Tags

, , , ,

Uit de Bijbel is gelezen: Jesaja 5:1-7 en Mattheus 21:33-46

 

Gemeente van Jezus Christus, jongeren en ouderen hier en thuis,

[intro]
stel je voor dat er bij jou iemand in de klas is die onaardig doet tegen anderen. Die ze soms pest. Als een leraar die jongen dan eens flink op zijn nummer zet, dan vind je dat van binnen best mooi. Op dat moment voel je jezelf ongetwijfeld beter dan hij. En dat ben je misschien ook, als je zelf nooit zoiets doet. Of een ander voorbeeld: de Amerikaanse president Trump is bijna aan het einde van zijn presidentschap. Als hij straks president-af is, krijgt hij zonder twijfel een hele serie rechtszaken aan zijn broek. Als hij dan over een tijdje veroordeeld wordt, voor fraude of machtsmisbruik of wat dan ook, dan zullen veel mensen denken, ook ik eerlijk gezegd: net goed! We voelen ons een stuk eerlijker en rechtvaardiger. Beter ook bijvoorbeeld dan die man bij jou in de straat die voor fraude aangepakt werd, of voor overlast. Fijn om bij goede mensen te horen!
Maar andersom, als je juist bij een groep hoort die door anderen veroordeeld wordt, dan voelt dat niet goed. Ik denk aan de ophef in de samenleving rond de kerkdiensten in Staphorst, niet lang geleden. Wij zijn ook christenen, dus je voelt je op een bepaalde manier aangesproken, ook veroordeeld. Dat voelt niet fijn. Dus wat doe je? Of je hebt kritiek op de veroordeling, zo van ‘ze overtraden geen enkele wet hoor!’, of je probeert je los te maken, ‘ja, dat zijn zij, maar zo doen wíj niet!’. Je wilt bij de goeden horen, en naar ánderen kunnen wijzen. Dat zit diep in een mens.
Bij de goeden horen… Nu heeft de Protestantse Kerk onlangs een verklaring uitgegeven over de houding van de kerk tegenover het antisemitisme. En dan klinkt het alsof de kerk, alsof wij, bij de verkeerde groep horen! Er is dan ook wel bezwaar gemaakt tegen die verklaring, afgelopen zaterdag nog op Nieuwsuur: de kerk was niet fout in de oorlog! Voor anderen, ook voor mij, kwam die verklaring een beetje uit de lucht vallen. Wat moet je ermee? Is dat nodig? Is dat terecht? Er werd aan alle kerken gevraagd aandacht te geven aan deze verklaring. Dat wil ik in deze dienst dan ook doen. Echter, ik ga natuurlijk niet over die verklaring preken – dat zijn mensenwoorden. Liever zet ik de Bijbel centraal, en dan komen we vanzelf wel uit bij de actualiteit.

[De teksten]
Uit de Bijbel lazen we twee teksten waarin Israël, waar het Joodse volk nogal heel scherp wordt aangesproken. Als je zulke woorden hoort over Israël, kan dat zelfde effect hebben als wat ik net beschreef: dat je gaat neerkijken en jezelf beter voelt. En staat het ook gewoon niet geschreven bij Mattheüs, we hoorden het: “het koninkrijk van God zal ú worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat wél vrucht draagt”. Dat is toch duidelijk? Israël veroordeeld, het koninkrijk ontnomen, en het gaat naar een ander volk – dat is natuurlijk de kerk, degenen die in Jezus geloven.
Nu moet ik zeggen dat deze Bijbelteksten inderdaad zware aanklachten zijn, aanklachten tegen Israël toen. Jesaja heeft zijn boodschap heel sterk ingekleed. Hij begint op zo’n manier dat zijn hoorders misschien wel denken dat er een liefdeslied komt “het lied van mijn lief en zijn Wijngaard”. Het beeld van een wijngaard werd vaker gebruikt voor een geliefde, een bruid. Echter, al snel verandert de toon: deze wijngaard brengt alleen slechte vruchten voort! Jesaja vraagt: wat moet je met zo’n wijngaard? Ik zal haar verlaten, verwilderen, verwoesten zelfs! De Hoorders knikken instemmend. Maar… zo vellen ze hun eigen oordeel! Jesaja zegt ineens: Israël is die wijngaard! Er wordt geen recht gedaan – goede vruchten – maar voortdurend kwaad – slechte vruchten. Met een paar mooie woordspelingen maakt hij zijn punt nog eens duidelijk: Geen goed bestuur maar bloedbestuur, geen rechtsbetrachting maar rechtsverkrachting! De armen en zwakken in het land lijden en zuchten onder onrecht. God ziet het! Daarom zal hij Israël straffen.
Een zware aanklacht. Je zou je haast beter gaan voelen dan Israël. Maar… laten we dan wel een ding bedenken: Waarom wordt Israël zo streng toegesproken? Waarom deze aanklacht? Omdat ze God volk zijn. Uitgekozen door hem, verzorgd en gezegend – dan zou er goede vrucht te verwachten moeten zijn. Van andere volken, van ons, kun je dat niet verwachten – dat zijn heidenen die van God en zijn geboden niet weten. Daar kun je geen goede vrucht van eisen… Een wijngaard van God – dat is Israël alleen. Wildernis – dát is onze toestand van nature. Om je dan beter te voelen dan de wijngaard…?

[Israël heeft niet afgedaan]
Als je die zware aanklachten hoort, kun je je afvragen: is er nog wel toekomst voor Israël, voor het Joodse volk? Bij Jesaja is dat een open vraag. Als we bij Mattheus lezen over hoe de heer van de wijngaard niet de opbrengst krijgt die hem toekomt, lijkt het er niet goed uit te zien. Zo kan het niet doorgaan! Die lastige tekst, vers 43, zegt het: “Gods koninkrijk gaat naar een volk dat wel de vruchten zal brengen”. Gods plan gaat door, maar met wie? Mattheus zegt: God gaat verder met een ander volk – dat zijn duidelijk de mensen die Jezus aanvaarden. Dan ben je bijna bij de zogenaamde vervangingstheologie: de gedachte dat het Joodse volk heeft afgedaan en in Gods plan is vervangen door de kerk. Dat is een gedachte die met kracht is af te wijzen, maar in de kerkgeschiedenis veel is aangehangen. En ik moet zeggen, Mattheus komt soms dicht in de buurt ervan. Mattheus ziet hoe zijn eigen volk veelal Jezus afwees, en hij ziet ze zo Gods koninkrijk mislopen. De tekst van vandaag, maar ook bijvoorbeeld Mattheus 8:12: ‘velen zullen aanliggen uit oost en west, maar de kinderen van het koninkrijk zullen buitengeworpen worden’. Mattheus ziet de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 als gevolg van het afwijzen van Jezus als messias. Hij beschrijft hoe volgens hem “heel het volk” roept bij Jezus’ veroordeling ‘zijn bloed kome over ons en onze kinderen’ (Mattheus 27:25) – dat vind je niet in de andere evangeliën. Maar… laten we wel beseffen: Mattheus zegt dit alles met pijn in het hart, niet op een toon van ‘wij zijn beter’. Hij was zelf een Jood!
Helaas zijn zijn woorden in latere eeuwen wel zo gehoord. De volgelingen van Jezus, al snel in grote meerderheid niet-Joden, gingen zich wél beter voelen. Zie je wel, de Joden zitten fout – lees maar na. En Mattheüs’ gedachten werden verder doorgetrokken: niet alleen de val van Jeruzalem, maar álle ellende die het Joodse volk overkwam hadden ze aan zichzelf te wijten. Ze wezen immers de messias af. Op Joden werd neergekeken als op ‘ongelovigen en moordenaars van Jezus’. Er werden allerlei discriminerende maatregelen genomen. Uit verschillende christelijke landen werden alle Joden verbannen. Er vonden vervolgingen en moordpartijen plaats; de pest werd aan ze geweten, en ga zo maar door. De Jodenster was geen uitvinding van Hitler, maar zoiets bestond als in de middeleeuwen. Een jood moest zich bekeren, en anders was er geen toekomst voor hem… Israël had immers afgedaan! Een akelig gevolg van Bijbelteksten zoals die wij lazen.

[wij uit de volken erbíj uit genade]
Daarom moet ik benadrukken dat er in de Bijbel méér staat. Laat ik slechts deze woorden van Paulus citeren uit Romeinen 11 “Heeft God zijn volk soms verstoten? Beslist niet! (…) God heeft zijn volk (…) niet verstoten!” Israël heeft niet afgedaan. het Joodse volk blijft een speciale plek houden in Gods hart en in Gods plan. Niet alleen als ze Jezus als messias aanvaarden, maar sowieso. Dat is de lijn die we al in het Oude Testament zien. Wat Israël ook deed, hoe ze soms ook ontrouw en ongelovig waren, God blijft trouw. Het volk dat hij heeft uitgekozen, verwerpt hij niet. In Jesaja 5 is het een open vraag of er nog wel een toekomst is. Toen Israël weggevoerd werd in ballingschap leek het van niet. Maar dan toch, dan komt weer Jesaja hoofdstuk 40: troost, troost Mijn volk! God haalt zijn volk terug, blijft het als het zijne zien en zegen geven.
Zo is het ook na de komst van Jezus. Al nam het Joodse volk Hem in grote meerderheid hem niet aan als hun heer, ze blijven Gods speciale volk. Tijdelijk wel op een zijspoor, de zegen ging eerst naar andere volken, maar zeker zijn ze niet afgeschreven! Paulus gebruikt een mooi beeld. Hij zegt: jullie zijn als wilde takken die zijn ingeënt in de olijfboom Israël. Dankzij Jezus mag je horen bij de God van Israël, bij de zegen voor Abraham. Maar er is geen boom omgehakt en een nieuwe voor in de plaats geplant. Nee, gelovigen uit alle volken mogen er óók bij horen – met de nadruk op ook.

[ook uitgekozen → ook beoordeeld]
Ja, wij mogen óók bij de Heer horen, bij Israëls God. Echter, Wat heeft dat voor gevolgen? Is dat een reden om jezelf goed te vinden, beter misschien zelfs dan Israël eens? Nee zeker niet! Paulus zegt in dit verband: Wees niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor God. Want als je bij de God van Israël mag horen, dan zal hij ook aan jou eisen stellen. Wat voor vruchten dragen wij? Ken je de heer niet, dan is er geen vrucht te verwachten. Maar hoor je bij Hem, dan mag Hij ons dezelfde vraag stellen die Israël eens naar zich toe kreeg: want voor vruchten draag je? Hoe heeft het kennen van het evangelie, het leven uit Gods genade in Jezus, onze daden gestempeld? Dan heb je geen tijd meer om naar de fouten van een ander te kijken, Dan sta je onder dezelfde kritiek! Dan hoor je deze parabels van de wijngaard niet voor een ander maar voor jezelf.
Ja, hoe is dat? Wat voor vrucht draag jij en draagt u en ik voor de Heer, wat voor daden van recht en liefde zijn zichtbaar in je leven? Een vraag voor ieder van ons persoonlijk! Maar het raakt ook ons als kerk als geheel. Wat voor indruk geven en gaven wij van God? [noem: godsdienstoorlogen, liefdadigheid uit machtspositie; kerkelijke verdeeldheid → geen reden tot verheffing!] Het is zelfs een vraag voor heel onze Europese maatschappij, zo sterk gestempeld door het Christelijk geloof de eeuwen door. Hoe zit het met het recht? In het bijzonder met de omgang met de armen en zwakken? Dat is immers waar Jesaja’s boodschap op gericht was. Als ik dan bijvoorbeeld kijk naar de vluchtelingen op de Griekse eilanden, als ik denk aan het afgebrande kamp Moria, dan schaam ik me. Het zogenaamd christelijke Europa brengt wrange vruchten voort. Dan is er geen enkele reden om je te verheffen, om je beter te voelen dan Israël van eens. Er is genoeg waarmee God ons kan aanklagen, als werelddeel, als land, als kerk en ook in mijn persoonlijk leven. Horen bij de God van Israël is niet vrijblijvend.

[verklaring PKN]
Daarom is het ook passend om stil te staan bij wat hier in het verleden verkeerd is gegaan, ook als Kerk. Dan kom ik bij de verklaring die de Protestantse Kerk heeft laten uitgaan. De verklaring met een begeleidende brochure is te vinden op de site van de Protestantse Kerk, en wie gen internet heeft kan bij mij een uitgeprint exemplaar aanvragen. Eigenlijk is het een nadenken over de vraag: welke vrucht hebben wij gedragen, naar God en naar het Joodse volk toe? Dat wordt dan uitgesplitst in drie dingen: ten eerste de eeuwen door, ten tweede tijdens de Tweede Wereldoorlog, en ten derde na de oorlog.
Als eerste gaat het dus over de kerk de eeuwen door, niet alleen de protestantse kerk (die dateert immers van 2004) maar ook haar voorgangers, zelfs haar verre voorgangers. Dan wordt beleden, ik citeer, “dat de kerk mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien. Eeuwenlang (…)”. En dat is helaas zo, ik heb eerder in de preek de voorbeelden genoemd. Het is goed dit uit te spreken, en daar is ook weinig discussie over.
Dan, ten tweede, zegt de verklaring iets over de kerk tijdens de Duitse bezetting. Er wordt niet gezegd dat de kerk fout was, dat was ze niet; de kerk deed goede dingen. Ze heeft zich zelfs openlijk uitgesproken tegen de onbarmhartige behandeling van de Joden door de nazi’s. Echter als volgeling van Jezus heb je niet te vergelijken met anderen, en dan te zeggen dat je het er nog redelijk van hebt afgebracht, je staat tegenover Gods normen. In dat licht erkent de kerk: we hadden nog meer moeten doen. Bijvoorbeeld: er werd wel protest aangetekend toen er bij kerken een ‘voor Joden verboden’ zou moeten worden opgehangen, maar er werd niet geprotesteerd tegen het feit dat er überhaupt zulke bordjes waren. De kerk pleitte voor barmhartigheid tegenover de Joden, maar sprak niet uit dat de Jodenvervolging grof onrecht was. En ja, zouden wij het beter hebben gedaan? Ik betwijfel het. Maar het had, zo erkent de verklaring, beter gekund.
Dan ten derde spreekt ze nog over wat er gebeurde na de Tweede Wereldoorlog. Dan gaat het in het bijzonder over Joodse ondergedoken kinderen die geen ouders meer hadden. Soms kwam er dan een familielid dat de oorlog wel had overleefd, die het kind wilde meenemen. Soms werd dan gezegd door christenen: nee, ze kan beter in het onderduikgezin blijven, dan wordt ze tenminste christelijk opgevoed. Het moge duidelijk zijn Hoe schrijnend dat was voor overlevende Joden.

[slot: vrucht dragen]
Dat over de verklaring van de Protestantse Kerk – nogmaals, u kunt hem zelf nalezen, ik ga hier niet de gehele tekst voordragen. En daarin doet onze kerk de toepassing voor die past bij de Bijbelgedeeltes die we lazen: niet neerkijken op Israël toen of nu, maar zélf in de spiegel kijken die God voorhoudt: wat voor vruchten dragen we? Dát is de vraag die wij allemaal onszelf mogen stellen. Dragen wij vrucht, als mensen die door genade bij Israëls God mogen horen? Is iets van het leven van Jezus zichtbaar in ons bestaan? De vrucht van de Geest, waar we eerder dit jaar over hoorden? De vrucht van de liefde? Het gaat niet om abstracte theologie, maar om concrete vrucht. Vrucht voor God, zoals Mattheüs het ons vertelt – Hij heeft recht op heel ons leven. En vrucht voor mensen, in eerlijk zijn, recht doen, opkomen voor wie arm en zwak zijn en naar ze omkijken. En gelukkig, Gods trouw is groot, ook als wij tekortschieten. Maar hij vraagt vrucht. En Hij wil die ook zelf laten rijpen in ons leven. Moge Hij dat bij ons allen geven, van dag tot dag.
Lof zij Christus in eeuwigheid, amen.