Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, jong en oud,

[het verhaal van de rijke man]
We hoorden net uit de Bijbel het verhaal van de rijke man die bij Jezus kwam. Kinderen, jullie hebben het niet zo lang geleden gehoord op de kindernevendienst, dus ik denk dat het nog wel een beetje bekend is. Een hooggeplaatst persoon, een rijke man, komt naar Jezus toe. Je ziet hem voor je, in mooie kleren komt hij aangelopen. Hij praat een beetje deftig: ‘goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Hij bedoelt: hoe kan ik bij God horen? Hoe kan ik eenmaal voor altijd bij Hem zijn? Dat is wel een een heel goede vraag! Kinderen, wat denken jullie, en tieners: hoe kun je bij God horen? Wat moet je dan doen?
Misschien denk je: dan moet je leven zoals God het wil. Eerlijk zijn, niet schelden, niet pesten, naar je vader en moeder luisteren, andere mensen helpen… Als je zo doet hoor je bij God, toch? Dat is dan ook precies wat Jezus tegen de rijke man zegt. ‘U kent toch de geboden?’ Hij noemt er een paar: pleeg geen overspel, pleeg geen moord, niet stelen, niet liegen…’ Dat zijn de regels bij als je bij God wilt horen! Weet de rijke man dat niet? Ja, zeker wel. Hij heeft zich zelfs zijn hele leven eraan gehouden. Sinds zijn jeugd, sinds hij nog maar een kleine jongen was. Ik hoop dat jij en dat u dat ook kunt zeggen! Houd je maar aan Gods goede regels!
Maar weet je wat het is? Door je aan regels te houden hoor je nog niet bij God! Er zijn best veel mensen die niet in God geloven, en toch zich aan deze regels houden. En andersom: als jij, of als u zich nu niet aan Gods regels houdt, kun je dan niet bij Hem horen? Ik zal eerlijk zijn: ik heb wel eens gelogen, en gestolen, en mijn ouders niet geëerd… Geen hele grote dingen gelukkig, maar ik heb dan tóch Gods regels niet gehouden! Misschien heb jij dat ook wel. Kunnen we dan niet meer bij God horen?

[je niet aan God alleen durven overgeven]
Jezus gaat die rijke man iets leren, en ons allemaal. Hij zegt: je moet nog één ding doen. Verkoop al je spullen, en volg mij als leerling! Jezus had bijna niets, moet je weten en zijn leerlingen ook niet. Ze zwierven rond en leefden van wat ze kregen. Als de rijke man dat hoort, dan haakt hij af. Al zijn spullen verkopen? Al zijn geld weggeven? Dat is te gek!
Waarom zegt Jezus dit? Ik zei al, om de man iets te leren. Bij God mag je horen als je je aan hem toevertrouwt. Als je gelooft wat Hij zegt: dat Hij voor je zal zorgen, als je gelooft dat Hij van je houdt. Geloven, dat is al je geluk en al je zekerheid bij Hem zoeken. Om bij God te horen, hoef je alleen maar op Hem te vertrouwen! Dat zie je in het stukje ervoor: aannemen zoals een kind. Vertrouwen op Gods goedheid.
Kijk, en dat doet de rijke man niet. Hij wil dingen dóen, goede dingen. Maar gewoon vertrouwen? Hij heeft andere dingen om op te vertrouwen. Zijn geld – daarmee kan hij kopen wat hij nodig heeft. Zijn belangrijkheid – hij kan alles regelen. Daarom zegt Jezus: doe al die dingen nu eens weg! Durf je te geloven dat Gód dan voor je zal zorgen? Durf je je aan Hem over te geven en andere dingen los te laten? En dan blijkt: dat kan, dat durft de man niet.
Laten we nu maar niet op die man neerkijken! Ik denk dat wij vaak precies hetzelfde zijn, de grote mensen nog een stuk meer dan de kinderen. Zijn er naast Gods goedheid niet nog andere dingen waar we op vertrouwen? Ik zal u geruststellen: we hoeven niet allemaal al ons geld weg te doen van Jezus! Maar hoeveel zekerheid ontleen je er niet aan? Dat je werk hebt, dat je geld hebt om de hypotheek of de huur te betalen… Durf je ook te vertrouwen dat Gód voor je zorgt? Of je nu rijk bent of arm, of je een baan hebt of niet.
Of even voor de kinderen: misschien ben je best slim, of sterk, of snel. Maar denk je dan: ik red red me wel, door m’n slimheid, of doordat ik sterker ben, of… Wat nou als je níet zo was? Vertrouw je op God, of op dingen van jezelf? Dat is de grote vraag!
Weet je, weet u, wij doen het allemaal. Op iets anders dan op Gods goedheid vertrouwen. Of je nu vastzit aan geld, of vertrouwt op je verstand, of leunt op je grote voorraad energie. Alles loslaten, en je helemaal overgeven aan Gods zorg, dat is voor mensen eigenlijk onmogelijk.

[Jezus gaf zich wél helemaal over aan God]
Nou, denk je misschien, dat is wel heel negatief. Een kind denkt vanmorgen misschien: als God van mij zou vragen om al mijn geld weg te geven, dan zou ik het doen hoor! Nou, super – een voorbeeld voor de grote mensen! Of een volwassene zegt: in principe gaat God me toch boven alles. Ik wil Jezus volgen, in heel mijn leven!
Ik hoop dat u dat zegt. Dan mag u, of dan mag jij naast Petrus gaan staan. Petrus zegt: ‘wíj hebben alles achtergelaten om u te volgen!’ Zie je nu wel, er zijn mensen die wél doen wat de rijke man niet kon. Zich helemaal aan God overgeven, Jezus volgen en al het andere loslaten. Dit, wat Petrus zegt, is feitelijk de definitie van discipelschap – van helemaal christen zijn. Alles overgeven aan God, voor tijd en eeuwigheid alles van Hem verwachten. Ik hoop dat u in uw hart, of jij, die keuze hebt gemaakt net als Petrus: Jezus boven alles. Alleen op God vertrouwen en de rest mag wegvallen.
Maar… weet u wat het is? Diezelfde Petrus blijkt een tijdje later toch niet zo’n supergelovige. De kinderen weten dat vast wel. Toen Jezus werd gevangengenomen, zeiden mensen tegen Petrus ‘hé, jij hoort toch ook bij die Jezus?’ En wat zei Petrus toen? (…) Hij zei dat hij niet bij Jezus hoorde, hij verloochende Hem. Hij koos toch voor zijn eigen veiligheid, gaf zich niet over aan God – en brak Gods regels ook nog.
Nee, ook al bent u of en jij gelovig: verwacht maar niet teveel van je eigen vertrouwen. Er zijn écht wel andere dingen belangrijk voor ons dan alleen wat God wil en geeft. In crisis blijkt het soms ineens.
Eigenlijk… eigenlijk is er maar één die anders is. Dat is Jezus. Hij ging altijd alleen voor God, zijn Vader. Hij liet echt al het andere los. Hij had niet veel, ik zei het al. Maar al helemaal aan het einde van zijn leven. Hij wist dat ze Hem wilden vermoorden. En toch ging hij niet zijn eigen veiligheid zoeken. Nee, Hij ging de weg die de Vader hem wees. Hij ging naar Jeruzalem. Hij gaf zich helemaal over. Hij zei: “Vader, U zult het weten. Ú zult voor mij zorgen! En dat is genoeg”

[wat het Hem kostte]
Jezus is anders dan alle andere mensen. Hij is heel anders dan die rijke man. Van die rijke man mocht bij God horen niet teveel kosten – letterlijk. Bij ons vaak net zo. Maar kijk dan vanmorgen eens hoe ánders Jezus is. Kijk eens wat het Hem kostte om Gods weg te volgen. Hij, Hij deed het wél, wat de kosten ook waren.
En die kosten waren hoog. Heel hoog. Het staat er zo kort: ‘bespot en mishandeld en bespuugd, gegeseld en gekruisigd’. Dát kostte het Jezus. Besef het maar diep, kinderen ook, wat Jezus geleden heeft. Hij werd gevangen. Zijn handen werden op zijn rug gebonden, zodat hij geen kant op kon. Toen werd Hij in zijn gezicht geslagen – Hij kon zich niet verdedigen, Hij kon geen kant op. Hij werd uitgelachen toen het pijn deed. Ze spuugden hem in zijn gezicht – wat is dat vies en vernederend! Hij kon het niet eens wegvegen. Later, toen hij naar de Romeinen was gebracht, duwden ze een kroon van scherpe stekeltakken op zijn hoofd. Afschuwelijk! En dat niet alleen, ze sloegen zelfs met een stok óp die doornenkroon. Kun je het je voorstellen? Zoveel kostte het Jezus.
En het werd nog erger. Jezus werd gegeseld. Dat wil zeggen: hij werd aan een paal vastgebonden, en dan werd hij door een soldaat met een soort zweep hard op zijn rug geslagen. Telkens weer, en telkens wéér, tot zijn hele rug open lag. Wat moet dat een pijn doen! Zoveel kostte het Jezus. En dan tenslotte, nadat Hij een zware balk een heel eind had moeten dragen op zijn kapotte rug, werd hij levend aan een kruis vastgespijkerd. Het is niet voor te stellen, dat mensen elkaar zoiets aandoen! Maar zó is het gebeurd. En daar… daar is Jezus gestorven, terwijl onder het kruis veel mensen hem nog uitscholden en uitlachten.
Dat alles heeft Jezus geleden. Zoveel kostte het Hem. Maar Hij is niet gevlucht! Die rijke man haakte af, toen hij hoorde dat hij zijn geld moest loslaten. Jezus haakte niet af, ook niet toen Hij ging beseffen dat Hij zijn leven zou moeten loslaten. Nee, Hij gaf zich helemaal over Hij vertrouwd, en blééf vertrouwen: mijn Vader in de hemel weet wat goed is. Hij gíng naar Jeruzalem, Hij líet zich gevangen nemen, al kostte het het Hem dit alles. Zou jij of zou u dat ooit doen? Zou jij op God blijven vertrouwen terwijl ze je zulke dingen aandoen?

[Hij deed dit voor ons]
Jezus, onze Heer, deed het! Dat is het wonder van zijn lijden. Dat Hij dit lijden, een vreselijke misdaad van mensen en tegelijk de weg die God had bepaald, op zich nam. Vrijwillig. Hij had al zo weinig, en ook dát hield Hij niet vast. Hij koos niet voor zichzelf, tot het einde toe.
Begrijp jij daar iets van? Of u? De leerlingen van Jezus in elk geval niet. In de laatste zin die we lazen staat het met nadruk, op wel drie manieren: ze begrepen er niets van, het drong niet tot ze door, ze konden het niet bevatten. Het is ook onbevattelijk. Pas achteraf, in het licht van Pasen, kunnen we er iets van begrijpen. Allereerst dit: Jezus had gelíjk om op zijn Vader te vertrouwen. Hij stierf, maar… Hij leeft! Hij stond op uit het graf. Niet lijden, maar leven wint! Als je dat ziet, dat Jezus niet bedrogen uitkwam, zou dat u en jou en mij niet moeten aansporen om ons ook helemaal aan God te geven, al het andere los te durven laten als dat nodig is!
Maar nog veel belangrijker. Waarom betaalde Jezus zo’n hoge prijs? Het is… het is voor ons dat Hij dit deed! Om ons deel te geven aan Gods koninkrijk, aan het eeuwige leven. Want uit onszelf komen we daar nooit. Niet door Gods regels te houden, zoals die rijke man dacht. Ook niet doordat wij zo geloven, ons vertrouwend in de armen van God laten vallen – want dat doen we hoogstens half. Denk aan Petrus! Wij kunnen uit onszelf niet stoppen met steunen op andere dingen en alleen op God vertrouwen. Maar nu het wonder! Jezus deed het wél – tot het bittere einde, en in de moeilijkste omstandigheden. En Hij deed dat voor ons, in onze plaats. Door zijn lijden en dood, door zijn plaatsvervangende gehoorzaamheid en vertrouwen, mogen wij in Gods rijk komen. Hoe halfhartig en hoe ontrouw we uit onszelf ook zijn! Hij ging heel die weg voor ons. Hij gaf zijn leven, omdat wij het niet doen – ons leven aan God geven. Wat een wonder! Hij deed het!

[onze reactie]
Dan, tenslotte is er maar één passende reactie. Dat je heel dankbaar beseft: wat is de liefde van Jezus groot! Wat is Hij bijzonder, dat Hij dit wilde doen. Doen voor… voor mij! Kinderen, en volwassenen ook: vul je eigen naam maar in. Zeg het maar zachtjes bij jezelf: Jezus wilde pijn lijden en wilde sterven voor… mij. Dat wilde Hij doen! Zou je Hem dan niet danken? Dat gaan we straks ook doen als we gaan bidden. Bid maar mee! Zou je ook niet diep in je hart zeggen: Heer Jezus, U bent zó speciaal. Ik houd van U, ik geef u alle eer! Moeten we dan niet telkens weer voor Hem zingen om hem te prijzen!?
Wat is Jezus’ liefde groot. Hoe gaf Hij zich helemaal over. En hoe slap zijn wij daar tegenover. Hoeveel mag het ons kosten, om christen te zijn, om Hem te volgen? Want Hem volgen, dat is wat christen-zijn in de praktijk inhoudt. Is Hem kennen dan niet de grootste motivatie om ook minder voor jezelf te kiezen? Of ‘motivatie’ – wat een zwak woord. Als je Hem kent, wil de Heilige Geest je vormen naar zijn beeld. Want Hij, Jezus, deed het voor ons, maar Hij deed het ook ons voor. Opdat ook wij ons leren helemaal over te geven aan God, zijn weg te gaan zonder reserves. Wat kost het ons gewoonlijk weinig! Geen kruis, geen vervolging als in andere landen. Niet al ons geld, zoals de rijke man te horen kreeg. Maar wat kost het ons dan? Dit: ‘Hij stierf voor mij, ik leef voor Hem’. Je leven. Dat je, achter Hem aan, gevuld met zijn Geest, diezelfde keuze maakt, eens en telkens weer: ik wil Gods weg volgen, elke dag, en waar die mij ook brengen mag. Het begint in de kleine dingen. Je geeft alles, én je krijgt alles!

[slot]15
Ik sluit af met woorden van een oud lied:

‘o liefde, voor dit offer van uw leven,
wat kan ik, dan mijzelf ten offer geven?
Opdat ik nooit, hetzij ik leve_of sterve,
uw liefde derve!’
(gez. 181:6 LvdK)

Amen