Tags
Gemeente van Jezus Christus, hier en thuis,
[intro: danken nu?]
Dankdag vandaag! Een dag om terug te kijken op het afgelopen seizoen, en al het goede dat er is geweest. Maar het afgelopen seizoen was nu niet bepaald gewoon. Ik ga in gedachten terug naar biddag, de tegenhanger van de dankdag in het voorjaar. Biddag, 11 maart, dat was toevallig juist de laatste gewone eredienst die we hier in de kerk gehouden hebben. De zondag erna wás er niet eens kerk! En nu dus dankdag, met al de tijd ertussen sterk gestempeld door het coronavirus en de maatregelen ertegen. Dat geeft wel een heel andere sfeer dan een jaar geleden. Het voelt niet logisch om nu uit volle borst te gaan zingen ‘dank, dank nu allen God’.
Ja, natuurlijk, ook dit jaar is de oogst binnengehaald. De afgelopen tijd kon je overal in het land van Altena de kiepwagens met aardappels zien rijden, en ook de mais en de suikerbieten zijn binnengehaald. Maar de oogst, wie denkt eraan? Misschien is het daarom trouwens goed om wél dankdag te houden, dat we aan zulke zegeningen niet voorbijzien.
Maar verder? Moeten we nu dankdag houden dit jaar? Zou het niet toepasselijker zijn om een extra biddag te houden, zoals vroeger gebeurde in tijden van epidemieën? Ja, je mag dankbaar zijn als je werk hebt, maar dat thuiswerken is toch erg vervelend. En hoe zal het gaan met het bedrijf waar je werkt? Met de economie? Met de opleiding en toekomst van je kinderen? Of moeten we gewoon maar doen alsof er niets aan de hand is en onze zegeningen tellen?
Toch houden we dankdag! Het thema voor de preek van vanavond is ‘danken in de storm’, naar aanleiding van het Bijbelgedeelte dat we lazen. En trouwens, over zegeningen tellen gesproken: alle ouderen hier kennen wel het lied ‘tel uw zegeningen één voor één’. Maar hoe begint dat lied ook al weer? Zo: ‘als op ‘s levens zee de stormwind om u loeit, als ge tevergeefs uw arme hart vermoeit…’. Dán volgt die oproep: tel uw zegeningen één voor één. Danken in de storm – dat is centraal vandaag!
[het verhaal: Paulus dankt in de storm]
We hoorden de geschiedenis uit Handelingen 27. Paulus is op transport naar Rome, om daar voor de keizerlijke rechtbank berecht te worden. Hij bevindt zich met een hele groep gevangenen en soldaten aan boord van een groot schip. Het is herfst, en met de schepen van toen werd er ‘s winters niet gevaren. Er is een haven nodig om te overwinteren! Ze liggen al ergens voor anker, maar de kapitein besluit om nog één dag verder te varen, omdat er daar een betere haven is. En dan, ineens! Het schip wordt overvallen door een hevige storm. Zonder dat de zeelieden iets kunnen doen, wordt het schip meegesleurd. Al hun plannen worden compleet doorkruist.
Misschien is er met ons en met onze maatschappij ook wel zoiets gebeurd. Terwijl we rustig op weg waren, kwam ineens de coronastorm over ons en sleepte iedereen mee. Of je wilt of niet, je moet wel meedrijven op de golven van de maatregelen, soms op en dan weer neer.
Het schip waar Paulus zich op bevond, bleef wel twee weken een prooi van wind en golven, en niemand weet waar dit zal eindigen. Zo zijn ook wij al een hele tijd in deze storm. Hoe lang het zal duren, en waar we zullen uitkomen met zijn allen? Niemand weet het eigenlijk… Net zo min als de opvarenden van het meegesleurde schip dat wisten. Eén ding wisten ze wel: dit is niet goed, we zijn in gevaar. Sommige opvarenden gaven de moed al op. Er zijn mensen van nu dit dit kunnen meevoelen!
Paulus echter is de rust zelve, midden in de storm. Hoe dat kan? Hij vertrouwt op God. Meer nog, er is zelfs een engel aan hem verschenen die hem verzekert dat hij en alle opvarende gered zullen worden. Dan, na veertien dagen, wordt er vaag een kustlijn zichtbaar in de verte. En let dan op wat Paulus doet! Hij roept iedereen op om wat te eten om op krachten te komen. Paulus geeft zelf het voorbeeld: hij neemt een stuk brood en begint te eten. Of… nee! Dat klopt niet. Er staat: hij nam brood, hij dankte God in aanwezigheid van allen, en dán gaat hij pas eten. Paulus dankt in de storm! Al loeit de wind, al haat heel het schip op en neer, Paulus dankt. Hij dankt voor wat God geeft, voor een eenvoudig stuk brood.
[danken: geen ‘dankjewel’ maar erkenning van God en onze afhankelijkheid]
Danken in de storm, dat doet Paulus voor. En zo mogen ook wij doen, al zitten we in een storm. Zijn er ondanks die coronastorm niet nog genoeg dingen die God ons geeft, dingen om dankbaar voor te zijn? Laten we dat niet vergeten! Laten we ook nu de dank niet nalaten.
Echter, we moeten wel goed begrijpen wat God danken is, en ook wat het niet is. Danken als christen is veel meer dan ‘dankjewel’ zeggen. Zo leer je het al als kind van je vader en moeder. Als je iets krijgt: ‘en wat zeg je dan’? ‘Dankjewel!’. Dankjewel zeggen is een kwestie van beleefdheid, een goede gewoonte. Maar is dat wat Paulus doet? Dat hij denkt: o ja, ook dit brood komt van God, eerst even danken – dat ben ik immers gewend en zo hoort het ook… Nee, ik geloof niet dat we dan de kern te pakken hebben. Zo wil ik dit jaar geen dankdag houden. Zo van: goed, vervelende dingen genoeg momenteel, maar laten we niet vergeten om toch te danken, want dat hoort zo.
Zo hoort het wel, inderdaad! Maar danken is veel dieper. Orthodoxe Joden kennen zogenaamde ‘beraka’s’, zegenspreuken, om te zeggen bij allerlei gelegenheden. Als je opstaat, als je gaat eten, als je een kaars aansteekt, als je onverwacht een regenboog ziet, enzovoorts. Zo’n beraka is geen dankjewel zeggen, het is God erkennen als degene die deze dingen geeft. Dat is de ware dank! Paulus zal, als Jood, op het schip de vaste zegening hebben uitgesproken die hoort bij een broodmaaltijd: “gezegend bent U, HEER onze God, koning van het Al, die het brood uit de aarde laat voortkomen”.
Zo danken is God erkennen. Dat Hij er is, dat Hij alles leidt, dat je afhankelijk bent van zijn goedheid. En ook dat die goedheid er is, voor jou! Danken, voor al die goede dingen die je krijgt. Brood, een nieuwe dag, een regenboog… Niet een overzicht maken om af te vinken wat je wel en wat je niet hebt gekregen dit seizoen, en of dat genoeg is om voor te danken, maar erkennen dat je leeft als mens onder Gods hemel, uit Gods genade.
Als je God dankt, spreek je daarmee uit dat je afhankelijk bent van Hem, en dat Hij zorgt, en dat dat goed is. Dankbaarheid is een manier van in het leven staan. Dan kun je danken, ook in een storm. Dan kun je danken, ondanks donkere omstandigheden. Corrie ten Boom vertelt dat ze in de Tweede Wereldoorlog in de gevangenis dankte voor de mieren die in de vensterbank liepen. Zou jij dat kunnen? En zou je niet meer zó in het leven willen staan?
[de link tussen danken en vertrouwen]
Wie dankt voor wat God geeft, ook in een storm, die zal daar zegen van ontvangen. Dat Paulus daar zo stond in het ruim, en dankte voor het brood, gaf de anderen moed, zo staat er. Waarom? Omdat Paulus zo een toonbeeld was van vertrouwen. Danken en vertrouwen gaan namelijk samen. Als je dankt, groeit je vertrouwen, en als je op God vertrouwt, ga je danken!
Wij als mensen zijn afhankelijk van God. Maar afhankelijk-zijn kan tot verschillende dingen leiden. Je kunt er onzeker van worden – ik heb de dingen niet in de hand, help! Of je kunt vertrouwen – ik heb niet alles in de hand, maar… mijn vader zorgt voor mij. Als kind vertrouwen op je aardse vader, als christen vertrouwen op je hemelse Vader.
Zo’n vertrouwen had Paulus. Hij wist: God zorgt voor mij, ook in de storm. Hij hield vast aan wat God had gezegd. Eerder in de gevangenis had God tegen Paulus gezegd: je moet in Rome van mij getuigen! En nu in de storm had die engel hem verzekerd: je zult behouden blijven, en alle opvarenden met je. Paulus hield eraan vast. Aan God en zijn beloftes. Hij vertrouwde: ik ben in Gods hand – en dáárom dankte hij. Daarom kon hij danken in de storm.
Het komt erop aan, ook voor ons, dat we vertrouwend leven. Dat we durven geloven: we zijn niet losgelaten, maar God zorg is over mij. Ook in deze onzekere tijden! Het komt erop aan, ook voor ons, dat we vasthouden aan wat God beloofd heeft, net als Paulus deed. Goed, wij hebben niet zo’n specifieke belofte als Paulus had, dat hij behouden in Rome zou komen. Maar wat geeft God al niet een beloftes in de Bijbel, beloftes die we ons in geloof mogen toe-eigenen! Daar mogen we op vertrouwen, en daar mogen we voor danken. Ook als het stormt. Want nogmaals, danken en vertrouwen horen samen, als twee kanten van een medaille. Heb je vertrouwen? Dán kun je danken op deze dankdag. En heb je dat niet, ja, dan wordt het moeilijk dit jaar…
[Gods onuitsprekelijke gave: Christus en de redding door Hem]
Wat belooft de Here God ons dan, waarop we mogen vertrouwen, en wat reden is om altijd te danken? Daarvoor moeten we dit Bijbelstuk niet zonder Jezus lezen. Want Hij is hier te herkennen. Ik zie Paulus in gedachten staan, in het ruim van het schip – daar in dat schemerdonkere ruim, terwijl ze alle kanten op schommelen. Misschien houdt hij zich wel vast aan een balk of touw. Daar staat Paulus, en de bemanning, de soldaten en de gevangenen kijken naar hem. Wat zien ze? Ze zien hem een brood nemen, het breken, ervan ronddelen. Waar doet dat aan denken? Toch zeker aan wat Jezus deed toen hij met zijn leerlingen het laatste Avondmaal hield! Als Paulus dankt, staat er in het Grieks ‘eu-charisteoo’ – daar hoor je het woord ‘eucharistie’ in.
Dit brood wijst naar Jezus. Hij is het die zichzelf geeft als levend brood, aan ieder die gelooft. Hij is het brood dat gebroken werd toen hij stierf aan het kruis. Ook hier aan boord van dit stampende schip worden we gewezen op Jezus’ offer. Daardoor mogen ook wij vertrouwen dat we gered zullen worden, net als Paulus dat deed. Redding – het is een kernwoord in deze geschiedenis. Toen heel letterlijk, redding uit de golven. Redding van de dood. Maar ook voor ons, voor ieder die in Jezus gelooft: redding. Redding van de dood, evenzeer. De belofte van leven – eeuwig leven. Jezus verzekert ons: de golven van het oordeel zullen je niet overspoelen. De stormen van het leven zullen je niet voorgoed breken. Ik laat je niet los!
Ook u, ook jij mag vast geloven dat je gered zult worden als je je aan Hem overgeeft. Ook al strandt je schip, ook al is het donker en de kust onbekend. Jezus zegt: ik ga je voor. Vertrouw op mij! Ik breng je veilig aan land. En tot die tijd mag je danken, mag je danken en vertrouwen in de storm. Want Ik, zeg Jezus, geef je elke dag je dagelijks brood. Daar heb Ik jullie om leren bidden, en daar mag je voor danken telkens als je het krijgt. Ja, en dan kunnen er evengoed stormen losbreken, als je gaat met Jezus. Paulus heeft het wel gemerkt hoe Jezus volgen niet de makkelijkste weg was. Maar… de zwaarste storm heeft de Heer voor ons doorstaan. Het oordeel waar ik in moest ondergaan, heeft Hij gedragen. En daarom ben ik veilig, veilig aan boord bij Hem. Geen kalme reis beloofd, maar wel… een behouden aankomst!
[oproep om te danken, en te vertrouwen]
God geeft ons dagelijks brood, zeker. Ook in deze coronatijd hoeven we nog geen honger te hebben, voor zover ik weet. Daar mogen we voor danken. Maar meer nog: God geeft ons het levende brood: zijn Zoon. Hij geeft ons redding, Hij belooft ons leven, Hij zal ons veilig laten aankomen.
En daarom, daarom is er altijd reden om te danken. Ook in de storm. Want al zijn de omstandigheden anders, God is dezelfde. Op Hem en op zijn genade mogen we vertrouwen. En dáárom mogen we danken. En andersom: al dankend leren we vertrouwen, vertrouwen op Hem ook al stormt het. Laten we dan zo dankdag houden, ook in 2020.
Is God de Heer maar voor mij,
wat zou mij tegen zijn?
Ik roep: ach Here, hoor mij!
en wat mij kwelt wordt klein.
Al heeft zich ook verheven
de macht van hel en dood,
ik heb voor heel mijn leven
in God mijn bondgenoot.
Amen