Tags
Uit de Bijbel is gelezen: Markus 14:32-52
Gemeente van Jezus Christus, hier in de kerk en thuis, jong en oud
[intro]
het is vandaag alweer de vijfde lijdenszondag. We zijn op weg naar Pasen, maar eerst moeten we mee in het lijden van de Heer. Ook vandaag. Ja, dat móet, daar kun je niet aan ontkomen als christen. Misschien denk jij wel thuis: hè, daar heb ik helemaal geen zin in. Zo somber. Moet je echt elke keer weer nadenken over de erge dingen die Jezus doormaakte? Ja. Want daar vind je de kern van ons geloof. Dat zullen we vanmorgen zien, ik hoop dat ook jij het straks meeneemt. Het lijden van Jezus is onmisbaar voor ons!
Van de week las ik in een boek: er heeft nooit iemand zo zwaar geleden als Jezus. En ik dacht meteen: is dat zo? Wat denk jij, wat denkt u? Is er echt nooit iemand geweest die meer heeft geleden, die meer pijn heeft gehad dan Jezus…? Ik denk dat als je het gaat hebben over pijn en martelingen, onze Heer het heel zwaar heeft gehad. Ongelooflijk zwaar! Kijk anders die vreselijke film ‘the Passion of the Christ’ maar eens – alleen geschikt voor 16 jaar en ouder, dat zegt genoeg… Misschien moet je film die maar niet kijken trouwens, want waar het werkelijk om gaat krijg je niet op een film gevangen. Vreselijk is wat onze Heer heeft moeten doorstaan, tot de dood toe. Maar toch: het zou kunnen dat er mensen zijn geweest die misschien nóg wel meer pijn en martelingen hebben moeten verduren dan Jezus. Ik zal geen voorbeelden geven, want er luisteren kinderen mee.
En toch is het waar: er heeft nooit iemand zo zwaar geleden als Jezus. Ik geloof dat dat echt zo is. Maar dan gaat het niet alleen om lichamelijke kwellingen. Jezus’ lijden was veel diéper dan de buitenkant. Hij leed ook van binnen. Hij leed ook in zijn ziel. En juist daar gaan we vanmorgen iets van horen. We richten onze blik op Jezus’ strijd in de tuin van Getsemané. Daar heeft Hij het heel zwaar. Niet doordat hij mishandeld werd, maar door iets ánders. Iets diepers. Ik kan alleen met heel veel eerbied op me laten inwerken wat Jezus daar doormaakte, en proberen u en jou mee te nemen.
[de angst en onrust van Jezus]
Jezus heeft net het laatste, of beter gezegd het eerste avondmaal gevierd met zijn leerlingen. Nu is hij met hen op weg gegaan, en ze zijn gekomen in een olijfboomgaard met de naam Getsemané. Bij de maaltijd heeft Jezus nog eens gezegd dat Hij gevangen zal worden genomen en gedood. Toen was Hij heel rustig daarbij. Maar nu: nu is dat anders. Hij moet wachten tot zijn vijanden hem komen halen, en ik kan me voorstellen dat je daar op zich al zenuwachtig van wordt. Als je weet dat je straks gevangen zult worden genomen, als je je indenkt dat je de laatste maaltijd in je leven gegeten hebt – stel je voor, dat is wat! Maar… Jezus’ onrust op dit moment gaat veel dieper. Markus schrijft: Hij voelde zich onrustig en angstig worden. En niet maar een beetje, nee, het vliegt Hem aan. Hij zegt, en ik hoor in gedachten grote emotie in zijn woorden, Hij zegt tegen zijn drie meest vertrouwde leerlingen, Petrus, Jakobus en Johannes: ‘ik ben dódelijk bedroefd’. Letterlijk: ‘mijn ziel is zéér verdrietig, tot aan de dood toe’. Het is alsof een loden last hem drukt ineens. Hij laat zich letterlijk op de grond vallen en begint hartstochtelijk te bidden tot zijn Vader in de hemel. ‘Abba, Vader, áls het kan, neem deze beker toch weg!’ De andere evangeliën poetsen het een klein beetje weg, maar Markus is duidelijk genoeg: Jezus deinst terug voor het lijden dat komt. Hij vreest ervoor, heel erg. Hij hoopt wanhopig dat er een uitweg is, dat het mogelijk is om niet die weg te hoeven gaan.
Wat zien we Jezus hier kwetsbaar en bang! Wat een contrast met zo ongeveer héél het voorafgaande evangelie. Daar was Hij degene die sprak met macht, die wonderen deed, die zich niet van zijn stuk liet brengen door strikvragen. Hij stond boven alles, was vol rustig gezag. Ook als hij verschillende keren zijn lijden en sterven aankondigde. Maar nu… hier valt dat weg. Hier is de Heer doodsbang, nu het zover is. Nu staat Hij ervóór! En als je er maar iets van voelt, dan krimp je ook ineen. Wát een zielenlijden ervaart onze Heer! Het is om te huiveren.
[het gebeuren in Getsemané toont waar het werkelijk op aankomt]
Maar even terzijde, even wat afstand van de emotie. Deze eerlijke beschrijving van Jezus’ angst en onrust in Getsemané laten wel zien dat bepaalde ideeën over Hem en over geloof gewoon niet kloppen. Zo zijn er mensen die zeggen dat de kerk, de eerste christenen, Jezus’ levensverhaal heeft bedacht of sterk verfraaid. Maar als dat zo was, zou je dan ooit zo’n beschrijving van je held opnemen? Maak dán de hoofdpersoon moedig en sterk, iemand die dapper lijden en moeite aanvaardt, zelfs de dood. Wil je een mooi verhaal over de stichter van je geloof verzinnen, dan kan dat. Maar… hoe past daar óóit deze geschiedenis in van Jezus in Getsemané??? Nee, de evangeliën geven weer hoe het was, ongeacht hoe het overkomt.
Dan zijn er ook mensen die Jezus’ dood zien als een tragisch einde. Zo gaat dat, zeggen ze, als hoge idealen botsen op de werkelijkheid van macht en gevestigde belangen. En ergens zit daar wel een punt. Alleen juist de geschiedenis van Getsemané laat zien dat je zo de hoofdzaak mist. Jezus stierf niet zomaar als slachtoffer van machtspolitiek. Hij zegt hier iets héél anders: Vader, laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat U wilt… Wat U wilt. En wat wil God blijkbaar: dat Jezus zou lijden en sterven. Dat is vloeken in de kerk van liberaal christendom. Maar dat is wat hier heel helder naar voren komt. God, die nooit het kwade wil, wilde werkelijk Jezus’ dood. Zelfs degenen die Jezus kruisigden werken ongewild mee in Gods grote plan. Dát zegt de Bijbel hier.
[wat Jezus vreest: Gods toorn en oordeel dragen]
Diepe dingen zijn dit. Maar juist dit laatste kan ons laten beseffen wat werkelijk Jezus’ lijden inhield. Waarom Hij er zo voor beeft en terugschrikt, waarom Hij zo smeekt en op de grond ligt te bidden. Het is niet omdat mensen Hem pijn zullen doen, zullen martelen, hem op vreselijke wijze zullen laten sterven aan een kruis in de brandende zon. Nee, dat ís het niet!
Ik zou daar, als ik voor mezelf spreek, al vreselijk bang voor worden, terugdeinzen, héél hard gaan bidden of ik mocht ontkomen. U of jij misschien ook wel. Gemarteld worden, sterven ís vreselijk genoeg. En natuurlijk, óók die dingen vielen aan op onze Heer. Maar dat is niet zijn grootste last. Immers, als God bij je is, als je weet dat de Heer aan je zijde staat, dan kunnen gelovigen toen en nu met verbazende moed allerlei lijden doorstaan. Ik denk aan de martelaars in de tijd van de Reformatie, die soms zongen terwijl ze op de brandstapel werden vastgebonden. Ik denk aan de theoloog Dietrich Bonhoeffer, die de tijd van Hitler opviel in de gevangenis door zijn rust en moed, die met opgeheven hoofd naar de galg ging – de kamparts die erbij was schreef er later met verbazing over. Ik denk aan broeders en zusters nu, die met ongelooflijke volharding weigeren hun geloof te verloochenen in bijvoorbeeld Korea of Eritrea. Zou Jezus dan ook niet zo’n standvastige martelaar kunnen zijn? Nee. Nee! Dat toont zijn angst in Getsemané. En weet u waarom? Omdat de Heer níet aan zijn zijde staat in zijn lijden. Al die anderen die ik noemde hielden vast aan God. Maar Jezus kan dat niet, en dat weet Hij. De Vader in de hemel, degene die Jezus hier zo vertrouwelijk aanspreekt met ‘Abba’, zal Hem niet ondersteunen. Sterker nog: God zal tégen Hem zijn.
Hier, hier zijn we bij wat Jezus zo doet terugdeinzen. Wat hem zo vreselijk bang maakt en zo dodelijk verschrikt. Jezus staat hier in Getsemané voor een laatste grens: hier komt het moment dat alle schuld, alle haat, alle lafheid en wrede daden, alle zwarte zonden van de wereld op Hem zullen worden gelegd. Dát is zijn weg, dáárvoor is Hij gekomen om die te dragen. ‘Zie, het Lam van God, dat de zonden der wereld wegdraagt’ klonk het al bij Jezus’ doop.
Maar… dat betekent ook dat God, zijn Vader, Hem niet meer nabij kan zijn. God heeft een heilige afkeer van het kwade! Sterker nog, Gods toorn rust op alles wat Jezus draagt: al die leugens, moord, dat gevloek en die huichelarij. God kan en wil niet anders dan de zonde veroordelen, wegdoen, uitbannen, straffen. Maar – ze rusten op Jezus!
En dus weet en voelt Jezus hier in Getsemané: God zal tegen mij zijn! Hij zal mij verlaten. Jezus voelt waar het heengaat. ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij?’ – straks aan het kruis. Onze Heer weet, en zijn hart en lijf krimpen inéén, dat Hij zal moeten ondergaan in Gods oordeel. Ondergaan in de allerzwartste nacht, zonder God.
Daarom deinst Jezus terug, omdat de straf voor alle zonden op Hem zal neerkomen. Dáár gaat het ten diepste om in Getsemané. De Heer weet: ik ben het, over Wie Jesaja schreef ‘de straf die ons de vrede aanbrengt, is op Hem’. Hij weet dat zijn leven een losprijs zal zijn voor velen – eerder had Hij het nog tegen zijn leerlingen gezegd. Maar dat betekent dat Híj zal ondergaan in Gods toorn. En wie zou dan niet huiverend terugschrikken? En juist als Gods licht je levensadem is, zoals bij Hem helemaal het geval was. Gemarteld worden is èèn hel – maar met God te doorstaan. Zonder God moeten zijn, door Hem verstoten – dat is dè hel. En dat komt nu op Jezus af!
[Jezus nam dit alles op zich voor ons]
Wat is dit ontzaglijk! We kunnen het ons niet eens echt indenken. We kunnen alleen vol eerbied ons hoofd buigen, dat Hij dít wilde doen. Want, ja, dat is het wonder in Getsemané. Jezus ziet alles op zich afkomen: de lichamelijke een psychische kwellingen die Hem wachten, en bóvenal dat ergste: dat zijn Vader niet meer zijn Vader is… En tóch, tóch kiest Hij ervoor om deze weg te gaan. Driemaal bidt Hij, en driemaal is de slotsom: niet wat ik wil, maar wat U wilt. Ik krijg sterk de indruk dat de Heer hier nog had kunnen zeggen: nee, dit is té erg. Ik doe het niet. En dan.. dan was alles verloren geweest. Maar Hij zegt: ik doe het. Ik geef me over om het alles te dragen. Want ik wil mensen verlossen, redden van het oordeel, van de dood, van Gods toorn. Laat het maar op Mij komen.
Kijk, dat is het wonder. Hij deed het. Maar niet zomaar. Hij deed het voor ons. Voor u, voor jou, voor mij. Hij kreeg alles over zich heen wat wij met zijn allen verdienen. En wij, wij krijgen het niet! Sterker nog, met Hem mogen we een nieuw leven beginnen, rein en vrij, verzoend met de Vader. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijn striemen zijn wij genezen!’. Genezen, bevrijd, gered, verlost. Er zijn geen woorden genoeg voor. Zijn ondergang is onze opstanding. Hij deed dit voor mij! Zóveel heeft Hij voor mij over. Zoveel liefde heeft Hij voor heel de wereld. Dat is niet voor te stellen! Wat zou jij doen om anderen te helpen? Wat je ook verzint, Jezus deed meer. En bovendien, Hij deed het niet alleen voor vrienden, maar voor vijanden. Mensen die geen God boven zich willen, geen zin hebben om aan anderen te denken als het niet uitkomt. Mensen die ál die dingen hebben gedaan die Hij draagt – van voortdurende pesterijtjes tot moord en erger. Voor hén deed Jezus het. Geeft Hij zich over aan die allerzwartste nacht van oordeel. Voor jou. Voor mij. Opdat wij ons zullen láten verzoenen en opnieuw beginnen. Wat een wonder! Hij had zichzelf ervoor over! Voor ons.
[slot]
Om terug te komen op het begin: Nooit, nee nooit heeft iemand zo zwaar geleden als Hij. Omdat Hij Gods toorn en oordeel droeg, helemaal. Wat past ons dan anders, dan Hem te eren? Om Hem oneindig dankbaar te zijn omdat Hij doorging, doorging ondanks terugdeinzen. Ondanks dat het Hem al naar de keel vloog voor het begon. Hoe groot is Hij! Niet een bovenmenselijke superheld, die alles onbewogen ondergaat. Maar een bewogen held, die door angst en onwil heen tóch ging. Nu, na Getsemané, kan Hij niet meer terug. Maar Hij wil ook niet terug. Zijn wil is overgegeven aan de Vader. “Het is zover”, zegt Hij in vers 41, “het ogenblik is gekomen waarop de mensenzoon wordt uitgeleverd aan de zondaars”. En daar gaat Hij – voor mij!
Hoe groots is dit alles. Daarvoor verdient Hij alle eer! Omdat Hij niet alleen lijden doorstaat, maar omdat Hij onze schuld draagt. Omdat Hij bereid is Gods toorn te doorstaan in al haar huiveringwekkendheid. Wij kunnen het niet eens echt beseffen, wat dat is geweest. Hij ging door de hel – dát. Niemand heeft zwaarder geleden. Niemand heeft liefde die zó ver gaat!
Als we de Heer zo zien, biddend in de tuin Getsemané… Wij kunnen alleen met grote eerbied kijken. Hem aanbidden en eren, en Hem heel ons hart geven. Zoals een lied het zegt “Daar ge_U voor mij hebt in de dood gegeven, hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven? Zou ik aan U, voor zulk een bitter lijden/ mijn hart niet wijden?”
Lof zij Christus in eeuwigheid.
Amen