Tags

, , , ,

Uit de Bijbel is gelezen Jesaja 26:12-21 en Johannes 11:20-27

Gemeente van Jezus Christus, hier en thuis, en in het bijzonder u die in het afgelopen jaar een familielied verloren,

[verdriet en verwarring]
vaak is het leven verwarrend. Lopen de dingen erg door elkaar. Soms lijkt het binnen in je hart alsof het net zo’n herfstdag is als buiten. Herfst, de tijd waar we nu in leven, heeft vele gezichten. Dán schijnt de zon door de wolken, dan valt er een bui – soms wisselt de sfeer buiten voor het raam elke paar uur. Maar, en dat hoort er echt bij, er zijn altijd wel wolken aan de lucht. De hemel is meest grijs, en de warmte is weg. Het is per slot van rekening november! De wind is waterkoud, en je bent blij als je binnenzit. “Trek je terug in je kamers, mijn volk!” – we hoorden het net Jesaja zeggen.
Verdriet en vreugde, donker en licht. Het kan allemaal door elkaar lopen. Juist ook als je een geliefde verloren hebt het afgelopen jaar. Soms trek je je liever terug, en een andere keer kun je echt genieten van een ontmoeting met vrienden. Soms breekt de zon door, andere keren lijkt alles grauw. Grijs en guur.
Deze wisseling van stemmingen past wel bij het Bijbelgedeelte dat we lazen, de woorden uit Jesaja 26. Het is een gedicht dat niet makkelijk is samen te vatten. Er is dankbaarheid, maar ook verdriet. Er wordt terug gekeken naar vroeger, en er is een blik op de toekomst. Wat nu precies de grote lijn is? Lastig te zeggen. Volgens uitleggers is het gedeelte tot vers 18 op te vatten als een klaaglied. Een gebed: ‘Heer, geef ons vrede’ en tegelijk een zucht: het gaat niet goed. Vroeger heeft de HEER gezegend, maar nu lijkt alles zinloos. Het beeld wordt gebruikt van zwanger zijn en dan geen kind, maar slechts wind baren. Kreunen van pijn, persen, maar voor niets. Wat proef je hier een teleurstelling, verdriet. En misschien zijn er wel mensen hier vandaag die dit kunnen meevoelen. Herfst, de bladeren vallen af, de bloemen verwelken, en ook de mens is als een bloem die verwelkt, zegt de Bijbel ergens – we moeten de overledenen herdenken. En dan heb je ook nog alles rond het coronavirus natuurlijk. Verdriet en verwarring.
En gelukkig, er zijn vast ook mensen, jong of ouder, die dit allemaal niet zo meevoelen. Voor wie de zon schijnt. Geweldig! Maar luister dan vanmorgen mee voor een ander.

[ongelooflijke belofte]
Ons Bijbelgedeelte klaagt, tot en met vers 18. Maar dan, ineens, dan klinkt er een andere stem! De stem van de profeet, ten diepste de stem van God zelf. De mensen hadden in hun klaaglied gezegd ‘doden zullen niet herleven, schimmen niet opstaan’ – vers 14. Wie dood is, is weg. Ze zeiden het met enige tevredenheid over degenen die hen vroeger overheerst hadden. Die zijn dood, weg, het is uit met hen. Dood is dood, immers? Maar dan nu, in het antwoord van God, klinkt een héél andere toon. Een toon van hoop, een ongekend uitzicht. De profeet mag uitroepen: “jullie doden zullen herleven, de lichamen opstaan, de aarde geeft haar schimmen weer terug!” Heel letterlijk staat er ‘de aarde zal de gestorvenen baren’ – contrast met beeld van de vergeefse zwangerschap net ervoor.
Jullie doden zullen herleven! Een woord dat ik centraal wil stellen vandaag, juist nu we de overleden mensen uit de kring van onze gemeente gedenken. Hoezeer er ook verdriet mag zijn en klacht, herfst in je hart – in Godsnaam is er méér te zeggen! Voor de mensen van toen was dit een geheel onverwachte openbaring. Er zijn maar twéé teksten in het Oude Testament, het eerste deel van de Bijbel, waar een opstanding wordt aangekondigd, en dit is de eerste. Er wás nog nauwelijks zicht op leven na de dood. Wie stierf, werd verzameld tot zijn voorvaderen. In het graf, of in een schimmig dodenrijk. En nu horen ze ‘jullie doden zullen opstaan, herleven’. Het moet ongelooflijk hebben geklonken, alsof iemand zegt: een steen zal omhoog vallen, een rivier zal omhoog stromen. Dat kan toch niet?
Ook wij mogen deze woorden horen. De dood heeft niet het laatste woord, maar het leven. Er is een opstanding uit de dood. God zelf zegt het, niet alleen hier, maar door het het Nieuwe Testament heen. Jullie doden zullen herleven! Een grote troost, juist als je iemand verloor. En tegelijk kan het nu net zo ongelooflijk klinken als toen. Een steen valt omlaag immers? En na het leven komt de dood, toch? Niet andersom!

[de lichamelijke opstanding uitgewerkt]
Toch mag ik u en jou in Godsnaam deze woorden voorhouden: jullie doden zullen herleven! Voor de mensen toen een nieuwe gedachte, een onverwachte omkering. Wij mogen, als mensen van het Nieuwe Testament, meer vertrouwd zijn met de gedachte van de wederopstanding. Jezus zelf is immers opgestaan? Dat is de kern van het hele christelijke geloof. De eerste christenen hadden deze hoop: op te staan uit de dood, als Jezus zou komen en hen roepen. Het is eens vast onderdeel van de christelijke geloofsbelijdenis: ‘ik geloof de wederopstanding van het lichaam, en het eeuwig leven’. Want de Heer heeft beloofd: ik maak alle dingen nieuw. Het begon al met hemzelf, toen Hij levend verscheen al was hij gekruisigd, gestorven en begraven. Maar het zal dóórgaan! God zelf belooft een nieuwe hemel en aarde, waarop gerechtigheid woont. En waarop ieder wonen zal die bij Hem hoort, ook al zijn ze gestorven en begraven. ‘Jullie doden zullen herleven, opstaan!’
Dat geldt ook voor degenen wiens naam wij straks noemen. Die zijn begraven, of soms gecremeerd. Die zo definitief wég zijn. Dan zegt de Heer zelf: ze zullen opstaan, eens! Hoe dat dan mogelijk is, doe dat gaan zal? Daar wordt en woord aan gewijd. Maar het wordt weergegeven in woorden die klinken als een klok: jullie doden zullen herleven!
Wij denken bij overlijden vaak aan ‘naar de hemel gaan’. Niet ten onrechte, want wie leeft met de Heer zal ook in de dood geborgen zijn bij Hem – in de hemel. Maar dat is niet de uiteindelijke hoop voor een christen. Die ligt in de opstanding, en in de wereld die komt.
En dit is natuurlijk niet maar een abstract stukje geloofsleer. Nee, dit is een hoop en troost. Als wij en als degenen die we moeten missen bij de Heer horen, dan zullen we allen opstaan. Elkaar ontmoeten, denk ik ook wel. En bovenal: leven daar waar God bij de mensen woont, waar Jezus zelf is, de eerstgeborene uit de doden. Wat een uitzicht! Dood is niet weg en uit. Geloof geeft een uitzicht dat verder ziet!

[verdieping: eeuwig leven nu en direct na de dood door Jezus]
Maar nu kan ik me voorstellen dat iemand denkt: ja, dat is heel mooi allemaal, maar het laat toch de grijze wolken niet verdwijnen uit mijn hart. Ik ben hem, ik ben haar toch gewoon kwijt. Als geloof alleen maar hoop biedt voor ooit, eens; voor een wereld die komt, niet voor de huidige wereld hier, wat heb je er dan aan? En dat is een heel terechte vraag.
Daarom lazen we ook een stukje uit het Nieuwe Testament, woorden van Jezus Zelf, de opgestane. Hij maakt wel heel duidelijk dat het gaat om veel meer dan geloof voor ooit. Eeuwig leven, dat begint nú en hier! We hoorden uit het Evangelie hoe Martha naar Jezus toekomt. Haar broer Lazarus is gestorven. Jezus zegt dan: ‘je broer zal uit de dood opstaan’. Martha zegt ‘dat weet ik wel’ – maar misschien dacht ze er wel achteraan ‘ja, en dus’. Maar dan zegt Jezus iets dat cruciaal is. Hij zegt: ‘Ík ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft – die zal altijd leven!’ Jezus is de opstanding en het leven. Zijn opstanding laat zien dat Gods belofte méér is dan alleen wat mooie woorden. En Hij zegt ‘wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven’. Ook al, dat wil zeggen: niet alléén als je gestorven bent. Dan ook, maar dan niet alleen. Het leven dat Hij geeft aan wie in Hem gelooft, is niet alleen voor ooit, dat begint nu! Wie zich aan Hem toevertrouwt, krijgt deel aan zijn leven. Nu al, én straks als je sterft, én eens als Hij komt. Maar ook nu al. Geloof is geen ‘pie in the sky’ zoals de Engelsen het noemen. Het is ook hoop en moed en steun en kracht en richting nu. Het is de Heer aan je zijde hebben. En nee, dan is daarmee niet alle verdriet verdwenen, niet elke wolk weggewaaid. Maar het maakt wel alle verschil van de wereld. Een gaan met Hem, die huilde om zijn gestorven vriend Lazarus – die je verdriet deelt. Die Gods belofte bevestigt – Hij stond op uit de dood, en daad daarvoor al Lazarus opstaan. En die jou verbindt aan de Vader, en aan allen die bij Hem horen – ook al zijn ze gestorven.

[belang van geloof/bij God horen toen/nu]
Dan komt het er op aan dat u en jij en ik ons aan Hem toevertrouwen, geloven in Hem en volgelingen van Hem zijn. Want Jezus zegt: wie in Mij gelooft zal leven. ‘Wie in mij gelooft’ – dat is wat Hij vraagt, dat is de voorwaarde. Alleen dan is er hoop dat de dood doorgang is, doorgang naar de opstanding en het eeuwige leven in Gods toekomst. Je moet bij Jezus horen, om met Hem op te staan, op te staan net zoals Hij. De vraag is hoe dat is bij ons. Wie is de Heer voor u, welke plek heeft Hij in je hart?
Ook bij de oude profetie van Jesaja zien we dat onderscheid. In het klaaglied zeggen de gelovigen van toen ‘doden zullen niet herleven’ – de algemeen erkende waarheid. En dan antwoordt de profeet als volgt ‘júllie doden zullen herleven’. Niet ‘de doden in het algemeen’, maar ‘jullie doden’ – die van degenen die tot God roepen, die Hem hun nood klaagden, die zeiden ‘alleen uw naam zullen wij prijzen. ‘De doden’ dus tegenover ‘jullie doden’. Alleen met God is er die hoop!
Dan is dat een oproep aan ons, om het bij Hem te zoeken. Om te horen van de belofte die Hij geeft van opstanding en eeuwig leven, maar dat niet alleen. Ook om te gelóven, in wat Hij zegt, en ten diepste in Jezus, die de opstanding is en het leven. Om werkelijk christen te zijn. Verwacht niet alleen een opstanding eens, maar sta nu al op in een leven met Hem!

[uitzicht en houvast door Gods belofte]
Dan mag je hoop hebben, dan zul je zijn troostwoord horen. Dan mag je ook openhartig klagen, zoals we de mensen horen doen in Jesaja. Maak je verdriet en verwarring maar bij Hem bekend, de herfst in je hart, dat mag! Wie gelooft, mag door hoogte en diepte heen met Hem. Dan is het waar wat Paulus zegt: dood noch leven, hoogte noch diepte zullen ons scheiden van de liefde van God in Jezus Christus. Nu niet, en nooit- en zelfs niet de dood!
Israël in Jesaja’s tijd werd bemoedigd met de belofte. Met het toen ongekende uitzicht: opstanding. Het zal de mensen moed en kracht hebben gegeven, die daarvoor klaagden. Het gaat wél ergens heen, met hen en met de wereld! Gods plan is groter dan ooit gedacht.
En dat mogen ook wij geloven vandaag. Wij doorgronden Gods gedachten niet. Hoe Hij dingen leidt en laat gebeuren, toestaat en toelaat, en ook waarom iemand van wie je zoveel houdt is gestorven. Er zijn geen eenvoudige antwoorden. Verwachtingen geknakt soms, zwanger zijn en niets baren. Maar toch… in dit alles… De profeet gaat niet uitleggen. Maar hij roept toe, toen en ook ons nu: jullie doden zullen herleven! Ontwaak, jullie daar in het stof, en jubel! God zal het goed maken. En hij wil ook u, ook jou, niet laten vallen. Vertrouw op Hem, hoe dan ook. Als de zon doorbreekt én als een gure wind waait. Altijd!

[Slot]
Laten we dan deze woorden in ons hart sluiten die we vanmorgen overdachten. ‘Jullie doden zullen herleven!’ En meer nog: ‘Ik ben de opstanding en het leven’ – Jezus zelf. Leven, nu en altijd, voor wie in Hem en in zijn woorden durft geloven. U ook?
Dan is er hoop, voor allen die in de Heer ontslapen. Dan wacht er een ongekende heerlijkheid.
“Als de Here God in allen
en in allen alles is
zal het licht zijn, eeuwig licht zijn
licht uit licht en duisternis”

Amen