Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: medelijden]
Soms zie je dingen waar je medelijden mee krijgt. Bijvoorbeeld als het op de tv weer eens over Oekraïne gaat, en je ziet een verzameling vluchtende mensen. Je stelt je voor hoe het zou zijn als jij daar liep, met je man aan het front en een onzekere toekomst voor jou en je kinderen. Maar vooral als je één mens goed in beeld krijgt: een meisje Met een beer in haar hand dat op een bed zit in een enorme opvanglocatie, met een grote tas naast zich. ‘Ach,’ denk je dan – het raakt je. Soms kan een beeld diep binnenkomen, of een verhaal. Dan denk ik aan de verhalen rond de toeslagenaffaire, als je hoort over het onrecht en de ellende die door onze overheid is aangericht. Boos kan ik daarvan worden, maar ook medelijden krijgen met mensen die daardoor getroffen zijn. Zeker als je één van hen persoonlijk zijn verhaal hoort doen, als het leed een gezicht krijgt – als je ziet hoe iemand voortijdig oude en zorgelijke trekken heeft gekregen.
Nu leven wij in de lijdenstijd. Dan krijgt onrecht, pijn en leed voor ons wel speciaal één gezicht: het gezicht van Jezus. Je ziet het voor je in gedachten als je de Bijbel leest, wat hem allemaal is aangedaan. Geslagen en bespot. Geboeid en gegeseld. Gekroond met een krans van scherpe doorns en uitgedost als een spotkoning. “Zie, de mens” – zegt stadhouder Pilatus, ofwel: kijk nu toch eens, wat een toonbeeld van ellende en vernedering. Jezus die lijdt – er zijn talloze afbeeldingen van Hem gemaakt zo. Dan zou je ook medelijden met hem krijgen. Medelijden met Jezus, die zo onrechtvaardig behandeld wordt, die zo’n wrede dood moet sterven. Of zijn voor ons misschien deze beelden en verhalen zo bekend dat ze ons niet meer raken?

[Jezus geen object voor medelijden]
Het is goed om je te laten raken door wat er met Jezus gebeurt. Bijvoorbeeld vanavond in de passie- zangdienst, of in de vespers en diensten van komende week. Vanochtend echter wil ik iets anders zeggen. Dit: we hoeven geen medelijden met Jezus te hebben. Geen medelijden als met een weerloos slachtoffer. Want dat is hij niet! We zien dat héél duidelijk in het Bijbelgedeelte dat we lazen. Jezus is geen slachtoffer van wat anderen hem aandoen. Hij is degene die het initiatief in handen heeft. We hoeven geen medelijden met hem te hebben als het lijdend voorwerp. Nee, Jezus is het onderwerp.
Het overkomt Jezus allemaal niet zomaar. Dat blijkt als we zien waar Jezus heengaat na het laatste avondmaal. Hij gaat naar de tuin Gethsemane, waar hij vaker kwam. Hij wist dat Judas hem daar zou zoeken, en toch gaat hij niet ergens anders heen. Dat doe je toch niet, als je leven je lief is? Als hij gewild had, had hij allang het land uit kunnen zijn, maar hij gaat naar deze voor de hand liggende plek. In vers 4 lezen we het heel duidelijk: ” Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren”. Hij weet het, en hij deinst er niet voor terug. In vers 11 zegt hij tegen Petrus, die hem wil verdedigen: “Steek je zwaard in de schede. Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?”
Let bij dit alles vooral op wat er gebeurt als de troep soldaten er aankomt, onder leiding van Judas de verrader. Jezus neemt het meteen het initiatief: “wie zoeken jullie?”. “Jezus uit Nazaret” antwoorden ze. De Heer zegt simpelweg: ” Ik ben het”. Er gaat daarbij zo’n kracht van hem uit, dat de hele troep terugdeinst en zelfs op de grond valt. Ze kúnnen hem helemaal niet gevangen nemen! Het is alsof God even wil laten zien wie hier de regie heeft. Het is de Heer, die zichzelf gevangen geeft. Alleen daarom kunnen ze hem grijpen, boeien, wegvoeren. Omdat hij die weg wil gaan. Nee, geen medelijden met deze geboeide man, maar ontzag! Ontzag voor zijn kracht en zelfbeheersing.

[onmacht en falen van zijn volgelingen]
Heb maar geen medelijden met Jezus. Wat hij doet zit niet op ons niveau, maar veel hoger. Terwijl iemand met wie je medelijden hebt, in gedachten op een bepaalde manier beneden je staat. Maar… Waar staan wij dan in dit tafereel? Ik hoop niet aan de kant van Judas en de soldaten, aan de kant van degene die hem straks bespotten en afwijzen. Dat kan wel, ook nu zijn er mensen die zo doen. Maar u zit hier in de kerk, dus u zult aan Jezus’ kant willen staan denk ik. En daar, bij Hem, vinden we zijn leerlingen. Van hen horen we weinig, en ze doen ook weinig. Ik vrees dat die plek en die houding ook bij mij past.
Laten we onszelf in gedachten maar naast hen zetten. Waarom doet bijna niemand van de leerlingen iets? Ik denk dat ze aan de grond genageld staan bij deze overmacht van kwaad die op hen afkomt. Johannes schrijft over een cohort soldaten, dat zouden er wel 200 kunnen zijn. Wat kun je daar tegen beginnen? En dan ook nog die blikkerende wapens… Ze staan verlamd, wat kun je doen?
Hoe kan ik me zelf soms ook niet zo voelen! Er is zoveel kwaad in de wereld, er is soms zoveel kwaad in je directe omgeving, dat je aan de grond genageld staat. Als iemand in je familie boosaardige leugens rondstrooit, wat doe je ertegen? Eén onwaarheid heeft vaak meer impact dan 10 keer rustig de waarheid vertellen. Je voelt je zo machteloos… Ik denk weer aan die toeslagenaffaire: wat begin jij tegen een almachtige overheid? Of wanneer je het zelf goed hebt, maar allerlei dingen in de maatschappij ziet die niet deugen. Hoe vaak doen wij dan niets? Omdat het gewoon te groot, te veel is; het verlamt je.
Ja, en soms dan doen we wel wat. Net als Petrus, die wild met zijn zwaard zwaait. Zo valt hij meteen terug tot het niveau van de tegenpartij: wapens en zwaarden, een ander verwonden en pijn doen. Gebeurt dat ook niet nog steeds? Je wilt opkomen voor iets, maar uiteindelijk doet het meer kwaad dan goed. Onbeheerst, onhandig, en er verandert niets.
Uiteindelijk nemen alle leerlingen van Jezus de benen. Ze laten hun Heer staan, blij dat hij ze die kans geeft. Petrus, hier nog zo fel, zal straks zeggen dat hij die hele Jezus niet kent. Voor hij het weet, valt hij, zondigt hij. En lijkt hij daarin niet op ons allemaal? Nee, de volgelingen van Jezus, toen en nu, daar valt het mee tegen.

[Jezus geeft zich over om te lijden]
Maar… Het gaat dan ook niet om hen, het gaat niet om ons. Jezus weet wel hoe zijn leerlingen zijn, en Hij helpt ze zelfs nu nog. “Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan”. Het gaat om wat Jezus doet. Hij heeft, in tegenstelling tot de rest, de situatie wel in de hand. Hij is niet machteloos, of laf, of onbeheerst. En wat doet Hij? Híj geeft zich gevangen!
Waarom dan? Hij toont toch veel sterker te zijn dan die hele troep?! Hij kan ze de baas, en hij laat zich boeien! Waarom?
Een eerste antwoord is dat Jezus de weg wil gaan die zijn hemelse Vader voor hem heeft uitgezet. Hij zegt het immers zelf: “zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft, niet drinken?” Gehoorzaam wil hij doen wat zijn Vader vraagt. Ook als dat betekent dat hij zal moeten sterven.
Maar we moeten een dieper antwoord geven. Waarom laat Jezus zich gevangennemen? Ja, om Gods plan tot voltooiing te brengen. Maar wat houdt dat plan in? Dat Jezus, de goede herder, zijn leven geeft voor de schapen. Dat hij sterft zodat zij zullen leven. Dat is de kern van het evangelie: Jezus laat zich gevangennemen om ons te bevrijden. Nu in deze nacht en de dag die volgt, gaat de grote omwisseling plaatsvinden. De grote omwisseling die hem alles kost en ons alles geeft. Hij krijgt over zich wat wij mensen verdienen, Zodat wij kunnen krijgen wat Hij heeft verdiend. Dit is zo centraal, ik herhaal het nog een keer [doe dat]. Daarvoor is hij in de wereld gekomen. Helemaal aan het begin van Jezus missie, toen Hij gedoopt werd, toen zei Johannes de Doper het al: “Daar is het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt” – of je kunt ook vertalen: wegdraagt. Jezus laat zich straffen, hoewel hij onschuldig is – om zo voor onze verzamelde zonden te boeten. Hij wilde sterven, terwijl dat het einde is dat wij over ons hebben afgeroepen – want een leven zonder God is gedoemd tot de dood.
Hij liet zich veroordeelden, terwijl wij mensen Gods veroordeling verdienen, met alles wat we Hem en elkaar en zijn schepping aandoen. Denk aan al die beelden en verhalen die ons medelijden opwekken – hoe zou God daar naar kijken? Wat zeggen ze over wat wij mensen ervan maken hier op aarde? Maar het wonder is: Jezus krijgt over zich wat wij mensen verdienen. Dat is het mysterie van Jezus’ laatste lijdensweg. En Daarom geeft hij zich nu gewillig gevangen. Zoals een lied het zegt: “smaad neemt hij op zich, hoon en spot, en zegt: dit wil ik lijden”.

[effect voor zijn leerlingen: vrij gaan]
Maar dit is nog Maar de helft van de ruil. Immers: Hij krijgt over zich wat wij mensen verdienen (dat is de ene helft), zodat wij kunnen krijgen wat Hij heeft verdiend – en dat is de andere helft. Voor de Heer betekent deze ruil de gang naar het kruis; maar voor ons betekent het alle goeds! Daar zien we in dit Bijbelgedeelte ook al iets van, in vers 8. Daar zegt de Heer: “als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.” Hij wordt gevangen, en daardoor worden zijn volgelingen vrij. Zij krijgen de kans om weg te gaan – en die grijpen ze met beide handen aan, zoals we al hoorden. Hier gaat het, op dit moment in de tuis, om letterlijke vrijheid – maar de Heer heeft op nog veel meer niveaus vrijheid verworven voor de mensen die bij hem horen. Hij bevrijdt hen en ons uit de macht van de dood. Na Goede Vrijdag komt immers Pasen. Jezus stond op uit het graf! En hij zegt: ik leef en jullie zullen leven. Wie bij hem hoort, hoeft niet bang te zijn voor de dood. Je mag, ook als het einde komt, eeuwig met hem leven.
Jezus bevrijdt ook van de straf op de zonde die wij verdienen – ik heb er net al iets over gezegd. Ook al doen wij verkeerd, ook al zijn wij laffe leerlingen op zijn best, en misschien wel mensen die het ene moment voor de Heer strijden en het volgende moment hem verloochenen – er is altijd vergeving. Jezus laat ons vrijuit gaan – bevrijd van veroordeling, hoe verdiend ook, want Hij liet zich veroordelen voor ons. Meer nog zelfs: hij ging tot het einde de weg die de Vader voor hem wilde. Wij doen dat niet, al vraagt God van ons lang niet zulke zware dingen als van de Heer. Maar nu geeft Jezus als het ware zijn gehoorzaamheid aan ons. En het gevolg: we zijn welkom bij de Vader. Zijn vader, die ook de onze wordt – wie gelooft krijgt álles wat Hij heeft verdiend. Leven, liefde van God, een hemelse Vader, een verdiende plek in het Vaderhuis, de Heilige Geest… Hij geeft het aan ons. Aan jou of aan u of aan mij, als wij slechts in Jezus geloven. Jezus liet zich alles afnemen, zodat wij alles zouden krijgen! Hij krijgt over zich wat wij mensen verdienen, zodat wij kunnen krijgen wat Hij heeft verdiend.
En dat terwijl wij vaak van die nutteloze leerlingen zijn. Onmachtig tegenover het kwaad, maar die het vaak ook niet eens proberen. Die meer kwaad dan goed doen, en die het er lelijk bij laten zitten. Maar voor hen – voor óns! – geeft de Heer zich gevangen. Zodat wij werkelijk vrij kunnen worden, en veranderd mogen worden naar Zijn voorbeeld. Want dat zit ook bij de ruil – dan zullen we tegen Pinksteren wel meer van horen.

[oproep]
Maar voor nu is dit al meer dan genoeg: de Heer geeft zich gevangen, gaat de weg naar Golgotha. hij zegt: “neem mij, en laat deze mensen gaan”. Het begin van de grote ruil.
Nee, met Jezus hoeven we geen medelijden te hebben. Maar zou je hem niet met diep ontzag en dankbaarheid eren, vanwege die grote ruil? De mensen die hem wilden arresteren vielen achterover, vol schrik. Laten wij liever voorover vallen, in eerbiedige aanbidding. Wat kunnen wij hem geven, anders dan eer? Hij wil ons alles geven. Laat je dan rijk maken door zijn ruil! Aanvaard dat je Hem nodig hebt, erken dat je zelf tekortschiet en onmachtig bent. Het is zo! Maar het gáát niet om ons, het gaat om hem. Jezus is ook in zijn gevangenname niet het lijdend voorwerp, niet de man om medelijden mee te hebben. Hij is de Heer, de Heer die zich overgeeft aan de mensen. De Heer die zich overgeeft voor mensen. Voor ieder die het Hem alleen verwacht!

Amen