Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier in de kerk en thuis,

[intro: het zat zijn]
‘ik begin het wel zat te raken, al die beperkingen’. Dit, of vergelijkbare woorden hoor je de laatste tijd steeds vaker. Misschien herken je je er wel in: we zijn het zat! De lockdown, de avondklok, het vergaderen en les krijgen online. We hebben er genoeg van, zeggen meer en meer stemmen. We zijn het zat. Een tijd lang was het redelijk vol te houden, maar inmiddels lijkt bij meer en meer mensen de rek er wel uit. Je wilt je vrijheid terug, het leven van vóór corona.
We zijn het zat, zeggen mensen. Daar kan woede in doorklinken, onvrede over de maatregelen om het coronavirus in te dammen. Maar het kan ook gewoon vermoeidheid zijn. Al ben je het in principe eens met veel beperkingen, tóch kun je ze zat zijn. Hoe lang gaat het allemaal nog duren? De persconferentie van maandag bood niet veel versoepelingen. Ja, in de zomer, dán moet er weer veel kunnen. Maar dat duurt lang. Het is momenteel nog winter! Soms kun je er gewoon zó klaar mee zijn. Het misschien niet echt meer zien zitten. We zijn het zat.
Zo zitten we als Nederlandse maatschappij momenteel in de mineurstemming. En daarom staan we vanavond stil bij psalm 123. De mensen die daar aan het woord zijn, zijn het ook zat. Onze vertaling geeft het niet zo goed weer, maar in de grondtekst staat het er heel helder. Letterlijk staat er ‘zeer zijn wij verzadigd, zeer is onze ziel verzadigd’ van de ellende die ze meemaakten. Een Duitse vertaler zegt: ‘satt sind wir des Verachtens, übersatt’. Dat dus: je hebt er je buik vol van, je bent er klaar mee, je bent de ellende zat. En tegelijk: hoe kom je eruit? Waar is er uitzicht? U ziet, een heel passende psalm voor dit moment!

[de nood van toen en de nood van nu]
In de tijd dat deze psalm werd gedicht, zaten de mensen dus in de ellende. Geen coronavirus zoals bij ons, maar wel eenzelfde gevoel van uitzichtloosheid. Veel uitleggers denken dat dit lied de gevoelens vertolkt van het volk Israël toen ze in ballingschap waren gevoerd. Hoe frustrerend moet dat hebben gevoeld als je toen als jonge Jood had geleefd daar! Hoe kon je het zat zijn, bij de verliezers te horen! Volgens anderen past de psalm meer in de tijd na de terugkeer uit de ballingschap, of misschien is hij nog bij een andere gelegenheid ontstaan. Het doet er eigenlijk ook niet toe. Eén ding is duidelijk: de Joden werden veracht, anderen hadden de macht, en uitzicht op verandering leek er niet te zijn. Dan verwoordt de dichter het gevoel van zovelen: dit is niet uit te houden. We zijn er zo moe van, zo zat.
Bij ons kan het net zo zijn, ik zei het al. Onze maatschappij op slot. Sommigen doodziek van het virus, anderen worden ziek van alle beperkingen, letterlijk of figuurlijk. Dan kun je dat zelfde gevoel krijgen: dit is niet te dragen. We zijn er zo moe van, zo zat. En wat nu?
Nu kan er in uw of in jouw leven ook heel ándere moeite zijn. Verlies van een geliefde, of gepest worden op school, of vul zelf maar aan. Ik leg vanavond toch maar de nadruk op corona, omdat dat zoveel omvat: van een gevoel van doelloosheid bij jongeren die thuis hangen, via ziekte tot werkloosheid en eenzaamheid. En de vraag is dus, ik zei het al: wat doe je dan, in zo’n situatie van beklemming? Waar kun je heen?

[opzien tot Hem]
Ook daarop geeft de psalm een antwoord. Lees maar gewoon het begin: “naar U sla ik mijn ogen op, maar U die in de hemel troont”. Kijk in de nood omhoog, naar God! Zoek het bij Hem! Dat klinkt niet onbekend, neem ik aan, dat heb je vaker gehoord hier in de kerk. Maar het is belangrijk om weer te horen. “Ik sla mijn ogen op naar God” Dat is de reden dat we vandaag de biddag vieren. Om omhoog te kijken.
En laten we wel wezen: naar boven, dat is niet de richting waar onze maatschappij naar kijkt in de coronacrisis. Die kijkt rond, naar vaccins, naar maatregelen, naar steunpakketten – allemaal goede dingen, maar het blijft op het platte vlak. Wie kijkt er omhoog, naar God?
Dan moet ik eerlijk zijn: ook als je christen bent, gaat dat niet vanzelf. Je kunt meegezogen worden in de nieuwsstroom. Je kunt alle avondklokavonden vluchten in Netflix of andere dingen. Je kunt zelfs opgaan in het zo goed mogelijk draaiende houden van het kerkelijk gebeuren in deze tijd. Maar sla je je ogen omhoog? Hoe vaak heb jij dat gedaan in de afgelopen tijd, en ik?
Nu, op deze biddag, neemt de psalm ons mee: ‘naar U sla ik mijn ogen op, naar U die in de hemel troont’. Dit is geloof: in een crisis niet vertwijfeld rondkijken, maar eerst en vooral ópkijken. Opkijken naar God.

[complete afhankelijkheid]
De psalm houdt ons vervolgens met een bot beeld voor wie God is wie wij zijn tegenover Hem. Dit beeld: die verhouding is als die van een slaaf tegenover zijn meester. Je staat tegenover God als een slavin tegenover haar meesteres. Niet erg politiek correct deze beelden, maar voor de mensen van toen heel herkenbaar. Naar onze tijd vertaald: tegenover God ben jij de lopende-band-medewerker en hij de CEO. Ben jij een hond en hij het baasje. Dat laatste klinkt misschien al helemaal niet leuk, maar dat is ook een beetje de bedoeling…
Wat willen deze beelden zeggen? Dat je niks waard bent in Gods ogen? Nee, dat niet. Maar wel dit: dat je helemaal afhankelijk bent van God en zijn beslissingen. Dat Hij alle touwtjes in handen heeft. Dat Hij kan doen wat Hij wil, en wij daar niets op te zeggen hebben. Juist in deze pandemie dringt dit besef misschien opnieuw wat tot ons door. We dachten dat wij de dingen in de hand hadden. Met techniek en maakbaarheid en autonomie. Wij heersen over de aarde – dachten we. Maar dan blijkt één zo’n virus alles in de war te kunnen gooien en lam te kunnen leggen. Wij zijn zo groot niet. Dat is de ene kant. En dan de andere kant: God is wél groot. Niet voor niets noemt de dichter Hem ‘U die in de hemel troont’. Hij is niet als wij. Hij troont bóven deze aarde en leidt uiteindelijk alles zoals Hij het wil. God is soeverein, om het met een theologisch woord te zeggen. Hij kan alles; Hij kan ook alles doen met ons wat Hij maar wil. Een heer uit de tijd van de psalm kon zijn slaven afranselen als hij wilde. Hij kon ze verkopen, en ga zo maar door.
Een bot beeld: God als slavenhouder. En God zij dank, het is maar een beeld dat mank gaat. Maar het brengt een eenvoudige waarheid over: wij zijn afhankelijk van wat Hij beslist over ons. Helemaal. En daarom past ons maar één houding: die van opzien naar Hem. Nederig en geduldig uitzien naar wat Hij zal doen. Hem niets voorschrijven, ook nu niet. Nee, besef wie je bent tegenover Hem!

[‘genade’ als kernwoord]
God is hoog en wij zijn laag. Dan mag ons nederigheid en geduld leren. Echter, we moeten niet vervallen in gelatenheid. Zo van ‘Hij beslist toch alles, we zien wel wat er over ons komt’. Nee, verre van dat! Want de psalm van vandaag leert ons roepen. En wat dan? Dit, zie vers 3: ‘wees ons genadig, HEER, wees ons genadig!’ We mogen uitzien, zoals vers 2 zegt ‘totdat Hij ons genadig is’.
We mogen bidden, roepen, smeken, tot de Allerhoogste, juist ook vandaag op biddag, juist in een pandemie: ‘wees ons genadig, HEER!’ En naar zijn genade mogen we uitzien.
Drie maal komt dat kernwoord terug, ‘genade’. Dáár moeten we het van hebben, van dat God ons genadig zal zijn. Wat is dat dan? Genade, het wil heel eenvoudig zeggen dat je meer krijgt dat wat je verdient. Genade, het wil zeggen dat God naar je omziet – niet omdat ik dat zo zou verdienen, maar omdat Hij goed is. Genade, dat wil zeggen dat als je roept, dat Hij je hoort en helpt. Dat Hij je lot ten goede keert. ‘Wees ons genadig’ – dat is het diepste gebed dat je kunt bidden. Daar komen alle andere dingen die je zou willen vragen in mee. Hebben we dat al gebeden in de coronatijd?
‘Wees ons genadig’. En weet u, nu is het evangelie, de goede boodschap die ik u en jou mag brengen, dat God genadig ís. Hij is niet een slavenhouder. Hij is een God van liefde en genade. Hij is bewogen met onze nood. Wil je het zien, kijk dan maar naar Jezus. Hij is hét grote toonbeeld van Gods genade. Hij leefde Gods genade uit, en dat niet alleen: Hij heeft ons duister weggedragen. Hij ging onder, aan het kruis, zodat wij niet onder hoeven te gaan. Als je denkt aan wat Hij deed, dan weet je het heel zeker: God is genadig!

[oproep: bid als deze psalm]
En daarom, daarom kunnen wij bidden vandaag. Daarom kunnen we opzien tot God – totdat Hij ons genadig is. Daarom mogen we onze nood, ook die van de huidige coronatijd, en welke andere nood dan ook bij Hem brengen. Roepend ‘wees ons genadig, Heer, wéés ons genadig! Want we zijn het zó zat. We houden het niet langer vol. Help ons Heer, grijp in!’ Bid maar zo als je het niet meer zit zitten. Bid, smeek, in het diep besef dat je helemaal afhankelijk bent van Hem. Je kunt Hem nergens toe dwingen, je kunt alleen uitzien, opzien naar God die in de hemel troont. Het is niet gezegd dat als wij maar hard bidden, elk virus verdwijnt. Misschien heeft Hij andere plannen voor deze wereld, ziet Hij er een zin in dat de moeite voortduurt.
Maar… we mogen zo bidden in vertrouwen. Roepen om genade, omdat we weten dát God genadig is. Bij Hem hoef je het niet af te wachten, je mag het wéten, geloven – God is genadig. Hij wil geen ondergang, geen duister zonder uitzicht uiteindelijk. Hij is genadig! Als we roepen, als we bidden zal Hij horen en helpen. Hij laat niet los wie opziet naar Hem. Juist wie beseft dat Hij de enige hoop is, die zal niet beschaamd uitkomen.
Roep zo maar, bid zo maar, zie zo maar omhoog met deze 123e psalm: wees ons genadig, genadige God! Ook vandaag. Onze psalm heeft uiteindelijk een open einde: wordt de roep van de dichter beantwoord, en hoe is dat gegaan? We weten het niet. Ook van ons gebed weten we de uitkomst nog niet. Bidden is een spannende zaak! Maar één ding is zeker. We zijn niet overgeleverd aan het lot. Nee, aan God. Aan de genadige God, de Vader van Jezus Christus. Onze Vader. Houd dan je ogen omhoog! Breng je nood bij Hem, roep maar om zijn genade. Want die is er, altijd!

Amen