moeder zei het misschien wel eens vroeger: ‘jij hebt geen honger, je hebt trek – de kinderen in Afrika, díe hebben honger’. Maar feitelijk is dat een kunstmatig onderscheid: honger is gewoon verlangen naar eten en dat heeft ieder gezond mens. Gelukkig maar, want het zorgt dat je voor jezelf zorgt, dat je maatregelen neemt dat de honger overgaat!
Zo heb ik regelmatig honger rond een uur of vijf ‘s middags. Dan duurt het echter nog een uur voor we gaan avondeten, want eerder zijn vrouw en kinderen niet thuis. Op zo’n moment is de vraag: waar stil je je honger mee? Met iets ongezonds, een snelle snack? Met wat er toevallig maar voor het grijpen ligt? Die verleiding is groot. Een grote koek, of dingen snoepen. Maar verzadigt dat echt? Snelle suikers zijn zo weer weg. Het zou veel beter zijn om dan alvast een boterham met kaas te eten of iets dergelijks. Dat voedt pas echt en in veel gezonder.
Waar stil je je honger mee? Waar verlang je van nature naar, waar stop je je mee vol? En wat is echt goed voedsel? Ik zou er een hele preek over kunnen houden, maar laat ik dát niet doen. De Bijbel spreekt vanavond echter ook over voedsel en verzadiging, maar dan op een dieper niveau. Dáár zullen we het over hebben. Wat kan je werkelijk verzadigen, je leegte van binnen vullen en levenskracht geven?
[de context]
In het gedeelte dat vooraf gaat aan wat we lazen heeft Jezus op wonderlijke wijze duizenden mensen gevoed. Met vijf broden en twee vissen gaf hij een grote menigte mensen te eten. Op dit moment zijn de mensen weer bij Jezus gekomen. Ze zijn enthousiast over deze rabbi: hij kan ze zomaar brood in overvloed geven!
Jezus ziet hen komen, en Hij doorziet hen ook. Hij zegt prikkelend tegen ze: “Jullie zoeken mij, niet omdat je het wonderteken gezien hebt, maar omdat jullie van de broden gegeten hebben tot je verzadigd was”. Dat laatste heeft de indruk gemaakt. Jezus zegt zelfs ‘jullie hebben niet het wonderteken gezien’. Hoezo, ze hebben het toch allemaal gezien? Nou, dat is nog maar de vraag! Ze hebben allemaal gezien dat er veel brood en vis kwam. Maar hebben ze ook gezien wat dit wonder over Jezus zegt? Wie is Hij, dat Hij zo’n groot wonder kan doen? Niet voor niets noemt Jezus het een teken: het wijst ergens heen – het wijst naar wie Hij is. En dát hebben ze niet gezien.
Voor deze mensen is Jezus een voedselverstrekker, ze zijn gefocust op wat Hij geven kan. Dat blijkt wel uit het vervolg, als ze Jezus wijzen op hun voorvaders, die elke dag het manna in de woestijn kregen, het brood uit de hemel. Met andere woorden: Jezus, kunt U dat ook niet zo doen? Dat manna – we hoorden er vanochtend over – dat was toch wel méér dan wat U deed. Méér, en dan in letterlijke zin: grotere hoeveelheden, stabiele voorziening. Dat is waar hun gedachten heen gaan!
[verlangen naar te lage dingen, toen en nu]
Jezus doorziet hen. En hij zegt: “werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft!” Met andere woorden: hebben jullie geen hogere verlangens? Weet je niet dat ik veel méér kan geven? Eeuwig leven zelfs, nu en altijd!
De mensen met wie Hij sprak dachten veel platter. Brood en spelen, zou je kunnen zeggen. De Romeinse keizers wisten al dat je daar het volk mee tevreden hield. En ook hun verwachtingen van God waren erg aards. Aan de ene kant niet verwonderlijk: als de profeten spraken over de heilstijd die God aan zou laten breken, werd dat nogal eens in concrete in aardse termen beschreven. Goede oogst, overvloed, ieder zal zitten onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom. Maar de hoofdzaak was ook bij de profeten een andere: zij Gods volk, en de HERE hun God. Zijn wet in hun hart geschreven, en de HERE koning over allen. Die dingen lijken de mensen met wie Jezus spreekt niet erg bezig te houden.
Voor we nu ons hoofd schudden over de mensen toen: zou het nu veel anders zijn? Zijn de mensen, en zijn ook wíj, vak niet gefocust op al de dingen van het hier en nu? Dat je zekerheid hebt, en liefst overvloed. We zijn bezig met onze vakantie van aanstaande zomer. Met leuke dingen voor je gezin. Met je bedrijf of carrière. Waar gaat je verlangen naar uit? Misschien naar meer uren in een dag, of minder taken, zodat je meer rust hebt. Dán zou je gelukkig zijn. Misschien naar een nieuwe auto, of een uitbouw aan je huis. Dán heb je wat je wilt! En ga zo maar door. Wat zou u of jij graag willen hebben? En ik vraag dat ook aan mezelf. Dan moet ik toch zeggen: meestal dingen van het hier en nu die me bezighouden. Dáár wil je je voor inzetten, dar wil je voor gaan. Daar werken we voor, op wat voor manier dan ook. En is dat verkeerd? Nee, maar het is tóch gevaarlijk. Want zo kun je uit het oog verliezen wat echt waarde heeft.
In het bek ‘De Christenreis naar de eeuwigheid’ geeft de schrijver, John Bunyan, hier een mooi beeld bij. Hij vertelt over een man die voortdurend tussen de bladeren op de grond zit te harken en te zoeken. Rusteloos is hij daarmee bezig, blijkbaar denkt hij daar heel wat te vinden. Zoekend, opzij vegend… En intussen zweeft er een engel boven hem die een gouden kroon vast houdt, zo boven zijn hoofd. En geweldig mooie en kostbare kroon van glanzend goud. Hij is binnen handbereik zelfs! Maar de man ziet het niet, hij is te druk met zoeken op de grond. Van een afstandje ziet het er absurd uit, maar niet voor de man zelf… Is dit niet een beeld van hoe wij vaak bezig zijn? We zoeken schatten hier beneden, maar we vergeten de schatten die God ons wil geven. Jezus zegt: “werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft!”
[Jezus doel, geen middel]
Wat is dan de schat die God ons geven wil? Daarop is het antwoord heel eenvoudig: het is Jezus Zelf. Jezus is geen brood-gever, al kon Hij dat dus ook, Hij is zelf het brood! Het levende, het ware brood. Kijk maar in vers 32 tot 3. “Mijn vader geeft u het ware brood uit de hemel… Ik ben het brood des levens”. In de grondtekst ligt dan de nadruk sterk op ‘ik’, niet op ‘brood’. Ík ben het brood. Jezus is niet een gever, Hij is zelf de gave! Dat zagen de mensen om hem heen helaas niet. En… dat zien mensen van nu ook vaak niet. Ook wij kunnen vastzitten in de misvatting, ons focussen op de gaven en niet op de gever. Maar dan mis je waar het om gaat!
Een voorbeeld: als je Jezus ziet als degene die zorgt dat je in de hemel komt. Dan is Hij het middel, en jouw goede toekomst, of misschien moet ik zeggen, dat je een verzekering hebt is het doel. en zeker, Jezus geeft eeuwig leven! Maar dat is niet iets los van Hemzelf, zoals we straks nog zullen horen.
Nog een voorbeeld: dat geloof een middel is om gezegend te worden. Dat God degene is die ons kan beschermen en ons helpen als het moeilijk is. Dat is zijn taak, en een voorspoedig leven hier is je doel. Wat gebeurt er dan als wel ellende je overkomt? Als het in je leven allemaal niet lekker gaat, maar tegenslag je treft? Dan kun je boos worden op God, want Hij geeft niet wat jij wilt hebben!
Laten we hier niet te makkelijk om lachen, en doen alsof wij zoveel anders zijn. Er kunnen heel ingrijpende dingen een mens treffen. Zo waren er ouders van wie een kind ziek werd. Ze baden natuurlijk om genezing, om herstel, om een wonder… maar het kind stierf. De vader ging daarna nooit meer naar de kerk. Hij was teleurgesteld in God, boos op Hem. En is dat niet heel invoelbaar? Maar er zijn ook ouders die een kind verliezen, door zware tijden heengaan, maar het geloof behouden. Die zelfs zeggen: dit heeft ons uiteindelijk dichter bij Hem gebracht.
God wil ten diepste niet iemand zijn die allerlei dingen geeft, hoe goed ook. Brood, voorspoed, gezondheid zelfs. Hij wil zichzélf geven. Geen aards brood, maar levensbrood. Dat gaf Hij vanmorgen in het Heilig Avondmaal, dat we hier vierden. Maar dan is de vraag: wil je Hem? Gaat daar je verlangen naar uit, honger je naar Hemzelf? Of kan je ook wel zonder Hem, als je die andere dingen maar krijgt waar je nu aan denkt…?
[Hem kennen is eeuwig leven]
Jezus zegt: ik ben het brood des levens. Ik bén het brood dus, niet een brood-gever. En toch geeft Hij zoveel! Hij zegt “wie tot mij komt zal beslist geen honger meer hebben. Wie in mij gelooft , zal nooit meer dorst hebben”. Wat wil dat zeggen? Dit: dat Hij de diepste verlangens, de diepste honger in een mensenhart stilt. Als je Jezus ként, dan vind je verzadiging. Als Hij het is op wie je vertrouwt, dan is de honger voorbij. Wij trachten de honger, het lege gevoel van binnen, vaak te vullen met zoveel dingen: werk of juist ontspanning, spullen en plannen. Maar vaak is het een snelle hap die niet écht verzadigt. Een snelle kick, als je je laat meeslepen door een film, of als de berichtjes op je telefoon je moeten vullen. De honger komt weer terug! Of waarmee we ons mee vullen is ongezond: werken en nog eens werken bijvoorbeeld.
Maar Jezus zegt: leer Mij kennen! Dan zal het holle gevoel voorgoed verdwijnen. En dan is Hij geen middel om je leegte op te lossen, nee, Hij is zelf het doel dus. Leven met Hem en voor Hem, dát maakt alles anders. “hij in Mij, en Ik in Hem” zegt Jezus in vers 56. Delen in zíjn leven. Leven dóór Hem, vers 57. Eten, dat wil zeggen: Hij komt in je, zoals brood wanneer je het eet. Hij geeft levenskracht, Hij bouwt je op, je wordt ondeelbaar verenigd met Hem. Eeuwig leven, noemt Jezus het. Dat is niet alleen straks, als je sterft, dat is nú al. Een andere kwaliteit van leven, vervuld in plaats van leeg.
Er zijn mensen die weinig hebben en toch rijk zijn. Er is een eenvoudige vrouw met alleen AOW, die woont in haar kleine huisje en God dankt voor elke dag. Die weet Jezus’ rijkdom, die Hem om raad vraagt voor ze iets onderneemt. Een vrouw die oog heeft voor anderen, en die niet bang is om te sterven. Zij heeft gegeten van het levende brood, en daarom heeft ze álles!
Er zijn ook rijken die feitelijk arm zijn. Innerlijk leeg, maar die honger vullend met alles behalve het levend brood. Ik denk aan Donald Trump: schatrijk, president, knappe vrouw, veel invloed – maar rusteloos en richtingloos, voor zover ik dat kan beoordelen. Wie is er dan rijker? Of kijk anders eens naar het showbizz-nieuws op TV.
[het brood eten]
Hoe krijgt u of jij dan die rijkdom? Door het levende brood te eten. Dat wil zeggen: door in geloof verbonden te zijn met Jezus. Door Hem te aanvaarden als de Heer. Door te stoppen met druk te zijn voor al het andere, maar te doen wat Jezus zegt: ‘dit is het werk van God, dat u gelooft in Hem die Hij gezonden heeft”.
God weet hoe moeilijk, hoe onmogelijk dat is voor ons. Hij moet er ons de ogen voor openen, en dat wil Hij ook. Wij zien namelijk niet wat eeuwig leven is, strekken ons er niet naar uit. Té hoog, té groot. Maar Hijzelf wil het ons geven! Daarom mocht ik deze preek voor u houden. Daarom vierden we onder andere het Heilig Avondmaal. Om te leren ánders te zien, ons ánders te laten verzadigen. Hij geeft geen vijfgangendiner, dan zou de kerk snel vol zijn. Hij geeft een stukje brood, een slokje wijn. Is dat alles? Ja, dat is alles. Álles in de meest diepe zin van het woord. Want Hij geeft zichzelf erin. Wie in geloof dat brood at, die at het levende brood. Die kreeg deel aan Jezus en aan zijn leven. Hebt u zó Avondmaal gevierd?
Hij komt telkens weer naar ons toe, om het ons te geven: het leven uit Jezus. Vulling in plaats van leegte, rust in plaats van onrust. Eeuwig leven. Hij komt, en geeft u het besef: híer moet ik zijn, bij Hem. Hier mag ik zijn, genadig aangenomen. Wat is de tafel van Christus dan een gezegende plaats. Daar verandert je hele perspectief, daar mogen al onze verwrongen verlangens weer rechtgezet worden. Hij is het brood des levens! Als ik Hem maar heb, dan heb ik alles. Hij wil me alle goeds geven, zeker, maar bovenal zichzelf.
Gaat het u om Hem, en mij? Dat is de vraag! Maar één ding mag ik u verzekeren: het gaat Hem om u. En om mij. Daarom riep Hij ons naar zijn tafel, ja, daarom liet Hij zichzelf breken als brood. Wie tot hem komt zal nooit meer honger hebben, en wie in Hem gelooft zal nooit meer dorsten!
Amen