Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, hier en thuis,

[intro]
ik las eens over een zwarte familie in de Verenigde Staten, enkele decennia geleden. Een jongetje, Matthew, is met zijn vader op stap in een park. Intussen praten ze over vanalles. ‘Pappa,’ vraagt Matthew, “waarom komt u vaak zo laat uit uw werk? De vader van Colin is meestal een stuk eerder thuis! Is het bij uw werk zo druk altijd?” “Tja,” zegt de vader, “het is nu eenmaal een drukke baan die ik heb”. Hij is even stil, en ze lopen samen verder. “Maar weet je,” gaat Matthews vader in eens verder, na een tijdje zwijgen “het is ook dat ik mijn werk heel goed wil doen doe. Want ik ben de enige zwarte op het kantoor, en dan is dat extra belangrijk”. Matthew begrijpt het niet. “Iedereen moet toch goed zijn werk doen?” zegt hij verbaasd. “Ja.” zegt zijn vader, “dat moet zeker. Maar…” . Juist op dat moment slaan ze een hoek om, en hij komt bijna in botsing met een andere man, een breedgeschouderde witte arbeider, die de hoek omkomt. “Hé, kun je niet uit je doppen kijken!” klinkt het boos. “Neemt u mij niet kwalijk meneer, gelukkig is het goed afgelopen. Hier is uw paraplu” – want die had de man die de hoek om kwam laten vallen. Ze lopen allemaal verder. Tien meter verder stelt Matthew weer een vraag: “pappa, die man keek toch ook niet uit! Waarom doet u dan zo beleefd?” Zijn vader zegt “Nou, het is altijd goed om beleefd te zijn, toch?” Maar plotseling blijft hij staan. Hij kijkt hij Matthew aan en praat hij verder “Weet je, jongen, ik zal je een belangrijke les leren. Hij was wit en wij zijn zwart. En als zwarte moet je twee keer zo beleefd doen, en twee keer zo goed werk afleveren, wil je in deze stad verder komen. De mensen kijken kritisch als je zwart bent, ze zitten vol vooroordelen. En daarom: dubbel zo goed doen – onthoud dat maar!”

[vreemdelingen toen]
In de brief van Petrus, waar we vandaag verder in lezen, staat een opvallende uitdrukking. “Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn” – niet een heel goede vertaling trouwens, letterlijk staat er: “u bent vreemdelingen en bijwoners”. In onze tijd zouden we zeggen: geen volledige burgers, maar allochtonen, mensen met hoogstens een verblijfsstatus. Vreemdelingen! Hoe komt Petrus daar nu bij? De mensen aan wie hij schrijft, zijn waarschijnlijk gewoon inwoners van Klein-Azië, al sinds generaties? Ze zin net zo autochtoon als hun buren. Hoezo noemt hij ze dan vreemdelingen, allochtonen, mensen die erbij hangen? Wel, dat komt doordat ze christen zijn geworden. En daardoor horen ze er niet meer bij! Daardoor worden ze kritisch bekeken, net zoals Matthews vader. Hun geloof zet ze erbuiten.
Religieuze feesten waren destijds een belangrijk samenbindend middel in de maatschappij, net als de verering van de keizer. Maar die mensen, die ‘christenen’ zoals ze zich noemen, die doen niet mee. Je ziet ze nooit bij processies en feesten. En er is meer! Er zitten veel vrouwen bij die rare groep. Ze volgen hun man niet meer in het dienen van zijn goden, zoals een goede huisvrouw toch hoort te doen. Ze gaan er zonder hun man op uit op zondagmorgen, naar een of andere half-geheime ontmoeting. Er komen daar ook slaven. Ze hebben het over een andere heer, Jezus, van wie ze dienaren zijn. Wat is dat voor een vreemde groep? Wat zijn dat voor opstandige ideeën die dar worden uitgedragen? Er gaan zelfs geruchten dat ze samen bloed drinken…
Nee, wie zich bij die club voegt, stelt zich bijna buiten de maatschappij. Je ziet er dan ook weinig respectabele burgers, wel veel vrouwen en slaven. En aan déze mensen schrijft Petrus zijn brief: “Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen” – vreemdelingen in de maatschappij. Christenen, een soort asielzoekers. Allochtonen waar vooroordelen tegen leven. Vreemdelingen, hier niet thuis.

[vreemdeling zijn als christen]
Hebt u, heb jij, weleens zó naar jezelf gekeken? Een christen is een vreemdeling op de plek waar hij of zij woont. Of is dat iets wat alleen tóen gold, voor de eerste christenen daar? Toch is het een Bijbels beeld dat we op meer plaatsen tegenkomen. Paulus schrijft ergens ‘ons burgerschap is in de hemel’. Een negro-spiritual zingt het uit “This world is not my home, I’m just a-passing through. My treasures are laid up somewhere beyond the blue”. Zou jij dat meezingen? Zou het toeval zijn trouwens, dat zo’n lied door zwarte mensen in de Verenigde Staten werd gezongen?
Ik heb vorige week verteld over Abraham, dat hij de vader is van alle gelovigen. Nu is het zo, dat de woorden die Petrus kiest, uit het Oude Testament komt. Abraham, de vader van alle gelovigen, hij wordt een ‘vreemdelingen en bijwoner’ tussen de inwoners van het land. Zou dat dan ook niet gelden voor alle kinderen van Abraham? De letterlijke, natuurlijk – wat zijn de Joden niet de eeuwen door vreemdelingen en bijwoners geweest, mensen die er niet helemaal bij hoorden, veracht werden en vervolgd. Maar pas het ook toe op de geestelijke kinderen van Abraham, de gelovigen in Jezus. Je bent een vreemdeling op aarde! Of… je zou het moeten zijn. Als een zwarte tussen de witte mensen, als een Ajax-supporter tussen de Feijenoordaanhangers.
Maar waarom dan? Het is omdat Gods wil leidend voor je is, als je Jezus volgt. Je doet niet meer zomaar wat iedereen in de straat doet. Je volgt niet alle opinies die je om je heen hoort. Nee, je denken en doen wordt gestempeld door God. Je volgt Jezus, niet de massa. Dat maakte de mensen aan wie Petrus schreef tot vreemdelingen. En wij? Petrus schrijft: “…ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen”. Dat is namelijk wat de wereld zonder God doet. Voor jezelf gaan, lekker leven, zonder te vragen naar Gods normen. Maar wie christen is, doet dat niet! En dan zul je soms anders doen, anders zijn. Heb je dat weleens ervaren? Op school, op het werk, op de camping? Dat zou niet vreemd zijn. Het zou eerder vreemd zijn als je dat nooit ervoer!
Nu is het week van voorbereiding op het heilig avondmaal. Laten we deze week er eens over denken: voel ik me niet te veel thuis hier? Is je burgerschap inderdaad elders? Waar blijkt dat uit? Want weet u, het Heilig Avondmaal is juist bedoeld als versterking voor vreemdelingen. Het is voedsel van je Vader, voor mensen die onderweg zijn naar Hem, niet wie helemaal thuis is hier!

[vreemdelingen nu]
Vreemdeling en bijwoner. Voel je je wel eens zo? Misschien wel als je ontwikkelingen ziet in de maatschappij, en denkt: is dát het land waar ik woon? Het zou zo vreemd niet zijn!
Maar… er is wel een complicatie. In Petrus tijd waren de christenen een onbeduidende minderheid. Maar in ons land, ons werelddeel, is het christendom eeuwenlang de godsdienst geweest van de grote meerderheid. Dat maakt het wel anders. In onze tijd gaan we meer en meer terug naar een situatie zoals eerst, bij de mensen aan wie Petrus schrijft. Dat maakt deze brief zo relevant. Vooral oudere mensen mogen dat wel beseffen: ons land is géén christelijk land meer, allang niet meer.
Ook in onze tijd kunnen christenen scheef worden aangekeken, gewantrouwd. Ik noem een paar dingen die je soms in de media hoort: geloven is achterlijk, geloven in sprookjes. Christenen zijn ouderwets, hebben discriminatie van vrouwen bevorderd, van homo’s… Christenen voelen zich beter, willen anderen de wet voorschrijven. Laten mij werken op zondag, omdat zij dan niet willen worden ingeroosterd, en ga zo maar door. Zijn schijnheilig. Gertjan Segers van de ChristenUnie werd onlangs ‘Farisegers’ genoemd. En dan dragen we nog een hele last geschiedenis mee: kruistochten, ketterverbrandingen, Jodenvervolging in het christelijke Europa…
Misschien voelt u zich niet erg een vreemdeling, of jou. Maar bedenk wel dat anderen zó naar christenen kunnen kijken. Overeenkomst met toen: je hangt aan de rand, past niet echt in de maatschappij. Je bént een vreemdeling in de ogen van anderen, of je wilt of niet! Voel en besef dit eens goed. Strijd er niet tegen, maar laat het binnenkomen. Plaats je in gedachten maar naast Matthew en zijn vader… Hoe voelt dat?

[het goede doen toen]
Dan is vervolgens natuurlijk de vraag: hoe moet je leven als vreemdeling? Toen, en nu? Daar geeft onze brief wel een antwoord op. Tot zeven maal toe staat er in het gedeelte dat we lazen ‘het goede doen’. Dát moet je doen als gewantrouwde minderheid. Het goede doen. Ja, sterker nog: dubbel zo goed doen als een ander, zoals Matthews vader het zei. Omdat je vooroordelen moet overwinnen. Petrus spreekt de hoop uit dat mensen ‘door uw goede daden tot inzicht komen’. Dat dus!
Ook in onze tijd. Ga maar niet lang discussiëren tegen negatieve geluiden, doe liever het goede, laat zien dat een leven met Jezus werkelijk waardevol is! Trek je niet terug in een soort christelijke Schilderswijk tussen de andere allochtonen, maar doe het goede voor de ogen van de mensen!
Echter, wat is dat precies? Het klinkt wel heel algemeen. Veelal kun je het zelf ook wel invullen denk ik, met de hulp van de Heilige Geest: hoe je goed doet tussen je collega’s, op school en in je vriendengroep. Maar toch wil ik het wat uitdiepen. En dan komen we op een belangrijk verschil tussen toen en nu, tussen de situatie waarvoor Petrus schrijft en de situatie van een christen vandaag.
In Petrus’ tijd werden die christenen gezien als een subversieve groep, als gevaarlijke radicalen. Mensen die de hele maatschappelijke orde willen omverwerpen. En in díe situatie schrijft Petrus. Dat maakt dat zijn adviezen nogal conservatief klinken voor onze oren. Erken het gezag van bestuurders en van de keizer. Slaven, gehoorzaam je meesters. Vrouwen – erken het gezag van uw man. Wie dit met moderne ogen leest, zegt: zie je wel, christenen zijn conservatief tot en met! Maar… besef dus wel de achtergrond! De christenen toen werden gezien als bedreigende groep. Ze déden dingen die ongepast gevonden werden. Niet de keizer erkennen, niet meedoen in wat de stad bindt. Vrouwen die de goden van hun man verlaten, slaven die samenkomen en wie weet wat voor plannen smeden. En tegen die achtergrond schrijft Petrus. Hij zegt als het ware wat Matthews vader zei: doe dubbel zo goed je best. Erken de keizer, werk goed als slaaf, spreek je man niet tegen… Geef geen voer aan vooroordelen. Laat zien dat je betrouwbaar bent, niet bedreigend. Zo ongeveer.

[het goede doen nu]
Maar dan nu wij. Onze situatie is precies tegenovergesteld. Christenen worden tegenwoordig bepaald niet gezien als revolutionairen, maar meestal juist als te conservatief. Daarom moeten we wel oppassen hoe we Petrus’ woorden toepassen. Eén op één overnemen zal niet werken denk ik. Maar wél mogen we bedenken: hoe komen wij over? Wat wekt weerstand, wa bevestigt juist vooroordelen? En kun je daar iets aan doen? Nee, niet om je dan maar te richten naar de normen van nu, zo van ‘aanvaarding voor alles’. Verre van dat! Een christen is een vreemdeling, juist omdat Gods wil leidend voor je is in alles. Die staat voorop. Maar toch: denk na over hoe je overkomt op de mensen die wél thuis zijn in deze wereld. Heel concreet in de afgelopen maanden van corona: aan de ene kant zoeken hoe je kerk kunt zijn en kunt samenkomen, maar aan de andere kant ook bedenken hoe wat je doet overkomt. Denk aan de reactie op de volle kerken in Krimpen…
Het goede doen: als in onze tijd discriminatie en uitsluiting zo’n beetje als het ultieme kwaad wordt gezien, mag je als christen daarbij aansluiten door erop te wijzen, en veel liever nog te tonen, dat bij God ieder mens waardevol is. Doen wij dat? Krijgen mensen het gevoel dat in onze kerk ieder welkom is? Zonder daarbij overigens mee te gaan in de wan van de wereld die ieder onderscheid tussen mensen en gedragingen uitwist.
Het goede doen. Dan denk ik aan de zorg voor de schepping. Wie een pelgrim is op weg naar een ander land, hoeft hier niet alles te hebben. Die kan opvallen ten goede door niet mee te doen aan ongebreideld consumentisme, door zuinig te zijn op Gods schepping. Al zullen anderen geen ‘schepping’ zeggen maar ‘natuur’, daar kun je iets tonen van gedeelde gerichtheid op iets goeds.
Het goede doen te midden van een wantrouwende wereld. Dan komt het boven al aan op de kleine dingen van elke dag. Hoe je omgaat met je familie, je buren, je collega’s. Petrus zegt: slaven, doe je werk goed, al is je baas vreselijk. Is dat niet direct over te zetten naar de loonslaven van tegenwoordig? Doe je werk goed en zorgvuldig. Loop niet de kantjes er vanaf. Heb aandacht voor anderen. En ook in de verhouding tussen man en vrouw: wat is het mooi als je in de wereld iets toont van hoe God liefde en trouw bedoeld heeft.
Het goede doen. Vooroordelen wegnemen, laten zien hoe Gods weg wijs is. En waarom? Om vooral maar aanvaard te worden door anderen? Nee, niet daarom. Maar om zo hopelijk weerstanden en wantrouwen weg te nemen. Twee keer zo goed doen, niet voor mensen, maar voor God – om zo misschien wel anderen tot geloof in Hem te trekken. Daarover een volgende keer meer.

[slot]
Tenslotte. Een vreemdeling – dat ben je als christen. Niet ‘dat zou je moeten zijn’, nee, dat bén je, of je wilt of niet. U ook, of jij? Een asielzoeker, een allochtoon – iemand die leeft naar de wetten van een andere wereld, iemand voor wie Gods wil wet is. Spiegel jezelf er eens aan.
Maar laat het niet ons doel zijn om maar vreemd en wereldvreemd te zijn. Nee, onze roeping is het goede te doen. Mensen kijken scherp als ze door hebben dat je anders bent. Denk maar aan Matthew en zijn vader! Je positie als christen is echt niet zoveel anders, of je dat nu leuk vindt of niet… En daarom: laat niemand iets op je hebben aan te merken – behalve waar Gods wil botst met wat de wereld wil. Want ja, dan kan, en láát anderen dan maar oordelen; als de Heer ons maar aanvaardt.
Jezus, onze Heer, Hij nodigt ons volgende week aan zijn tafel. Laten we ons daar deze week biddend op voorbereiden. Mediteer nog maar eens over de woorden van vanmorgen. Laten we mogen thuiskomen bij Hem aan zijn tafel, juist als vreemdelingen hier op aarde. Een lied zegt het zo mooi, en dat gaan we horen:
Here God, wij zijn vervreemden,
door te luist’ren naar uw stem.
Breng ons saam met uw ontheemden
in het nieuw Jeruzalem.

Amen