Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
In het Bijbelgedeelte van vandaag gaat het over blind zijn en zien, dat kan niet missen. Een blindgeboren man wordt immers genezen. Tegelijkertijd gaat het niet alleen over letterlijke, maar ook over figuurlijke blindheid. Het gaat niet alleen over ‘zien’, het gaat ook over ‘inzien’ – over weten hoe de dingen werkelijk zitten. Of dat juist niet zien, niet wíllen zien ook.
Ik moest denken aan een film die ik vorige week zag, “Don’t look up” – genomineerd voor 4 Oscars. Het verhaal gaat over twee astronomen die een komeet ontdekken. Een komeet die recht op de aarde af stormt en daar alle leven zal vernietigen, tenzij er direct actie wordt ondernomen. Je zou zeggen: een boodschap die iedereen meteen alarmeert! Zo blijkt het echter niet te zijn. mensen zijn zo druk met allerlei dingen, van politieke schandalen tot kijkcijfers en roddels, dat het nieuws over de komeetinslag eerst weinig aandacht trekt. Al kijkend naar de film vraag je je af: zien mensen niet wat voor urgents er aan de hand is? Maar het wordt nog gekker: na een tijdje ontstaat er zelfs een groep komeetontkenners. Ze ontkennen simpelweg dat er een ramp ophanden is. Ze willen het niet weten, om allerlei redenen. Hun slogan is de titel van de film “Don’t look up” – kijk niet omhoog. Terwijl anderen juist roepen: doe iets! Zie de situatie onder ogen. Allerlei belangen gaan meespelen – en al kijkend besef je hoe mensen vaak alleen zien wat ze willen zien. De waarheid aanhangen die hen uitkomt. Een heel onthullende film, en hij loopt niet goed af…
Hoe vaak gaat het niet zo, ook in het dagelijks leven? Dat in een relatie iemand blind voor de ander gaat, terwijl jij van een afstand je twijfels hebt. Of andersom, dat iemand alleen nog maar negatieve dingen kan zien. Over haar partner, over de regering… Zo ontstaan wantrouwen, zo ontstaan complottheorieën, zo gaat er veel kapot. Wie ziet de waarheid en wie is blind?

[de geschiedenis]
Het Bijbelgedeelte van vandaag gaat natuurlijk allereerst over letterlijke blindheid. Jezus ontmoet een man die al sinds zijn geboorte blind is, en hij geeft hem zijn zicht terug. Op een wonderlijke manier, met spuug en modder en naar het badhuis gaan, dat laat ik voor nu liggen. Voor mensen van toen was dat minder vreemd dan voor ons. Hoe dan ook: de blinde wordt genezen. Lichamelijk genezen, zijn ogen doen het weer, hij kan weer zien.
Tegelijk gaat deze geschiedenis over méér. De ogen van de blinde gaan namelijk ook op een andere manier open. Hij gaat zien, inzien, wie Jezus is. Je ziet het stapje voor stapje gebeuren. Eerst zegt hij “iemand die Jezus heet, maakte wat modder”. Iemand die Jezus heet, niet meer. Even later zegt hij al: “Hij is een Profeet”. Nog verderop, in discussie met de farizeeën, gaat hij nog een stapje verder. Dan zegt de blindgeborene: ” wat vreemd dat u niet begrijpt waar hij vandaan komt (…) als die man niet van God kwam zou hij dit toch niet hebben kunnen doen?” En uiteindelijk, als hij Jezus ontmoet, noemt hij hem ‘Heer’. “ik geloof Heer” – en hij knielt voor hem neer. Zo gaan zijn op een ander niveau open; zo gaat hij Jezus zien voor wie hij werkelijk is.
Maar hoe is het met anderen? Met de Joodse leiders, die de genezen man de deur uit gooien? Het blijkt dat de blindheid van deze ene man een beeld is voor de blindheid van velen. Zoals telkens in dit evangelie, kijkt Johannes weer eens dieper, maakt hij een röntgenfoto. Er blijkt niet één blinde te zijn, er zijn er een heleboel.

[blindheid toen]
De farizeeën, de Joodse leiders, zij blijken werkelijk blind te zijn. Niet letterlijk blind natuurlijk, maar geestelijk blind. Ze zijn blind voor wie Jezus is. als ze met het wonder geconfronteerd worden, is er even wat twijfel, zo lezen we in vers 16. Ten diepste staat echter hun opvatting al vast. ‘Die man is een zondaar, dat weten we’ – vers 24. Dat Jezus de messias kan zijn, is voor de leiders bij voorbaat uitgesloten. Wie dat zegt wordt uit de synagoge gegooid. ‘Wij weten niet waar hij vandaan komt’ zeggen ze stellig in vers 29. Hij kan niet van God komen, al doet hij een ongekend wonderteken. Kan niet. ‘Don’t look up!’ zeg maar…
Wie Jezus is, daar zijn deze leiders blind voor. En, onlosmakelijk daarmee verbonden, zo zijn ze blind voor hun eigen toestand. Blind voor de duisternis waarin ze verkeren, voor hun beperking op geestelijk gebied. Ze zien zichzelf als vroom, als voorbeeldgelovigen, als hoeders van Gods wet. Dat ook zij wedergeboren moeten worden, een ander mens moeten worden, daar zien ze niets van. Goed, dat de wereld voor God verloren ligt, dat geloven ze graag. Maar dat ook zíj een verlosser nodig hebben? Dat ook zij zich moeten bekeren, niet van slechte daden maar van hun vertrouwen op eigen goedheid? Dat Jezus gekomen is, ook voor hen, en dat Hij alle er waard is? Nee, dat zien ze niet.
Ik moet denken aan een ouder iemand, die klaagt dat de jeugd zo onduidelijk spreekt tegenwoordig. Zo iemand heeft zijn eigen doofheid helemaal niet door. Op dezelfde manier zijn de farizeeën blind voor hun blindheid. Verontwaardigd roepen ze uit tegen Jezus: ‘Wij zijn toch zeker niet blind!?’ Hier zit natuurlijk een paradox. als je iets niet ziet, zie je ook niet dat je het niet ziet! Het is zoals Johan Cruijff zei: ‘je ziet het pas als je het doorhebt’. Terwijl wij, als we de geschiedenis horen, al lezend denken: hoe kun je zo’n geweldige genezing nu zo bevooroordeeld onderzoeken? Hoe kun zo weinig zien van wie Jezus is, en zo weinig je eigen blindheid opmerken?

[blindheid nu]
Maar laten we maar niet op die farizeeën van toen neerkijken. Zoals zij zijn, zo zijn wij er allemaal aan toe van nature! We worden blind geboren, net als een hondje of katje, maar dan geestelijk. Blind geboren, blind voor Jezus, én blind voor onze eigen toestand zonder hem. Maar in tegenstelling tot blij een klein katje, gaan onze ogen niet vanzelf open!
Ik denk weer aan die film “Don’t look up”. De verwoestende komeet stormt op de aarde af, maar veel mensen lijken ziende blind. Pas tegen het einde van de film, als ze de komeet met eigen ogen aan de hemel zien, worden ze wakker. Dan is het te laat! Die film is eigenlijk bedoeld als een soort gelijkenis over de klimaatverandering, maar tegelijk is het een gelijkenis van geestelijke zaken. Wij mensen worden door een enorme ramp bedreigd: de eeuwige ondergang! We leven zonder God, doen wat verkeerd is, maken elkaar het leven zuur, maken Gods schepping kapot en erkennen de Allerhoogste niet. We koersen af op de ondergang! Op Gods veroordeling, onherroepelijk. Wij als mensheid, en ook ieder persoonlijk. Maar… wie ziet het? Wie beseft dat er dringend iets moet gebeuren, voor het voor altijd te laat is? Wanneer de mensen in die film de komeet met eigen ogen zien komen, is het te laat. Wanneer Jezus komt en ieder Hem ziet, dan is het te laat! Maar nu… nu veelal blind voor de werkelijke toestand.
Dit geldt niet alleen voor mensen die nergens in geloven. Die farizeeën ut het verhaal waren juist de kerkmensen van toen! En ook nu, als kerkmens, kun je blind zijn. Blind voor je fouten, je zonden. En daardoor ook blind voor Jezus. misschien wel omdat er bij jou geen opvallende misstappen zijn, maar eerder dingen als hoogmoed of jaloezie die meer van binnen zitten. Ik denk aan wat er op de kringen langskwam: de oudste zoon uit de bekende gelijkenis, die uiteindelijk net zo verloren was als de jongste. misschien wel méér, want hij zag het zelf niet. Zien wij het? Zie je wie Jezus is en waarom je Hem nodig hebt? Ook wij kunnen zeer blind zijn.

[genade toen]
Het probleem met blindheid is dat het zo moeilijk te genezen is. Zeker aangeboren blindheid. Daar is zelfs in onze tijd meestal niets aan te doen. Blindheid geneest niet zomaar, daarom was het wonder dat Jezus verrichtte ook zo bijzonder! En ja… geestelijke blindheid is al net zo onbehandelbaar. De wereld wil niet weten dat ze op de ondergang afgaat zonder God. Ikzelf heb geen zin dat mij de ogen geopend worden, want dan zie ik juist hoe ik in het donker leef. Nee, we denken dat het wel meevalt, dat we het allemaal aardig voor elkaar hebben. We denken misschien vanmorgen: best ingewikkeld, dat gepraat over geestelijk zien of niet zien. Maar wat heeft het met mijn dagelijks leven te maken? Nou, alles! Er is geen apart vakje geloof dat losstaat van dagelijks leven. Je dagelijks bestaan heeft geen toekomst als je Jezus niet kent!
Is die blindheid ongeneeslijk? Uit onszelf wel. Maar nu is de boodschap vandaag dat Jezus mensen geneest die blind geboren zijn! Dat gebeurde toen, heel letterlijk. Jezus zocht ongevraagd de blindgeboren man op. Hij geneest hem, ongevraagd. Ongedacht ook, want zoiets kán toch niet? Maar het gebeurt! De blinde gaat zien. Letterlijk, maar ook figuurlijk. Jezus zorgt zelf dat de man hem leert kennen. Dat zijn ogen opengaan. Jezus zoekt hem nogmaals op, Hij stelt zich voor, Hij nodigt uit. De man die nu ziet buigt zich voor de Heer en gelooft. Het onmogelijke gebeurt: alle blindheid wordt genezen, letterlijk en geestelijk. De man krijgt een nieuw leven, wordt wedergeboren. Blindheid heeft niet het laatste woord!

[genade nu]
Er godzijdank, zo is het nog. Ook nu opent Jezus bij mensen de ogen. Ongevraagd, soms onverwacht, Maar het gebeurt. mensen, jong of oud, gaan zien hoe het werkelijk zit, met hen én met de wereld. Met God en met genade. Met Jezus en met jezelf. Gaandeweg of ineens wordt het helder. Niet omdat mensen zo diep denken of hun ogen zo wijd open sperren, maar omdat Jezus ze aanraakt en hun blindheid geneest. Dat is het wonder dat hij doet, alle eeuwen door. Uit zichzelf zoekt niemand God. als we al het gevoel hebben dat er iets niet klopt, willen we het niet weten, niet zien. Maar gelukkig ben je als Jezus je ogen aanraakt, de ogen van je hart.
Als je dan gaat zien, is het eerste dat je merkt dat je in het donker zit. Dat je het licht niet ziet. Dat je blind bent. De Farizeeën riepen verontwaardigd: ‘wij zijn toch niet blind??’ Maar wie door Jezus ziende wordt gemaakt, die erkent het juist: ik ben uit mezelf zo blind als wat. Daar begint de genezing. Het is als iemand die merkt dat het niet goed met hem gaat, en daarom een dokter opzoekt. Zo is het ook als Jezus je ogen opent. Dan zie je de doodlopende weg, de duisternis in je, de ondergang die dreigt voor altijd. Iets wat je misschien niet wilt weten. Maar het is Gods genade als je de ogen ervoor open gaat, en je op zoek gaat naar de dokter. Naar Jezus die geneest!
Dan ben je niet meer als die Farizeeën die alles wel wisten. Dan besef je dat je van de werkelijk belangrijke dingen zo weinig weet. Maar gelukkig, dan zal de grote dokter je zeker opzoeken. Dan mag je Jezus zien en leren kennen. Dan mag je net als de man uit ons Bijbelhoofdstuk beseffen: Hij is het! Hij geeft alles wat ik nodig heb. En dan mag je buigen voor Hem. “Ik geloof, Heer!”
Jezus, hij gaat ook vandaag rond. Hij ziet blindgeboren mensen, en Hij zoekt ze op. Hij opent ogen.

[oproep]
Wij kunnen onze blindheid zelf niet genezen. Nee, we beseffen nog niet eens hoe blind we zijn. Maar laten we dan maar beginnen met te bidden, te vragen: “Heer, open mijn ogen. Geef dat ik u mag zien, geef dat ik mag zien hoe het echt ervoor staat met mij en met de wereld”. Roep maar, zoals die andere blinde uit het evangelie: “Zoon van David, hem medelijden met mij!” Vraag het maar: “Heer, geeft dat ik me nooit zal opsluiten in mijn eigen gelijk, niet alleen maar zal zien wat ik wil zien. Maak mij maar eerlijk! En bovenal, Heer Jezus, leer mij u kennen! Laat mij u zien, in al uw heerlijkheid. Laat me zien wie u bent, laat me zien wat u deed, hoe u alles gaf – ook voor mij.”
Johannes schetst ons de genezen man als voorbeeld. als voorbeeld van wat Jezus kan, maar ook als voorbeeld van wat wij moeten doen. Eenvoudig zeggen “ik geloof, Heer”. Ik geloof wat de Bijbel zegt, over blindheid, over oordeel, over redding. Over mij en over God en over Jezus die kwam. Doe maar als die man! Geef je over in geloof.

[slot]
Tenslotte: komende zondag vieren we het Heilig Avondmaal. Daar mogen we het weer voor ogen zien, in hoe het werkelijk zit. Met ons, met Jezus, met de wereld. Ja, we mogen het voor onze ogen zien, op een diepe manier. Wij zondig, Hij de redder. Wij blind in onszelf, maar Hij die de ogen opent. Ons oordeel verdiend, maar het was op Hem – zijn bloed vergoten, zijn lichaam gebroken. Zijn liefde die opzoekt, die ook ons opzoekt, die voedt met brood en wijn.
Wat hebben we het nodig om dat telkens weer te zien. Meer nog: het telkens weer te proeven. Ons daar in geloof aan Hem te geven, te zeggen ‘ik geloof, Heer’. Zoveel verblindt ons, zoveel schijn is er om ons heen alle dagen. Maar daar aan tafel: de diepste werkelijkheid. De Heer zelf die ons nodigt. Ons, blind en doof en dood. Maar Hij die geneest, die levend maakt. “Genade, zo oneindig groot/ dat ik, die t niet verdien/ het leven vond, want ik was dood/ en blind, maar nu – kan ‘k zien!”

Lof zij Christus in eeuwigheid, amen.