Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
soms kom je verbitterde mensen tegen. Mensen die teleurgesteld zijn in het leven, in anderen, misschien ook wel in zichzelf. Ik herinner me dat ik eens sprak met zo iemand. Al jong had hij door een ziekte uit het werkende leven moeten stappen. En het leek erop dat hij daar nooit overheen had kunnen komen. Niet dat hij dat zei, maar dat begreep ik achteraf. Wat ik op dat moment wél merkte, was dat hij zo negatief was over allerlei dingen. De regering deugde niet, de kerk was ook niks… Hij had weinig contact met familieleden, en hij kon precies vertellen wat er aan hen niet deugde. Van anderen begreep ik echter dat hij zelf ook dingen had gezegd en gedaan die niet bepaald goed waren.
Ik word altijd een beetje neerslachtig van zulke ontmoetingen. Het is alsof de zon verduisterd is. Misschien kent u ook zo iemand – of hebt u er zelf iets van, ik hoop het niet! En het tragische: ik begreep dat deze man zo ánders had kunnen zijn, als hij maar niet onvrijwillig op een zijspoor was gekomen door zijn ziekte; of als hij daar anders mee had kunnen omgaan. Hoe erg is het, als teleurstelling allerlei vruchten draagt: niet alleen verdriet, maar ook ontevredenheid. Boosheid. Bitterheid en kwaad. Dan zit een mens helemaal vast. Wie haalt je ooit daaruit? Het lijkt mens-onmogelijk.
Vandaag komen we in de Bijbel iemand tegen die net zo vast zit. Koning Saul is
[hoe Saul vast raakt]
In het hoofdstuk dat we lazen, zien we hoe Saul langzaam vast komt te zitten in duisternis. Achtereenvolgens lezen we over wantrouwen, woede, angst, haat, en zelfs pogingen om David uit de weg te ruimen. Ja, want het komt allemaal door David! In het voorgaande hoofdstuk heeft David de reus Goliath verslagen, en nu is David natuurlijk dé man van de dag. Saul neemt hem meteen op aan het hof, en kroonprins Jonathan sluit vriendschap met David. Maar al heel snel gebeurt er iets waardoor Saul scheef naar David gaat kijken. Als het leger van Saul intocht in een van de steden van Israël, komen vrouwen hen zingend en dansend tegemoet. Ze juichen: “Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden!” [herhaal]. Deze jubel schiet Saul helemaal in het verkeerde keelgat. Hoor hem mopperen: “David geven ze er tienduizenden, mij maar duizenden. Nog even en ze geven hem het koningschap!” Nu had Saul wel reden om te vrezen dat hij geen koning zou blijven, daarover straks, maar dit is toch wel een héél hatelijke en jaloerse gedachte. David heeft geen enkele reden waarom Saul hem als concurrent zou zien. En ook het lied van de vrouwen geeft daar geen aanleiding toe. In Hebreeuwse poëzie is het eenvoudig de gewoonte om twee keer ongeveer hetzelfde te zeggen met andere woorden, bijvoorbeeld: “loof de Heer, alle volken/ prijs Hem, alle naties”. Of deze, uit psalm 144: “dan werpen onze kudden bij duizenden/ met tienduizenden nemen zij toe in onze velden”. Het lied van de vrouwen werkt net zo: “Saul versloeg ze bij duizenden/ David bij tienduizenden”. Ofwel: Saul en David hebben heel veel vijanden verslagen. Het is niet hun bedoeling David boven Saul te verheffen, alleen om hen te eren.
Bij Saul echter vlamt meteen de jaloezie op. En daar blijft het niet bij. Korte tijd later gooit hij in een vlaag van woede een speer naar David. Daarna stuurt hij David weg van het hof, op veldtocht, met als enige gevolg dat iedereen hem op handen draagt, want hij wint elke veldtocht. Tenslotte komt dat vreemde stuk over de koningsdochter en bruidsschat van Filistijnse voorhuiden. Saul hoopt dat David sneuvelt hij die onderneming, maar het enige gevolg is weer averechts: dat David nu zijn schoonzoon is. Het hoofdstuk eindigt: “zijn angst voor David nam nog toe, en van die dag af was David zijn aartsvijand”. David doet niets verkeerds en zijn ster rijst, en Saul komt meer en meer vast te zitten in jaloezie, woede en angst.
[Saul strijdt tegen God]
Wat zit hier toch achter? Wel, Saul had al te horen gekregen, in hoofdstuk 15, dat hij geen koning kon blijven. Na verschillende staaltjes eigenwijsheid en ongehoorzaamheid van Sauls kant, had de profeet Samuël deze boodschap moeten brengen namens God: “een ander zal koning worden, iemand waardiger dan u!” Sinds die tijd was Saul steeds op zijn hoede, wantrouwend wie die ander zou kunnen zijn. Hij had geen berouw over wat hij verkeerd had gedaan, nee, hij verzet zich met alles tegen deze voorzegging. Dat gaat niet gebeuren, hij blijft de baas! Daarom komt Saul vast te zitten, omdat hij strijdt tegen Gods plannen. Hij wordt als de hoofdrolspeler in een Griekse tragedie, die alles doet om een voorzegging te ontlopen, en er uiteindelijk toch door getroffen wordt.
Saul legt zich niet neer bij Gods wil. Dát is het probleem. Daarin is hij wantrouwend, jaloers; daarom zijn angst en aanval en slinkse moordpogingen. Maar het levert niets op. Want tegen God kún je je niet verzetten. Alles wat Saul probeert zorgt er juist voor dat Davids ster verder rijst. Saul zet zichzelf vast! Nu is God niet het noodlot in een Griekse tragedie, er is altijd een weg terug, een weg van bekering. Maar die weg kan, die wil Saul niet gaan. Want dan moet hij toegeven dat hij fout zat, dat hij geen recht meer heeft op het koningschap. En daar wil Saul niet aan. Het moet gaan zoals híj wil. Hij de koning, en op zijn manier!
[waarschuwing tegen deze weg voor nu]
Ik denk dat deze geschiedenis van Saul een grote waarschuwing is voor ons. Saul had zich voorgesteld koning te zijn en te blijven, en zo oud te worden en gevierd. Na hem kwam natuurlijk zijn zoon op de troon, en zijn kleinzoon, enzovoorts. Maar het gaat anders: een jonge herder komt en stelt de show, en Saul voelt instinctief aan dat het spoor van de HEER zich verlegt naar David. Dat kan hij niet aanvaarden. En daarom wordt het donker in zijn hart.
Zo kan het nog steeds gaan. Dat je het niet kunt aanvaarden als dingen anders gaan, dat alles minder mooi wordt dan je dacht. Als de dingen een ander spoor nemen dan jij zou willen. En dat gebeurt nogal eens. Als je een ernstig gehandicapt kind krijgt, ik noem maar wat. Daar gaat het sprookje in je hoofd van een zorgeloos gezin, van verre vakanties, van vrijheid… Of als je huwelijk stukloopt en je ergens op een vakantiepark moet gaan wonen zonder uitzicht op een huis. Als je ziek wordt, of je partner wordt ziek, en dat alles anders maakt. Of als je bedrijf failliet gaat. Dan is er heel wat om mee te dealen.
Als je zo teleurgesteld wordt, als dromen uiteenspatten, dan is er het gevaar dat je eindigt als Saul. Dat uit de teleurstelling allerlei dingen opborrelen: jaloezie, op de ander die het wél heeft. Angst, dat alles je afgepakt wordt. Woede, op mensen die je niets misdaan hebben. Bitterheid, haat tegen het systeem dat je sloopte of tegen God die je dit aandoet. Laat het bij ons nooit zover mogen komen! Je ziet bij Saul dat je dan zelfs tot misdaden kunt komen. In zijn geval poging tot moord, maar het kan van alles zijn: stalking na een scheiding, of leugen en bedrog, geweld… Of dat je jezelf gaat verwaarlozen, naar de fles grijpt.
En, want dit is geen lesje psychologie vandaag, dit heeft ook met God te maken. Niet dat God alle ellende stuurt, maar soms moet je als mens zeggen dat Gods weg blijkbaar anders is dan jij wilt. Kun je dát aanvaarden? Met alle waaroms die dat met zich mee kan brengen, ik besef het. Gods weg is soms door de diepte, zegt een psalm. Laat Gods planne maar aan Hem. Maar strijden tegen God, verbittering om wat gebeurt, leidt uiteindelijk tot duisternis. Je ziet het bij koning Saul. Verder en verder raakt hij vast en uiteindelijk komt hij om – daar eindigt het verhaal mee. God verhoede dat wij die weg opgaan!
[aanvaarden dat Gods plan anders gaat geeft zegen]
Want het kan ook anders, heel anders. Hoe onvoorstelbaar dat soms lijkt als je zelf al half bent vastgeraakt, is is een andere optie. Die zien we aan het begin van dit hoofdstuk. Want daar ontmoeten we Jonathan. Jonathan maakt kennis met David, en ook hij ziet wel dat David een rijzende ster is. Wat ligt meer voor de hand dan dat Jonathan David als een bedreiging ziet? Jonathan is de oudste zoon van Saul, en tot dat moment de logische opvolger als koning. Maar in die tijd lag het nog niet al te vast dat een koning altijd werd opgevolgd door zijn zoon. Wat als David straks na Sauls dood populairder is dan Jonathan? Daar lijkt het op dit moment wel op!
Maar nee, Jonathan is ánders. Hij zet zijn eigen belangen niet in het middelpunt. Hij heeft geen droom die ten koste van alles waar moet worden. Daarom ziet hij geen rivaal, hij ziet gewoon een dappere jongeman die op hem lijkt. Jonathan wordt Davids beste vriend. Sterker nog, we lezen dat Jonathan zijn eigen mantel aan David geeft, en zijn hele uitrusting. Volgens veel uitleggers wil dit zeggen dat hij David erkent als hoger. Met zijn mantel geeft hij de kans op de kroon feitelijk weg aan David. Zou u dat doen? Of jij? Of ik?
Hoe kan Jonathan dit doen? Dat heeft maar één reden. Jonathan leeft met God. En daarom is zijn toekomst open. Hij heeft niet een eigen uitgestippeld pad, hij kijkt eenvoudig waar de HEER zijn leven heen leidt. Komt er iemand die goed kan vechten tegen de Filistijnen? Mooi! Waarom moet dat je vijand zijn? En als die nu kansen krijgt op de koningstitel? Nou, dat zien we dan wel weer. Saul regeert hopelijk nog jaren. En misschien ís die David wel geschikter! Bovendien herkent Jonathan in David dezelfde houding: ze hebben ontzag voor de HEER, en vertrouwen in Hem. Ook David gaat niet voor eigen ambities, we lezen nergens dat hij koning wil worden. Jonathan en David staan open voor waar God hen leidt, of die weg nu naar boven gaat, of meer naar beneden. Zou dat ook nu niet een veel meer gezegende houding zijn? Stel dat Saul dat had gedaan… Hoe anders was dan zijn houding en leven geweest!
[geen resignatie, maar liefde de kern]
Maar open en vertrouwend je weg gaan, ook als dingen anders, moeilijk, tegenvallend zijn – dat heeft toekomst! Vertrouwen dat God de dingen leidt, en dat jij slechts op jouw plek het goede hoeft te doen. Dát!
Ik zou bijna zeggen: het gaat om leren buigen onder Gods wil. Maar dat is toch te kort door de bocht. Saul wil niet buiten, dat is wel helder. En Jonathan is zo flexibel, die buigt als vanzelf. Wij zullen er vaak tussenin zitten… Echter, het kernwoord is niet buigen. Het kernwoord in dit gedeelte is ‘liefde’. Onze vertaling vertaalt het een aantal maal weg. Maar er staat letterlijk: Jonathan had David lief. Het volk en de hovelingen hebben David lief. Michal heeft David lief. Alleen Saul niet. En dáár zit het probleem!
Want David is in dit hoofdstuk weer heel duidelijk een beeld van Jezus. David doet níets fout in wat we lazen. Hij bevrijdt, hij is dapper, hij is bescheiden en trouw en verstandig. Hij gaat niet voor zijn eigen belang, maar helpt het volk. Net als Jezus! David is echt iemand die je als koning zou willen. Of hij dat zélf zou willen zijn, lezen we hier niet. Maar er is alle reden om David te waarderen, lief te hebben. Hij is alleen maar goed!
En is het met Jezus ook niet zo? Hij die ook zijn leven op het spel zette om ons te bevrijden. Hij die niet voor zijn eigen belang ging, maar alles wilde opgeven voor ons. Hij die trouw is tot in eeuwigheid, en alleen maar goed. Zou je Hem niet liefhebben? Op handen dragen, zoals onze vertaling zegt? Zou je Hem niet als koning willen hebben over je leven?
[Jezus/David de ware koning]300
Alleen, dan is er één ding: dan kun je zelf geen koning meer zijn. Dan wordt Hij de hoogste in je bestaan. En dáár zit vaak de moeite. Wij zouden graag koning zijn, alles in de hand hebben. Maar zeg nu zelf, is Jezus daar niet veel geschikter voor? Geef Hem je koningsmantel maar, zoals Jonathan. En als het leven moeilijk wordt? Dan zul je, ook als dingen anders gaan, als er grote teleurstelling is, toch zeggen: ik blijf Hem als koning erkennen. Als dit blijkbaar de weg is die ik in zijn gevolg moet gaan, dan zoek ik hoe ik hier en nu kan doen wat God me vraagt!
Wat een zegen is het, als je zó in het leven staat. Dan kun je niet bitter worden, dan blijf je vertrouwen. En tegelijk: wat is dit een opgave! Dit is zo hoog dat je er uit jezelf niet bijkomt. Maar Hij wil het u geven, geloof dat maar!
En het geweldige: Jezus is dichtbij. God daarboven, die blijkbaar een bepaald plan had met Saul, is nog op afstand. Maar David liep elke dag in zijn paleis rond. Als Saul nu maar eens goed op David had gelet, met hem gepraat, hem had leren kennen. Maar nee, hij zat vast in zijn eigen gedachten, zijn woede tegen Gods leiding. Daarom kent hij David niet, al was hij vlakbij.
David was dichtbij. Zou het nu anders zijn? Als je Gods wegen ondoorgrondelijk vindt, kijk dan maar naar Jezus, de grote zoon van David. Denk aan zijn leven en daden en dood. Dan weet je: deze koning kan niet dan goed willen. Wij hebben niet een God die willekeurig aan de knoppen draait, waarbij ik het soms slecht tref. Nee, denk aan Jezus! Hij weet wat lijden is, en een afgeknakt leven. Hij staat naast ons, in de pijn van het bestaan. Juist als je leven moeilijk is: kijk naar Jezus! En geloof dat Gods grote plan dit is: dat Jezus koning zal zijn. Dat onder de regering van Davids grote zoon en vrede zal zijn en recht en liefde, en voldoende voor iedereen. Dáár gaat het heen!
[slot]
Gelukkig ben je als je niet doet als Saul, maar als je doet als Jonathan, die David erkende als de ware koning, en die een verbond met hem sloot. Als je dromen uiteenspatten, word dan niet vol woede en bitterheid en boosheid, tegen mensen en zelfs tegen God en zijn gezalfde. Dood-ongelukkig word je dan, en maak je anderen. Die weg loopt dood, voor altijd.
Nee, doe als Jonathan: erken Jezus als koning, en doe zelf maar troonsafstand. Zoek eenvoudig het goede op de plek waar je staat, en laat Gods plan maar over aan Hemzelf. Niet dat Jonathan nu zo’n gemakkelijk leven heeft gehad, verre van dat. Een wrokkige vader, een vriend die moest vluchten, en uiteindelijk sneuvelde Jonathan tegelijk met zijn vader Saul. Maar zijn leven was toch verlicht, gezegend – door God zelf. Hij liep niet dood, ook al stierf hij.
Moge God ons geven zó te leven: niet te strijden tegen Gods wegen, maar in liefde verbonden met Jezus, de ware Davidszoon. Dan mag je weten: zijn koningschap wint, zijn regering zal aanbreken. En dat is dan ook voor ons iets om naar uit te zien!
Lof zij Christus in eeuwigheid, Amen