Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
in het jaar 1584 zou het gebeuren! In 1584, dan zou Jezus terugkomen, dan zou de wereld vergaan en alles nieuw worden. Dominee Bartholomäus Ringwaldt schreef een lied, gezang 279, waar we straks het laatste couplet van gaan zingen. ‘het duurt niet lang meer tot de tijd/ van Christus aan zal breken’. Ja, dat had Jezus al gezegd, aan het einde van de Bijbel: zie, ik kom spoedig! Maar dominee Ringwaldt wist zelfs wanneer: in 1584, toen hij dit lied schreef was dat over twee jaar al! Na veel Bijbelstudie was hij er vast van overtuigd geraakt: dán zou het gaan gebeuren. Stel je voor, dat je dat echt weet, dat de wereld nog maar twee jaar heeft! Wat zou dat met je doen? Bij Bartholomäus Ringwaldt zorgde het er in elk geval voor dat hij veel ging preken en schrijven om de mensen te waarschuwen. Iedereen moest er klaar voor zijn!
U begrijpt, deze voorspelling zat ernaast, anders zaten wij hier niet. In 1584 gebeurde er niets bijzonders, en in 1592 hertrouwde deze predikant toch maar… Wat over is, is zijn indrukwekkende lied, waar gelukkig geen datums in voorkomen.
De eeuwen door zijn er mensen geweest die wilden berekenen wanneer Gods koninkrijk aan zou breken. Denk aan de Jehova’s getuigen, die hebben beweerd dat in 1914 Jezus zou komen. Later werd dat: mensen die in 1914 geboren zijn, zouden het nog meemaken. Tegenwoordig houden ze het liever wat in het vage – wie in 1914 geboren is, is nu 105 als hij of zij nog leeft…
Toch is het een belangrijke vraag, we ontmoeten hem ook in het Bijbelgedeelte dat we zojuist lazen: wanneer komt het Koninkrijk van God? Wat is trouwens eigenlijk het koninkrijk van God? Daar zullen we vanmorgen bij stilstaan!

[context: het zoeken/rekenen naar de komst va het Koninkrijk]
Farizeeën vragen aan Jezus, we hoorden het: wanneer zal het koninkrijk van God aanbreken? Daar heb je die vraag naar het wanneer! Misschien was deze vraag ingegeven door dingen die Jezus had gezegd. In Markus 1 lezen we dat Jezus zijn optreden was begonnen met te zeggen: ‘de tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws!’ ‘Het koninkrijk van God is nabij’ – hoe dichtbij? Wanneer zou het komen?
Maar eerst moeten we even helder hebben wat de vraagstellers, en ook Jezus, met het Koninkrijk van God bedoelden. De Bijbel in Gewone Taal zegt heel eenvoudig, en terecht: wanneer komt Gods nieuwe wereld? Het gaat om de tijd die door vele profeten al voorspeld was. De tijd als God zou ingrijpen, Israël zou bevrijden, het kwaad zou worden weggedaan. Vrede en voorspoed en zegen. Kortom, alles wordt nieuw! God regeert, alles wordt goed. Die tijd zou aanbreken, zo was de algemene verwachting op grond van de heilige boeken, als de Messias komt. Gods koninkrijk, of je kunt ook vertalen: Gods koningschap. Dit was dé hoop voor Israël!
In de tijd van Jezus en daarvoor waren er heel wat pogingen ondernomen om te bepalen wanneer deze tijd zou aanbreken. De verwachtingen waren hoog. Sommigen meenden zelfs, zoals dominee Ringwaldt waar ik mee begon, dat ze het moment konden berekenen. Er waren discussies over onder de Joodse religieuze leiders. En nu komen ze het vragen aan rabbi Jezus: wat is uw visie op dit vraagstuk? Hebt u misschien ook een datum in gedachten, en waarom? U zegt immers dat het Koninkrijk dichtbij is!
Jezus geeft geen datum. Wij moeten dat ook maar nooit doen, een jaartal of datum aan Gods beloften hangen. Jezus zegt elders: ‘van die dag en dat uur weet niemand’. Hier zegt Hij net zoiets: ‘het Koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen’. Echter, Hij zegt nog iets, en dat is belangrijk!

[in Jezus is Koninkrijk al gekomen, wij er al in]
Jezus zegt niet alleen: stop met dat datumzoeken. Hij zegt ook: ‘Weet dit wel: het Koninkrijk van God is onder u’ – je kunt ook vertalen ‘in uw midden’. De vertaling van de NBV schrijft ‘het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik’, maar daarmee missen ze juist het punt waar het om gaat. Jezus bedoelt namelijk het volgende te zeggen: jullie vragen naar een tijdstip in de toekomst en proberen dat te bepalen. Echter, het koninkrijk van God ís al aan het aanbreken. De dagen van de messias zijn nu. De messias staat al in jullie midden. Met Mij begint Gods nieuwe wereld! Het koninkrijk van God is onder u!
Zó moeten we Jezus’ prikkelende antwoord opvatten, en daar zijn goede redenen voor. Zo past het veel beter in het geheel van het Evangelie. We horen daar hoe Jezus het Koninkrijk verkondigt, maar ook hoe hij dingen doet die bij Gods toekomst passen. Hij geneest zieken, Hij geeft voedsel aan velen, Hij drijft kwade machten weg, Hij maakt zelfs een dode jongen weer levend. In Lukas11 vers 20 zegt hij het heel duidelijk: ‘als ik door Gods hand de demonen uitdrijf, is het koninkrijk van God bij jullie gekomen’. Op al die momenten brak Gods nieuwe wereld al door! Ja, want Jezus is de Messias die de messiaanse tijd laat beginnen!
Dát is Jezus’ werk geweest, de hele tijd al. Hij brengt Gods koninkrijk, op allerlei plekken en allerlei manieren, en dat niet alleen. Hij roept de mensen op: word een mens van Gods nieuwe wereld, word een burger van Gods koninkrijk! Ga mee in mijn beweging van vergeving, van vertrouwen op God, van leven voor Hem. Laat er ook in jouw leven een nieuw begin zijn! De Farizeeërs die Jezus de vraag stelde: wanneer? waren waarnemers, op een afstand. Jezus wil echter geen waarnemers, maar deelnemers! Geen berekenaars, maar burgers!

[wij leven in koninkrijk]
‘Ik maak alles nieuw’, zegt Jezus ‘laat jij je ook vernieuwen?’ Dat is de vraag die Hij u en jou ook stelt vanmorgen. Wil je een mens worden van Gods nieuwe wereld, of ben je wel tevreden met de huidige? Heb jij al een nieuw begin gemaakt, je leven op God gericht, of draait het vooral om jezelf? Kom tot inkeer, zegt Jezus ook vandaag, want Gods Koninkrijk begint al. Ik breng het, en dan mag jíj erbij horen, nu!
Ja, nu al! Het is heel belangrijk om dit te beseffen. Geloof is niet een soort levensverzekering voor later. Geloof is leven in het spoor van Jezus, geleid door zijn Heilige Geest, in het heden! Wie Jezus Christus aanvaardt als Heer, die hoort bij God, nu al. Die hééft, zegt Jezus, eeuwig leven. Niet: die zal dat ooit krijgen, nee, die hééft het. Als je gelooft, is God koning in je leven, nu! Dan mag je, net als toen Jezus op aarde was, al veel van het Koninkrijk in je leven ervaren. Hij bevrijdt, ook vandaag, van wat mensen kan vasthouden. Je vindt troost bij verdriet, vrede die alle verstand te boven gaat, blijdschap en zekerheid die niet afhangt van de omstandigheden. Gods genezende kracht kan zichtbaar worden, ook in deze tijd. Zijn zegen verspreidt zich, onder allen die Jezus erkennen als de Messias.
Nogmaals, geloof is geen levensverzekering, het is ‘toekomstleven nu’! Dat is meteen ook een uitdaging. Hoe leef je in het hier en u als mens van Gods nieuwe wereld? Jezus zegt er veel over: vergeven, niet oordelen, omzien naar wie niet meetelt, en ga zo maar door. Het zal botsen met de oude wereld, soms dat het opvalt, soms dat het ergert. Maar hoe dan ook, houd vast wat Paulus zegt: ons burgerschap is boven! Is Jezus ís het nieuwe al begonnen, en wij mogen er bij horen! U ook?

[echter: toch ook nog niet… wederkomst staat uit]
Ja, maar… En hoe zit dan… Ik kan me voorstellen dat wat ik net zie, aan de ene kant mooi klinkt, maar aan de andere kant ook allerlei tegenwerpingen oproept. Gods koningschap, de realiteit van zijn nieuwe wereld, is vaak níet te merken, ook niet als je gelooft. Soms wel, als je vol bent met vreugde, je dicht bij God voelt en zeker van alles. Maar soms heb je grote moeite om je vast te klampen aan zijn beloftes. Soms zie je Gods kracht, als iemand op gebed geneest. Echter… anderen genezen niet!
Kijk, en dan zijn we bij wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt. Tegen de Farizeeërs zei hij prikkelend: het koninkrijk van God is onder u! Maar dan, opvallend genoeg, zegt Hij tegen zijn leerlingen iets dat haast het tegenovergestelde lijkt. Vers 23: “er komt een tijd dat jullie ernaar zullen verlangen om één van de dagen van de Mensenzoon te zien, maar jullie zullen die dag níet meemaken”. Wat raar! Het Koninkrijk is er al, in Jezus, en tegelijk zegt Hij tegen zijn leerlingen: jullie zullen die dag niet meemaken! Je zult verlangen ernaar, terwijl het er niet is. Hoe zit het nu?
Jezus spreekt hier over de tijd na zijn dood, opstanding en hemelvaart. De tijd waarin ook wij leven, dus we mogen wel meeluisteren. De komst van Gods koninkrijk duurt langer en is ingewikkelder dan de profeten begrepen. Jezus’ komst was wel het begin, maar nog niet de voltooiing! Dat is het mysterie van deze lijdenstijd: dat Jezus niet groots overwon, maar aan het kruis ging. Dat begrepen zijn leerlingen niet. Ze dachten dat Jezus de troon zou bestijgen, de vijanden zou uitschakelen, dat nú alle profetieën zouden uitkomen. Zie 19 vers 11, daar staat: “hij was nu dicht bij Jeruzalem en ze dachten dat het koninkrijk van God nú spoedig zou aanbreken”. Maar zo is het niet. Daar zit iets tussen. We horen het in ons Bijbelgedeelte: “zoals de bliksem flitst, zo zal de Mensenzoon verschijnen. Maar eerst moet hij veel lijden en door deze generatie verworpen worden”. Eerst het kruis, eerst de vernedering. Dan gaat Jezus naar de Vader, en dán zal hij komen met macht en majesteit. Dán zal Gods nieuwe wereld doorbreken, alle kwaad geoordeeld worden en alles nieuw worden.
Waarom deze omweg? Waarom bracht God in Jezus niet ineens de nieuwe wereld? Daar is veel over te zeggen. Omdat God ons mensen niet wil overrompelen met een invasie, maar wil trekken met liefde. Omdat er verzoening nodig was, omdat de zonde weggedaan moest worden. Omdat Hij de duivel moest verslaan. Omdat… Lukas houdt het erbij dat dit gewoon Gods weg is: door lijden tot heerlijkheid. Op geen andere manier komt Gods koninkrijk. Eerst het kruis, dan de kroon!

[gevolgen: leven in spanning]
Dit is het lastige: er zijn twéé komsten van Jezus. Eén toen Hij geboren werd en op aarde rondliep – toen werd Gods koninkrijk al zichtbaar, toen werd de beslissende overwinning behaald. Én zijn komst in heerlijkheid, zoals de bliksem flitst. En daartussen: een tussentijd, een tijd van spanning. Met de woorden in vers 22 en verder bereidt Jezus zijn volgelingen er al op voor.
Ook wij leven in de tussentijd, tussen Jezus’ eerste komst en zijn tweede. Dat is lastig, dat geeft spanning. Toen Jezus hier was, ja tóen… Toen was het zo dichtbij. Toen was Hij dichtbij, “het koninkrijk van God is onder u”. Zijn woorden, zijn wonderen. Ik begrijp mensen wel die zeggen: had ik maar toen geleefd! Ja, en straks, straks is er ook niets meer te twijfelen. Als Jezus komt, als deze wereld haar einde vindt, dan zal het voor ieder ook duidelijk zijn hoe het zit. Maar nu, nú heb je net noch het een, noch het ander!
Ja, en ik weet het wel. Jezus heeft zijn Geest gegeven, toen Hij ging. Hij geeft ons als gemeente aan elkaar. Geest en Gemeente zijn als het ware de boog die zich spant tussen Jezus’ tijd en de wederkomst. Maar die boog wordt steeds verder opgerekt, die boog staat onder spanning! Houd je het vol in de tussentijd? Dat is de vraag! Voelt u die spanning weleens? Om aan Jezus, om aan zijn rijk vast te houden in het hier en nu? Geloven is in zekere zin rust vinden, in God. Maar in een ander opzicht is het een zware inspanning, om te leven in de boog tussen toen en straks. U denkt misschien wel eens: was Hij het werkelijk, toen? Is Hij het echt, nu, voor mij? Komt dat koninkrijk nog ooit? Gelukkig, God geeft soms tekens van zijn rijk, zijn Geest helpt soms merkbaar, maar… nooit vanzelfsprekend! Voelt u hem?

[hoe volhouden: bidden en uitzien]
Is dit vol te houden? Daarom hoort dat begin van hoofdstuk 18 er ook nog bij. Jezus zélf zegt nota bene: ‘als de mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op de aarde?’ Dat spreekt niet vanzelf! Zal de boog niet breken?!
Kijk, en dan geeft Jezus ons tenslotte één les, die gelijkenis. Ik kan hem nu niet uitwerken, maar de boodschap staat er duidelijk boven: de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven. Die spanning voel je er in. Dit is een zaak van dood en leven! Hoe houd je het vol? Door altijd te bidden en niet op te geven. Waak en bid, dat je niet in verzoeking komt! Bidden, waarvoor dan? Dat God recht verschaft. Dat wil zeggen: dat Hij alles rechtzet. Dat Hij komt. Dat zal blijken dat je niet gek was, maar gelijk had. Dat Gods nieuwe wereld komt, en alles goed zal worden! Dat je Jezus zult zien en bij hem zult zijn. Bidt u daar wel eens om? ‘Heer Jezus, kom spoedig?’ Doe dat maar vaak! Dat houdt de spanning in uw geloof, als die weg mocht zijn, en tegelijk geeft het moed. Bid, dat Gods rijk komt. Bid, en geef niet op. ‘Geef niet op’ – wat dan? Om nu al te leven als mens van Gods toekomst. Om te blijven gaan op de weg van Hem die komt, en gekomen is. Niet in eigen kracht, maar door zijn Geest. Bid er maar om!

[slot]
Wat is dit Bijbelgedeelte dan vol spanning. Aan de ene kant: Jezus ís gekomen, en wie bij Hem hoort is al een nieuwe schepping. Door zijn Geest is Hij onder ons aanwezig! Deze kerk hier is een voorpost van zijn rijk! En aan de andere kant: de dagen van de Messias zijn er nog níet, we zien uit en zien ze niet! Daar hangen wij tussenin. Het ís volbracht! Het is niet voleindigd. Het verhaal is nog niet uit. Zál het wel een happy end hebben? Soms lijkt het allemaal zo in het luchtledige te hangen… Als de mensenzoon komt, zal hij ook geloof vinden op de aarde?
Hoe voorstelbaar is het dat gaan rekenen, wanneer de wederkomst zal zijn, om dáár houvast aan te hebben. Maar het is een doodlopende weg. Geloof is vertrouwen, geen tijdschema. Laten wij liever doen wat Jezus zegt: voortdurend bidden en niet opgeven.

Laat komen, Heer, uw rijk,
uw koninklijke dag.
Toon ons uw majesteit,
Messias, uw gezag!

(gez 294 LvdK, zie ook de rest van de coupletten)

Amen