Jongens en meisjes, ouders, gemeenteleden,
[intro: de steen die er staat]
Levi loopt met zijn moeder door het Joodse land. Ze lopen op een landweg, met aan beide kanten akkers met graan er op. De zon schijnt, het is een mooie zomerdag. Levi is met zijn moeder onderweg naar Mispa, het stadje waar zijn opa en oma wonen. hij ziet ernaar uit om ze weer te zien! Terwijl ze zo onderweg zijn, ziet Levi iets. Hij ziet een grote steen langs de weg. En niet zomaar een steen die daar ligt, maar een grote steen die rechtop staat en omhoog wijst. De steen is wel zo hoog als Levi’s moeder. Waarom zou die steen daar zo staan? Levi vraagt het meteen. “Mama, wat is dat voor een steen?” Zijn moeder weet het wel. “Dat is de steen ‘Eben haëzer’. Die is daar vroeger neergezet, toen opa nog klein was”. Eben haëzer? Wat een vreemde naam, denkt Levi. “Mama, wat is eben haëzer? En waarom is die steen daar dan neergezet?” “Ja, dat is een heel verhaal, jongen. Opa kan je er straks alles van vertellen, want die heeft het meegemaakt. ‘Eben haëzer’ betekent: steen van hulp. Want hier, op deze plek, heeft God, de Heer, ons volk geholpen. Die steen is een herinnering aan Gods hulp. Vraag maar aan opa.”
Maar Levi heeft helemaal geen zin om te wachten tot ze bij opa en oma zijn! “Wat is er dan gebeurd, mama? Hoe heeft God dan geholpen?” “Nou, vooruit”, zegt Levi’s moeder. En ze vertelt, terwijl ze samen verder lopen. Ze vertelt het verhaal dat wij zojuist uit de Bijbel gelezen hebben. Luister maar! Lees verder