Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[voorbeeld: ‘The Dig’]
Ik las onlangs een boek, het heet ‘the Dig’ – de opgraving. Er is ook een film van op Netflix. Dat boek gaat het over de opgraving van een oud schip in Engeland. Een heel oud schip, wel anderhalf duizend jaar oud. Het is fascinerend om te lezen hoe dat werkt. Het schip ligt onder de grond, en omdat het zo oud is, is het natuurlijk vergaan. De archeoloog die de opgraving doet, vindt eigenlijk alleen nog de spijkers waarmee de planken van het schip aan elkaar zaten. Die zijn van ijzer, dus die zijn niet helemaal vergaan. Telkens op een afstandje van elkaar is een spijker te vinden. Tussen die spijkers is niets, alleen is de grond er anders van kleur. Aan de kleur kun je zien waar het hout van het schip gelegen heeft. Heel voorzichtig wordt al het zand met een lichte kleur er vanaf afgegraven. Wat er dan zichtbaar wordt, is eigenlijk niet het schip, maar een schaduw van het schip. Een schaduw, achtergebleven in de grond. Dat is alles wat er van over is. In het schip worden dan gouden en zilveren voorwerpen gevonden. Die zijn niet vergaan, en die maken het verhaal spannend.
Tegelijk heeft het verhaal meerdere lagen. Het gaat over vergankelijkheid, en over voortleven. De vrouw op wiens grond het schip wordt gevonden, heeft haar man verloren. Ze bezoekt af en toe een spiritist, iemand die beweert dat hij met geesten van overledenen kan communiceren. Zo hoopt ze iets van haar man terug te vinden, Maar tegelijk gelooft ze er maar half in. Uiteindelijk komt er een rechtszaak over de vraag van wie de gevonden schat is. Daar komt onder andere ter sprake dat er geen enkel lichaam in het opgegraven schip is gevonden. Een deskundige verklaart, dat als je maar lang genoeg wacht, alles vergaat. Dan is er van een mens niet meer terug te vinden. ‘Zelfs geen tanden?’ vraagt de rechter. ‘Nee, zelfs geen tanden’. Na de rechtszaak zit de weduwe in haar auto, en ze denkt het volgende, een soort conclusie voor zichzelf. Ik citeer: “niets was eeuwig, in geen enkel domein. Er waren geen stemmen die van zich lieten horen, geen bericht uit het een of ander onvoorstelbare hiernamaals. Dat was de waarheid. Al het andere was bedrog. Troostkruimels om de pijn op afstand te houden”. Met andere woorden: er is niets anders dan de wereld en het verglijden van de tijd. Alles vergaat, een schip, een mens, zijn lichaam, zijn geest. Meer is er niet dan een herinnering, een schaduw in de grond, die uiteindelijk ook verdwijnt.

[het ‘immanente frame’ schetsen]
Wonderlijk, dit zo kort voor Pasen te lezen. Aangrijpend, en herkenbaar. Dit is immers de manier van denken die overheerst in onze maatschappij. Je hebt wat er is, de natuurwetten, de tijd die verglijdt, en verder niets. Een logisch en helder verhaal, en tegelijk zo vreselijk kaal, zo troosteloos. Een leeg weergalmend heelal, de mens “een broodkruimel op de rok van het universum” zoals een dichter het uitdrukte. Je bent er, even, en dan ben je weg. Alle geloof dat er méér is, wordt met een vermoeid en vanzelfsprekend gebaar weggeveegd: dat zijn ‘troostkruimels om de pijn op afstand te houden’ – mooie verzinsels, meer niet.
Dát is de denkwereld waarin wij leven, waarin kinderen groot worden. Ideeën die subtiel tot je komen in een roman, en bot in tv-shows ‘geniet van het leven, je bent er maar even’! Maar weet je, dit denken, dat de horizon bepaalt tot het hier en nu, is er óók als je zegt te geloven. Het sijpelt ongemerkt je brein in, de invloed van de omgeving. Dat je misschien nog wel gelooft in God, maar bijna niet met Hem rékent. Wat je ziet, dát is echt. Je bidt niet verwachtend. Dat God spreekt en handelt, is ongrijpbaar en vaag. En we gaan onze weg, naar het werk, naar hopelijk een prettig leven, wat genieten, en als iemand oud is dan is het ‘wel goed zo, ik heb een mooi leven gehad. Wat wil je nog meer?’.
Maar nu is het vandaag Pasen. En dat botst compleet. Dat botst, met de gedachten uit dat boek. Dat botst, met al het platte denken van vandaag en van alle eeuwen. Want, dat mag ik vandaag verkondigen: het ís niet zo! Er is méér. Jezus is opgestaan!

[met ‘wereldse blik’ is opstanding niet te plaatsen]
Laten we de leerlingen van Jezus volgen, die we vanmorgen ontmoeten in het Bijbelgedeelte dat we lazen. Je zult merken dat ze veel op ons lijken, ook in hoe ze denken.
Allereerst ontmoeten we Maria uit Magdala. Het is vroeg in de morgen, en zij is op weg naar het graf. Het graf waar Jezus in is neergelegd, na zijn ontluisterende dood aan het kruis. Het is nog schemerig, en ook in haar hart is het grijs. Jezus, van wie ze zoveel hield, is dood. De droom is voorbij. Vol verdriet loopt ze de graftuin in, haar hoofd gebogen, en zonder dat ze de eerste vogels hoort zingen. En dan… ze ziet het al van ver: de grote steen voor de grafopening is weggerold! Wat is hier gebeurd? En ja, Maria is een heel gelovige vrouw, maar ze denkt echt niet: ‘Jezus is opgestaan’. Nee, want zo is de wereld nu eenmaal: dood is dood. Als ze al denkt, het gaat hier juist over wat je onbewust aanneemt. Wat is hier gebeurd? Ze weet maar één verklaring, op horizontaal vlak: er moet een indringer zijn geweest. Iemand moet Jezus’ lichaam meegenomen hebben.
Wanhopig loopt ze naar Petrus en Johannes, twee van de 12 discipelen van Jezus, en ze vertelt wat ze zag. ook die gaan kijken. Johannes kijkt het open graf in, het is intussen wat lichter geworden. Hij ziet dat er inderdaad geen lichaam meer ligt in het graf, alleen de linnen doeken waar het lichaam van Jezus in was gewikkeld. Petrus gaat de grafkamer zelf in, en neemt alles goed in zich op. Wat hij ziet kan hij niet plaatsen. Daar liggen inderdaad de doeken, de doek die Jezus gezicht bedekte is zelfs netjes opgerold. Hoe kan dit? Een grafrover gaat toch niet het lichaam dat hij wil meenemen eerst uitpakken? Iemand die Jezus’ lichaam wilde verplaatsen doet dat toch evenmin? Voor ieder die denkt op het platte vlak, is het gebeurde onverklaarbaar!
Ook in latere eeuwen zijn er mensen geweest die het lege graf wilde verklaren binnen de grenzen van deze wereld. Zo is wel gezegd dat Jezus slechts schijndood was, en in het koele graf weer bijkwam. Dan misken je werkelijk de grondigheid van een Romeinse executie – en trouwens, hoe krijgt een zwaar verzwakte Jezus de steen dan weg? Er is ook wel bedacht het lege graf bedrog was van Jezus leerlingen. Dat zij Jezus’ lichaam verstopt hebben om zo Bijbelse profetieën over opstanding zogenaamd te laten uitkomen. Maar Jezus’ volgelingen waren net zo geschokt over wat er gebeurde! De opstandingsverhalen zijn nogal verward als je ze vergelijkt, niet bepaald het product van een afgesproken zwendel, en zeker geen “troostkruimels om de pijn op afstand te houden” om met dat boek te spreken…
Nee, elke verklaring in de kaders van deze wereld loopt spaak met Pasen. Dan kom je niet verder dan ‘onverklaarbaar’ of ‘kan niet’. Hier worden al onze denkkaders helemaal doorbroken!

[hoe Johannes een licht opgaat]
Dan gaat ook Johannes het graf in. We hebben zijn evangelie al sinds kerst gevolgd, en nu komt hij zelf in beeld. Mooi is dat! Want die ‘leerling van wie de Heer veel hield’, dat is Johannes zelf. Nu komt hij zelf in beeld, en wel als voorbeeldgelovige. Van hem lezen we namelijk iets anders dan van Petrus. “Hij zag het en geloofde”
Heeft Johannes misschien beter gekeken? Maria zag alleen de weggerolde steen, Petrus zag ook de linnen doeken. En Johannes? Hij zag exact hetzelfde. Maar hij zag het en geloofde. Dat is geen kwestie van beter kijken, gen kwestie van beter redeneren. Nee, er is hem ineens een licht opgegaan. Hét licht! Als een raam dat open gaat, zodat alles verlicht wordt. Als een paasei dat openbreekt en uitkomt. Johannes weet het ineens, diep van binnen: Jezus leeft! Een innerlijke zekerheid. Hij gelooft. Hij is drie jaar met Jezus omgegaan. Hij heeft Jezus’ daden gezien, zijn woorden gehoord. En nu komt het ineens bij elkaar: Jezus is écht wie Hij zei dat Hij is. Degene die boven alles staat. Die elk kader doorbreekt. Degene die van Boven is gekomen, die niet van hier is. Voor Hem is zelfs een graf geen einde, want Hij is het leven zelf. Jezus leeft! Elk denken in het platte vlak schiet tekort, elk denken in wat kan en niet kan naar aardse maatstaf. Jezus is meer! Een lichtstraal van boven schijnt in Johannes’ hart. Hij ziet de lege doeken, hij ziet, en hij gelooft. Het is echt: de Heer is opgestaan!

[als ons dit licht opgaat]
Kijk, en dat is nu Pasen. Als je dat licht opgaat. Als je het ziet, en gelooft, en weet voor altijd: Er is meer dan de wetten van natuur en vergankelijkheid. Pasen – Jezus leeft. En dat breekt alle knellende kaders waartoe ons denken beperkt is. Elke zondag mogen we het horen: er is meer dan wat het oog kan zien. Er is hoop die verder gaat. Maar vandaag wel in het bijzonder. De Heer is opgestaan. Wat wij voor waar hielden is zoveel te klein!
Ja, Jezus is opgestaan, en dat zet alles op zijn kop. En dan bedoel ik niet: ‘Pasen toont dat er meer is dan de zichtbare werkelijkheid’. Dat is veel te weinig en veel te vaag. Het gaat om Jezus. Pasen laat zien wat Johannes zag: dat Jezus werkelijk de Heer is; dat al zijn woorden waar zijn. Dan is Gód waar en werkelijk, de God die Jezus ‘Vader’ noemt en die Hij ons laat kennen. Dan is het leven en de liefde waar Jezus van spreekt geen sprookje. Dan mag je het allemaal geloven – állemaal! Het hele evangelie, die boodschap die niet in onze kaders past – het is waar! En het vanzelfsprekende verhaal dat er niet meer is dan tijd die verglijdt – dat is niet waar, godzijdank.
Johannes zag het, en geloofde. Hoe gaat hier de horizon open! Voor Johannes, maar ook voor ons, want ook wij mogen geloven. Er is een wereld van God die in de onze inbreekt. De Heer is opgestaan, naar de Vader gegaan, maar toch niet weg. Zijn Geest is gebleven! De scheur die Hij sloeg is blijvend, de verbinding open. Dat is nu wat heel het Johannes-evangelie noemt ‘eeuwig leven’. Niet “dat je eens naar de hemel gaat”, maar een leven dat verbonden is met God; een leven dat ópen is; waar je hoop hebt. Geen verdwijnende schaduw in de grond. Waar de waarheid wijder is dan de wetten van de natuur. Een toekomst voor jou, en voor de wereld. Want Jezus leeft!

[voorbeeld: Luther]
Van de reformator Maarten Luther wordt verteld dat hij het op een gegeven moment allemaal niet zag zitten. Ruzie in de kerk, oorlog in het land, ziekte en verdriet in de familiekring. Luther was moe en zag alles somber in. Hij klaagde zijn nood tegen zijn vrouw, Käthe. En wat deed die, denk je? Ze probeerde hem niet op te monteren, ze wees hem niet op lichtpuntjes die er toch ook wel waren. Nee, ze liep naar het raam en deed alle gordijnen dicht. ‘Wat doe je nu toch?’ zei Luther. “Ik doe de gordijnen dicht,” zie Käthe, “want ik hoor dat God dood is”. Destijds was het namelijk de gewoonte om gordijnen of luiken te sluiten na een overlijden. ‘God dood?’ zei Luther, ‘Hij leeft!’ ‘Als ik jou zo hoor zou ik anders denken’ zei Käthe, ‘maar als Hij leeft, dan moeten wij niet in het donker zitten!’ En ze deed de gordijnen weer open.
Luther had zijn les geleerd. Hij had alleen aandacht voor de dingen van hier, alsof dat alles is. En hoe makkelijk doen wij dat ook niet! Meten we onze hoop af aan de aardse vooruitzichten. Laten we ons het licht benemen alsof de omstandigheden álles zijn. Hoe vaak is God vaag voor ons, doen we alsof Jezus iemand is die vroeger leefde, en nu niet. Dan moeten we het alleen doen… Maar God is niet dood. Jezus leeft, en dat maakt alles anders!

[oproep: geloof!]
Houd daaraan vast in geloof. Want Hij is Heer. Geen blind lot of wezenloze wetmatigheden bepalen de wereld. Er is meer: de Heer! Leef open, met het oog naar boven. Tegelijk weet ik wel dat je dat niet kunt maken. De aarde trekt naar omlaag, alles om je heen wat je influistert: het is wat het is, meer is er niet, maak er het beste van. Daar kom je zelf niet uit. Maar… God kan dat licht doen doorbreken. zoals eens bij Johannes in dat graf, toen hem een licht op ging: Jezus leeft! Je mag bidden dat dat licht ook in jouw hart zal schijnen. Je mag vragen om de Geest, door Jezus zelf beloofd. Je kunt elke zondag in de kerk komen, waar we het andere verhaal vertellen. Ja, sterker nog, hier is de Heer zelf. Want Hij ontmoet mensen. Toen Maria uit Magdala, maar daarna ook: zijn leerlingen die samen waren gekomen. En dat gebeurt nog steeds!
Ach, ik kan nog veel zeggen. maar Laten we er liever van gaan zingen. Dat wat ik ook geprobeerd heb te zeggen van morgen, en wat wij mogen geloven: Ik zeg het allen, dat hij leeft, dat Hij is opgestaan! Geen zelfbedachte troostkruimel, maar leven brood van Boven, dat geen mens ooit kon bedenken.

Amen