Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: onwaardig]
We hoorden uit de Bijbel het verhaal van de Romeinse hoofdman en zijn zieke knecht die door Jezus wordt genezen. Nu komt er in deze geschiedenis een zin voor die in de rooms-katholieke kerk ongeveer elke zondag klinkt. Het zijn woorden die elke keer klinken voordat de gelovigen aan de eucharistie deelnemen, wat bij ons het heilig avondmaal heet. Dan spreken ze samen woorden die de hoofdman ook zei, een eerbiedige belijdenis: “Heer ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn ziel zal genezen”. Eén woord gewijzigd: niet ‘mijn slaaf’ maar ‘mijn ziel’ zal genezen. Daar ligt echter de nadruk niet op; de nadruk ligt op het begin: “Heer ik ben niet waard dat u onder mijn dak komt”- ik ben niet waard dat u bij mij komt. Want dat is immers wat gebeurd in de eucharistie, in het avondmaal: Jezus zelf komt bij ons in brood en wijn. Dat is een groot wonder!
‘Ik ben het niet waar dat u tot mij komt’ – ik kan mij voorstellen dat deze woorden heel verschillende reacties kunnen oproepen. De een zal zich er misschien in herkennen, hij of zij voelt heel sterk de heiligheid van het heilig avondmaal. Vooral vroeger was dat sterk, we hadden het er onlangs over op de belijdeniscatechese: best wat mensen deden wel belijdenis, maar namen niet deel aan het avondmaal. Dat was toch te heilig! ‘Ik ben niet waard dat u tot mij komt’ – juist dat gevoel. Maar ook nu is deze houding niet onbekend. Voor een ander roept zo’n instelling misschien juist vervreemding op: We mogen toch vieren dat Jezus van ons houdt en dat we bij hem horen? Wat is dat dan voor zwaar gedoe over niet waard zijn?
Nu vieren wij komende zondag het heilig avondmaal, en deze zondag mogen wij ons daar al op voorbereiden. Het lijkt me daarom juist goed om eens bij deze woorden stil te staan.
[het verhaal]
Op de plek waar we in de Bijbel begonnen te lezen, zijn we net na de hoofdstukken met daarin Jezus’ Bergrede. Na die hoofdstukken waarin Jezus’ onderwijs staat opgeschreven, komen nu twee hoofdstukken waarin daden van Jezus worden beschreven. Jezus is nog maar net afgedaald van de berg of daar komt al een zieke naar hem toe, iemand die melaats is. Jezus raakt de melaatse aan en geneest hem. Uit zijn wóórden proefden de mensen al zijn macht, maar nu zien ze die ook in wat hij dóet. Dan gaat Jezus verder naar Kafarnaüm. En opnieuw komt er iemand naar hem toe die zijn hulp nodig heeft. Ditmaal Is het niet een melaatse man, maar een centurio van het Romeinse bezettingsleger, iemand met het bevel over 100 soldaten. Een belangrijk iemand, en duidelijk geen Jood. Maar hoe belangrijk deze man ook mag zijn, hij buigt voor Jezus. Hij smeekt hem om hulp: heer, mijn jongen ligt verlamd op bed en lijkt hevige pijn! Help me!
De vertaling die wij lazen zegt dat het gaat over zijn slaaf. In de grond tekst staat echter letterlijk ‘mijn jongen’. Het kan goed zijn dat het inderdaad gaat om de zoon van deze hoofdman. Ook als dat niet het geval is spreekt uit deze woorden de genegenheid die de man heeft voor zijn slaaf, hij noemt hem ‘mijn jongen’. Stel je voor, dat je kind plotseling verlamd raakt, of iemand om die je veel geeft! Wat moet je dan? De dokter halen – maar die, stond zeker in die tijd, veelal machteloos. Zal dit blijvend zijn? Zal het misschien spontaan bijtrekken? Of zal het verergeren, zal hij misschien sterven? Je voelt wel hoezeer het de hoofdman aan het hart gaat. Hier is nood, hier is hulp nodig.
De centurio weet waar hij hulp kan vinden. Het is bij Jezus. Hij zoekt op de juiste plek! Bij Jezus mogen ook wij komen met al onze nood, alles wat ons bezorgd maakt of waar we mee zitten. Doen we dat ook? Deze heidense hoofdman gaat ons erin voor. Blijkbaar was Jezus geen onbekende voor hem. De evangelist Lukas vertelt hoe Jezus zijn werk begon door te preken in de synagoge van Kafarnaüm. We mogen best wel aannemen dat de man Jezus al vaker heeft gehoord en gezien, dat hij wist van Jezus macht. Naar Hem gaat hij nu om hulp, net als wij mogen doen.
[onwaardig toen en nu]
Jezus hoort de man, Hij ziet de nood en hij is bewogen. Zoals altijd wil hij helpen wie hem om hulp vraagt. Ook al is deze man een heiden, niet een jood, ook al is hij deel van het gehate bezettingsleger – Jezus wijst nooit iemand af die in nood tot hem komt. Geloof dat maar!
Jezus antwoordt dan ook: ik zal meegaan en hem genezen. Je zou zeggen: nu is de hoofdman wel blij, en hij neemt Jezus meteen mee. Maar nee, zo gaat het niet! Hij spreekt die woorden waar ik mee begon: “Heer ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt, U hoeft maar te spreken en mijn slaaf zal genezen”. Waarom zegt hij dit? Wel, wanneer Jezus, als Jood, het huis van een heiden zou binnengaan, zou hij ritueel onrein worden. De farizeeërs en andere rabbi’s uit die tijd meden dan ook zorgvuldig het binnengaan in heidense huizen. De centurio weet dit, en hij wil rabbi Jezus niet in verlegenheid brengen. Daarom zegt hij dat Jezus niet binnen hoeft te komen. Een woord is ook genoeg!
‘Onwaardig’ wil dus niet zeggen dat deze man een bijzonder grote zondaar is. Het wil veel meer zeggen dat Jezus en hij niet bij elkaar passen: Jood en heiden, rein en onrein; twee werelden die elkaar uitsluiten. Dan is het ook niet zo vreemd als in de rooms-katholieke kerk deze woorden klinken bij de eucharistie: ‘ik ben niet waard dat u tot mij komt’. Want zijn het geen twee verschillende werelden, die van God en die van ons? Hij heilig en hemels, wij alledaags en aards. Ook al ben je niet speciaal een beruchte zondaar, past jouw leven bij zijn leven? Stel je even concreet voor hoe de Heer ons bestaan ziet van boven. Neem jou als jongere: hoe je naar school gaat, in de bank hangt, wat huiswerk doet zonder veel zin. Hoe je op je telefoon bezig bent, een discussie hebt met je ouders. En ga zo maar door. Als je ouder bent zal je leven er wat anders uitzien, natuurlijk. Ben je het waard, verdien je het dat God, dat Jezus heel dichtbij je zou willen zijn? Als ik naar mijn eigen leven kijk zeg ik: nee. Dat God met mij te maken wil hebben – en dat wil hij! – dan heeft dat niets te maken met dat ik het waard ben, en alles met zijn goedheid. Niet om te zeggen dat ik of u niets waard zou zijn, integendeel, maar dít is toch niemand waardig.
Calvijn heeft gezegd: echt geloof is dat je God leert kennen en jezelf. Die alletwee. God: zo machtig, we zien het in de wonderen van Jezus; we zien het in hoe mooi Hij alles gemaakt heeft. God: zo heilig, met een afkeer van alles wat laag of kwaad is. God, zo liefdevol ook, zo goed en genadig – dat ook gelukkig, En aan de andere kant ik, of jij, of u: mensen die soms heel goed doen, maar zo vaak ook alleen voor onszelf leven. Mensen die ruzie maken, of gewoon op gaan in de dagelijkse sleur. Zijn wij waard dat God tot ons komt? Of is dat een wonder van zijn liefde en genade? Dat mogen we vieren en proeven als we aan de tafel van de Heer zitten!
[geloof toen en nu]
De centurio zegt echter meer. Hij zegt ik ben niet waard dat u komt, maar… spreek slechts een woord en mijn slaaf zal genezen. Wat een geloof wat een vertrouwen spreekt hier uit! Hij vertrouwt volledig op de macht van Jezus. Binnen komen, aanraken, het is niet nodig; een woord van Jezus zal genoeg zijn om te genezen. Hij vertrouwt op Jezus macht. dat is wat de centurio wil zeggen met zijn woorden in vers 9. Hij heeft als centurio zelf macht: gezag over zijn slaven en soldaten, Hij hoeft maar iets te zeggen en ze voeren zijn bevelen uit. Net zo, wil hij zeggen, staan alle dingen onder gezag van Jezus. U kunt zelfs bevelen geven aan een ziekte en ze zal verdwijnen. Jezus is voor hem de grote opperbevelhebber. Wat spreekt hier een geloof uit! Het lijkt haast wel alsof de centurio al de slotwoorden van het evangelie heeft gelezen, waar Jezus zegt: mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde..
Jezus is dan ook verwonderd over het geloof van deze man. Groter is het dan wat hij bij anderen heeft gevonden. Want wat is geloof eigenlijk? Geloof is: absoluut vertrouwen op Jezus’ macht en bereidheid om te helpen. Het is Jezus kennen voor wie hij is: degene met alle macht in hemel en op aarde, en op hem vertrouwen voor hulp. Dat mogen ook wij doen, net als deze hoofdman onze nood bij de Heer brengen, en gelovig vertrouwen dat Jezus ons te hulp zal komen. Als er concrete dingen in het leven zijn waar we mee zitten – bij de centurio is het ziekte van een geliefde, misschien bij ons ook wel – maar het kan zoveel zijn: zorg in relaties op het werk, op school. Breng het bij de Heer! Hij kan en hij wil helpen. Hij heeft alle macht. En bovenal, Jezus is machtig om het voor altijd goed voor ons te maken. Om ons te verbinden aan de Vader, om onze zonden voor eeuwig weg te doen, om ons nieuw leven te geven dat nooit meer eindigen zal. We mogen hem erom vragen, en we mogen vertrouwen dat Hij ons alle goeds wil geven voor tijd en eeuwigheid.
[meer dan hulp: gemeenschap]450
De hoofdman vraagt Jezus om hulp en hij krijgt hulp. Maar… Hij krijgt meer! Jezus zegt niet alleen: ‘ik zal je slaaf genezen, ik zal dat gevraagde machtswoord spreken’, nee, Jezus doet meer. Jezus prijst zijn geloof, en Hij doet een heerlijke belofte. Hij zegt: velen uit het oosten en westen, uit alle volken, zullen komen en aanliggen in het koninkrijk van de hemel. En één van de eersten van die mensen uit andere volken is natuurlijk deze centurio. Jezus belooft hem feitelijk een plek aan Gods tafel. Hij zegt ten diepste dit: er hoeft geen afstand meer te zijn tussen jou en de God van Israël. Ik help je niet slechts van een afstand, zoals je vraagt. Ja, ik weet, ik kan nu niet bij je binnenkomen. Maar Ik beloof dat eens jij onder míjn dak mag komen. Dan kunnen we wél samen zijn, samen van één tafel eten zelfs. Eens, als Gods koninkrijk komt.
Wat is dit mooi: de man vraagt hulp van Jezus, maar hij krijgt dit beloofd! De centurio weet: ik ben niet waard dat u onder mijn dak komt. Maar Jezus zegt: wat praat je over waardigheid, – jij gelooft in mij, en daarom nodig ik je binnen bij Mij!
Zo is onze Heer. Hij wil ons helpen, onze gebeden horen. Maar hij wil méér geven: eenheid, verbondenheid met Hemzelf; een plek bij God. Dat belooft Hij aan ieder die in Hem gelooft. Niet alleen aan deze centurio. Hij is een eerste voorbeeld. Maar Jezus zegt: vélen uit oost en west mogen aanliggen in het Koninkrijk van de hemel. De centurio wijst vooruit naar hoe mensen uit alle volken zullen gaan geloven in Jezus’ macht en naar Hem toe zullen komen. Hoe ze zullen delen in het goede van de God van Israël. Ook wij hier in Woudrichem zijn van nature heidenen, mensen niet van Joodse afkomst voor zover ik weet. Maar Jezus belooft: als je gelooft, als je op Mij vertrouwt net als deze man, mag je net als hij horen bij Mij. Dan mag je delen in de zegen aan Israël beloofd. Een plek hebben aan Gods tafel.
Wat is dat een voorrecht, wat een rijke belofte! Wie ben ik? Een heiden uit Nederland, een zwak en zondig mens die niet waardig is dat God naar me toekomt. Maar met míj wil Hij eten! Straks als Gods koninkrijk komt, maar ook nu al, als we het Heilig Avondmaal vieren. Hij wil eten met ú en jou, met ieder die al zijn vertrouwen stelt op Jezus’ reddingsmacht. Dan mag je wel verwonderd zijn en vrolijk. Ik? Dat ben ik toch niet waardig? Nee, maar Jezus zelf zegt het toe. Als je maar hoopt op zijn hulp, mag je dat meevieren!
[slot]
Volgende week vieren we het Heilig Avondmaal. Misschien voelt u toch altijd enige schroom – er zijn er zelfs die niet naar de kerk komen als er Avondmaal is, merkte ik. Misschien zegt u: Heer, ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt, dat u zelfs, met eerbied gesproken, mijn mond inkomt… Maar dan zegt de Heer: je hebt gelijk, aan die waardigheid schort wel het een en ander. Maar het gaat niet om jouw waardigheid, het gaat om mijn genade en dat jij daarop vertrouwt. Dat we geloven in Jezus’ macht én bereidheid om ons alle goeds te geven. Wie daarop vertrouwt is welkom – en zoals Luther ergens zegt ‘laat mijn waardigheid dan maar thuisblijven’!
Ben ik waardig? Nee! En het is goed dat te beseffen. Jezus spreekt ook een waarschuwend woord over ‘kinderen van het koninkrijk die verbannen worden’ – mensen die blijkbaar dachten ‘ik ben een goed mens, natuurlijk ben ik welkom bij God’. Zo natuurlijk is dat niet! Maar het Heilig Avondmaal is niet vooral zwaar en zo. Nee, allereerst en tenslotte is deze geschiedenis een bemoediging. Een toezegging van méér dan we ooit verdienen. In alle nood mogen we naar Jezus gaan. Hij wil helpen, Hij kán helpen. Én hij zegt: je bent welkom bij mij! Dat mogen we vieren, komende zondag en telkens weer. Vieren dat Jezus van ons houdt en dat we bij hem horen. Telkens weer, tot eens de grote maaltijd aanbreekt in het Koninkrijk van God!
Amen