Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[inleiding]
Als thema voor de preek vanmorgen heb ik gekozen voor “Solidair tot het uiterste”. Solidair-zijn, wat is dat eigenlijk? Een beetje een ‘links’ woord misschien op het eerste gehoor. In een woordenboek vond ik als synoniem ‘saamhorig’ of ‘lotsverbonden’. Als je solidair bent met anderen, dan hoor je samen. Je verbindt jouw lot aan dat van anderen. Afgelopen weken waren er de acties van basisschoolleraren, en daar zag je mooie voorbeelden van solidariteit. Een leraar van in de zestig zegt bijvoorbeeld: ‘ik staak niet voor mezelf, ik kom die laatste laatste paar jaar wel door. Maar ik staak voor mijn jonge collega’s, die minder verdienen en het steeds drukker krijgen’. Of een docent uit deze streek, die zegt: ‘hier valt het nog wel mee met het lerarentekort en de problemen. Maar ik sta zij aan zij met mijn collega’s uit de Randstad! Daar zijn zo grote tekorten, en zoveel probleemkinderen, daar is het haast niet te doen als docent’. Solidariteit! Een gevoel van ‘wij samen staan voor dezelfde zaak’. Dat proef je bij deze docenten. “Eén voor allen en allen voor één”. Daar zal het vanmorgen ook over gaan. Over ‘solidair tot het uiterste’

[de context]
Laten we naar ons Bijbelgedeelte kijken. Voor een goed begrip is het wel nodig dat we het verband kennen. Wat is er gebeurd? Israël had een gouden kalf gemaakt, en dat vereerd in plaats van hun God. Als u afgelopen zondagavond hier in de kerk was, hebt u er uitgebreid over gehoord.
Net hiervoor had de HEER een verbond gesloten met deze mensen, met Israël. Hij zou hun God zijn, zij zijn volk. Hij had de tien geboden gegeven. “Vereer geen andere goden naast mij”, “u zult geen beelden maken om die te vereren”, enzovoorts. Het volk had ingestemd: hier zullen we naar leven, Uw volk zullen we zijn! Ze kamperen zelfs nog op de plaats waar ze dat beloofd hadden. Bij de top van de berg hangt nog de wolk van Gods aanwezigheid. Mozes is daar met de HEER aan het spreken. Dan kun je je toch haast niet voorstellen dat ze dáár, en op dat moment, een gouden stierkalf gaan maken en vereren?? Maar precies dat is wat er gebeurt!
De mensen vierden feest en brachten offers. Maar de feestvreugde was van korte duur. Mozes kwam woedend van de berg omlaag, gooide de stenen platen met Gods regels kapot, vernietigde het kalf en nam harde maatregelen. ‘Wát hebben jullie gedaan?’

[wij als Israël]
Dat is de voorgeschiedenis van wat wij lazen. En zoals ik in de preek van afgelopen zondagavond al zei: laten we niet hard ons hoofd schudden over de slechtheid en stomheid van dit volk. Wij doen helaas stomme en slechte dingen. Wees eens eerlijk, is het niet zo? Best Gods geboden weten, maar er toch hard overheen gaan. Of iets anders gezegd: het volk zocht houvast bij iets anders dan de HEER – doe ik dat nooit? Eenvoudig vertrouwen en gehoorzamen en wachten op God, dat is vaak niet hoe ons leven eruit ziet. Toch? Al zullen we niet op opzichtige manier overtreden als Israël toen, toch is waar wat de Bijbel ergens zegt: wij struikelen allen in vele dingen. En de vraag vandaag is: hoe kun je dan toch bij de HEER horen?

[Mozes solidair met het volk]
Dat is ook de vraag die Israël zich moet stellen: hoe kunnen zij nog bij de HEER horen? De HEER is diep gekrenkt door dit kalf. De verbinding met Hem is weg, de relatie is gebroken – net zo gebroken als de stenen platen die Mozes stukgooide! Daar staat het volk, in de woestijn. Zonder God, zonder richting, door eigen schuld. Ver van het land van melk en honing. Hoe nu verder? Is er nog wel een toekomst voor hen?

Maar dan komen we bij het gedeelte van vandaag. Mozes staat op en spreekt tegen de mensen. “Jullie hebben zwaar gezondigd”, zegt hij. Ze knikken stom. “Maar,” zegt Mozes, “toch zal ik de berg opgaan. Misschien kan ik de Heer ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen”. Mozes zal voor het volk pleiten. Daar gaat hij, de berg weer op, naar God, als bemiddelaar. Eerlijk belijdt hij het: “Ach HEER! dit volk heeft zwaar gezondigd! Ze hebben een god van goud gemaakt!”. Hij voert geen excuses aan, hij geeft de fout eerlijk toe. Maar dan komt Mozes met een verzoek, een verzoek voor het volk. “HEER, schenk hun toch vergeving voor die zonde!”
Vergeving. Hier had Mozes kunnen stoppen, als hij een neutrale bemiddelaar was. Maar Mozes stopt niet! Hij zegt nog meer. Hij zegt “HEER, vergeef ze alstublieft! En wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt”. Dat is snel gezegd, maar gaat héél ver. “Schrap mij dan maar uit uw boek…” – het levensboek, het register van wie bij God hoort! Wat zegt Mozes nu?
Deze woorden vormen de kern vanmorgen. ‘Schrap anders míj maar’. Maar wat vraagt Mozes nu precies? ‘Wij, als christenen, die weten van die andere middelaar, Jezus, wij denken er al heel snel bij ‘schrap mij dan maar… in plaats van hen’. Dat laatste staat er echter niet! Er staat alleen: ‘wilt U hen niet vergeven, schrap mij dan maar’. Volgens mij is hier bedoeld: ‘schrap mij dan óók maar uit uw boek’
Het gaat hier, zo merkte ik inde voorbereiding, nu net niet om plaatsvervanging. De HEER zegt zelfs letterlijk: ‘alleen wie gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek’ – dat gaat lijnrecht in tegen de ons zo vertrouwde gedachte dat een onschuldige de straf draagt voor wie schuldig zijn. Het gaat hier om iets anders. Het gaat hier om solidariteit. Solidariteit tot het uiterste. Hij zegt: als U niét met ze verder gaat – en dat zou verdiend zijn – dan hoeft het voor mij ook niet meer! Met andere woorden: moet het volk omkomen, dan wil Mozes ook omkomen.
Mozes heeft niet meegedaan met de zonde van het volk. Hij heeft niet geknield voor dat gouden kalf. Maar hij is hier solidair met zijn volk, tot het uiterste. Hij verbindt zijn lot aan dat van hen. Hij wil niet verder zonder Israël. Dat had de HEER hem aan het begin van het hoofdstuk aangeboden: ik maak van jóu wel een groot volk, in plaats van hen. Maar dat wilde Mozes totaal niet. Hij wil alleen doorgaan als zij óók leven, als God ze vergeeft.

[Mozes als type van Christus]
Deze adembenemende uitspraak komt niet uit de lucht vallen! Het is de climax van een hele weg. Mozes was opgegroeid in het koninklijke paleis van Egypte. Maar hij deed afstand van zijn positie. En waarom? Mozes wilde bij de Israëlieten horen. “Liever werd hij met het volk van God slecht behandeld, dan vluchtig voordeel te hebben van de zonde”, staat in de Hebreeënbrief. Toen begon het al, die solidariteit!
Het is opvallend hoeveel Mozes hier lijkt op Jezus Christus, onze Heer. Hij is de zoon van God, opgegroeid in het hemelse paleis bij zijn Vader, zogezegd. Maar hij deed afstand van zijn positie. Hij wilde één van de mensen zijn! “Hij hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van… Hij werd gelijk aan een mens”, schrijft Paulus.
Dat is geen gemakkelijke keuze. Mozes heeft wel ervaren dat het een zware weg was, één van de Israëlieten te zijn. Zodra hij die keuze maakte, begon de ellende al: hij moest vluchten, weg uit zijn luxe leventje. En later, toen hij leider van het volk werd, wat heeft hij niet moeten verdragen! We hebben er in een eerdere preken iets van gehoord, hoe ze mopperden en onredelijk deden. Zijn keus om bij dit volk te horen leverde Mozes weinig voordeel op.
Zo is het bij Jezus ook. Hij werd één van het mensenvolk. En voor Hem werd dat net zo goed een weg van lijden en moeilijkheden. Wat heeft hij niet allemaal meegemaakt! Ongeloof, onbegrip. Spot en haat van de leiders en zelfs van het hele volk. En u weet hoe waar het op is uitgelopen… Het kruis. Maar toch keerde Hij zich niet af. Nooit zei Hij: dit gaat te ver, nu stop ik. Nee, want dat is nu de goede boodschap: Hij wil bij de mensen horen, bij ons mensen, hardnekkige dwaze zondaren. Hij was als enige onschuldig, net als Mozes toen. Maar toch wil Hij met ons mensen meegaan, tot in de diepste diepten van ons bestaan. Hij deelde ons mens-zijn tot het uiterste, tot de dood!
Waarom doet Mozes, waarom doet Jezus dit toch? Ik kan maar één reden verzinnen. Blijkbaar houdt hij echt van ze, die eigenwijze, dwaze, zondige mensen. Anders doe je zoiets niet, nooit! En Jezus ging verder dan Mozes, in solidariteit tot het uiterste. Want Mozes zégt het hier, dat wil sterven als zijn volk moet sterven, maar het gebeurde niet. Bij Jezus echter gebeurde het wél!
Kijk, en dat is nu precies waar het Heilig Avondmaal ons komende zondag op wijst. Hoe de Heer is gekomen, en bij ons wil zijn. Hoe Hij zijn lot aan dat van ons verbond. Hoe hij zelfs de dood inging, net als wij allemaal dat moeten. Brood en wijn wijzen ons erop hoe ver Hij ging: zijn bloed vloeide, zijn lichaam werd gebroken. Brood en wijn wijzen erop hoe groot zijn liefde is, zijn liefde voor ons, mensen die verkeerd doen en de HEER vergeten. Als het brood en de wijn u wordt aangereikt, is het alsof Hij zegt: zozeer verbind ik mijn lot nu aan dat van jou. Én, zozeer is jouw lot nu verbonden aan Mij, aan Mij die leef! Solidariteit: de Heer aan ons verbonden, en wij aan Hem!

[Voorbeeld Janusz Korczak]
Ik wil u vanmorgen graag een verhaal vertellen, een waargebeurd verhaal. Het is het verhaal van Janoesj Kortjak, een bekende Poolse kinderarts en schrijver. Hij had een groot weeshuis voor Joodse kinderen in Polen. Maar toen kwam de Tweede Wereldoorlog. De Nazi’s veroverden Polen, en dat niet alleen , ze brachten hun Jodenvervolging mee. Het weeshuis moest verhuizen naar het grote getto van Warschau. Kortjak ging bij het weeshuis inwonen, in het getto, hoewel hij eronderuit had kunnen komen. “Ik móet bij mijn kinderen zijn”, zei hij, solidair. Zo ging ook hij naar het getto. Twee jaar ging alles redelijk goed met de kinderen. Maar in 1942 gingen de Duitsers het weeshuis ontruimen en de Joodse kinderen deporteren naar een vernietigingskamp. Ze hadden gezegd dat ze kwamen, en Kortjak hoefde niet mee, al was hij zelf ook Jood. Hij was te bekend in Polen en daarbuiten.
Op een morgen kwamen Duitse soldaten alle kinderen ophalen. Ze stonden klaar, in hun beste kleren, in rijen van twee, en… dr. Kortjak stond aan hun hoofd. Hij hoefde niet mee, maar hij ging wel mee! Hij was solidair met die kinderen, tot het uiterste. Als zij op transport moesten, wilde hij ook op transport. Als zij vermoord moesten worden, wilde hij ze niet in de steek laten. Hij ging mee, en samen met het hele weeshuis zijn ze omgekomen, in vernietigingskamp Treblinka. In Warschau staat een monument ter herinnering aan deze bijzondere man, evan als in Yad vShem in Jeruzalem.

Dat is nu solidair tot het uiterste! Dat is aangrijpend. Dat is niet natuurlijk, wij kiezen gewoonlijk voor onszelf. Des te bijzonderder als het anders gaat, dat maakt indruk! En zo, zó deed Jezus. Liever dan ons ten onder te zien gaan, ging Hij samen met ons onder. Hij had niet gehoeven! Hij was daarboven, bij God, niet beneden in onze woestijn. Maar hij kwam, hij kwam hélemaal aan onze kant staan. Hij ging tot het uiterste. Als Mozes. “Verdienen deze mensen om geschrapt te worden uit uw boek, Vader? Dan wil ik ook geschrapt worden uit uw boek. Want ik hoor bij hen, en zij horen bij mij! Schrap mij dan maar… Ik wil niet zonder hen zijn!” Hij wilde liever sterven en verworpen worden met ons, mensen, dan zonder ons terug naar God zijn Vader. Hij bleef mens met ons, vóór ons, tot op het allerdiepste. Wat een liefde!
En laten we dan wel beseffen: de liefde van Jezus is nog oneindig dieper en onbegrijpelijker dan die van dr. Kortjak. Want waar dokter Kortjak solidair was met onschuldige kinderen, was onze Heer solidair met… hardnekkige en dwaze en zondige mensen! Tot het uiterste. Ongelooflijk, niet te bevatten!

[slot]
Dat mogen we vol ontzag gedenken bij het Heilig Avondmaal komende week. Hóe ongelooflijk diep onze Heer ging om ons te verlossen. Hoe hij solidair was tot het uiterste. Waarom? Uit pure bewogenheid, liefde voor mensen. Geen goede mensen, maar slechte. Op zijn best dwaas, maar nog vaker hardnekkig.
Zo’n Heer hebben wij! Zouden we dan niet heel diep voor Hem buigen? Hem aanbidden en eren, en heel diep liefhebben. Moge dit wonder, hoe Jezus tot het uiterste ging, dieper en dieper tot ons doordringen! En moge het vieren van het Heilig Avondmaal daarbij helpen. Het delen in brood en wijn, in zijn lichaam en bloed. Het weten wat Hij deed… voor u, voor jou!
Dan vormt dat je geloof, én je gedrag. Dan zul je niet snel afstand nemen van mensen die domme of slechte dingen doen, of die mislukt lijken. Nee, wie van Jezus leert gaat náást ze staan. Niet veroordelend, maar vereenzelvigend. Solidair. Ja, solidair met mensen waar van alles op is aan te merken. Met mensen die niet eens aardig doen tegen jou. Kan dat? Kun je je daar iets bij voorstellen? Uit onszelf kan dat echt niet. Maar het is de weg van Jezus. Zoals Hij niet voor zichzelf leefde, maar zich gaf zonder iets terug te verwachten, zich verbond zonder voorbehoud, zo worden ook wíj geroepen.
Dat klinkt heel mooi, maar dat ís heel moeilijk. Misschien begint het wel met stil worden. Stil worden en knielen voor Jezus. Geraakt worden door zijn liefde. Solidair tot het uiterste – dat was alleen Hij. Wij halen dat echt niet. We lijken op Israël, meer dan we waar willen hebben. Maar wat is het dan een zegen dat er ook voor ons een bemiddelaar opstaat, net als Mozes dat deed voor hen. Jezus Christus is het,die zich geheel aan ons verbond. Diemens werd als wij, en Heer is. Die stierf en leeft voor eeuwig, en ons met zich meeneemt. Aanbid Hem maar, de Koning die een knecht werd. Hem zij de lof in eeuwigheid!

Amen