Tags
Gemeente van Jezus Christus, thuis en hier,
[intro: sint Antonius]
ik wil u en jou meenemen naar het jaar 269 na Christus’ geboorte. In een kerk in het Egyptische Alexandrië staat een jongeman naar een preek van de bisschop te luisteren. Antonius, zo heet de jongen, is nog maar 18 jaar oud. Toch is hij al wees. Allebei zijn ouders zijn kortgeleden gestorven. Antonius hoeft echter niet bang te zijn voor zijn toekomst: zijn ouders waren schatrijk. Ze hebben hem veel bezittingen en een groot stuk land nagelaten. Antonius is in de kerk, zoals hij dat elke zondagmorgen doet – hij is een serieuze jongen. Maar vandaag…ineens spert Antonius zijn ogen wijd open. Het lijkt wel of de bisschop alleen voor hem preekt! Het gaat over de rijke jongeman, over wie wij vanmorgen ook lazen. Ik lijk wel op die man, beseft Antonius. De bisschop haalt de woorden van Jezus aan, en ze dringen diep tot hem door: “één ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dán zult u een schat in de hemel bezitten”. Dat is op mij gericht, denkt Antonius. Hij gaat naar huis, diep in gedachten. De volgende dag legt hij wat geld apart voor zijn zus die bij hem woont. De hele rest van zijn geld geeft hij weg aan de armen. Het land dat Antonius van zijn ouders heeft geërfd, verdeelt hij onder de dorpsbewoners. Ook zijn andere bezit verkoopt hij. Daarna verlaat hij zijn woonplaats en gaat in de woestijn leven als kluizenaar.
Kijk, dát is nog eens iets doen met een preek! Of gaat dit toch wel erg ver? En… is dat eigenlijk wel de bedoeling? Vraagt Jezus dit van ál zijn volgelingen? Was het niet alleen een opdracht voor één man toen? Lees verder