Tags

, , , ,

Uit de Bijbel is gelezen: Jesaja 25:6-12, Lukas 14:15-24 en Hebreeën 5:9-6:3.

Gemeente van Jezus Christus, oud en jong,

[de gelijkenis, beeldend vertellen voor m.n. de kinderen]
“aan tafel” is het thema vanmorgen. Daarover vertelt Jezus een verhaal. Laten we daar eens goed naar luisteren, ook jullie, kinderen. Het is een verhaal dat we allemaal kunnen begrijpen. Een man, zo zegt Jezus, wilde een feestmaal geven en nodigde veel mensen uit. Eerst stuurde hij een uitnodiging; een uitnodiging vooraf – zoals je nu ook wel eens een kaart kan krijgen van een klasgenoot: ‘kom je op mijn feestje?’ of zoals je een kaart kunt krijgen voor een huwelijk, met de uitnodiging om daar daggast te zijn. En dan, op de dag van het feest, doet de gastheer iets wat wij wat minder gewend zijn. Hij stuurt een knecht om de gasten op te gaan halen. Waarschijnlijk zijn de gasten zijn dorpsgenoten, dus ver weg is dat niet. De knecht gaat de huizen langs, en zeg tegen iedereen: ” kom, want alles is klaar!”
De mensen tegen wie Jezus het verhaal vertelt, knikken. Ze weten het wel, hoe dat gaat. Maar dan horen ze iets onverwachts. De mensen die zijn uitgenodigd, gaan niet mee. Dat kan natuurlijk, als je op de dag van het feest juist griep hebt of zo. Maar deze mensen verzinnen de meest flauwe smoesjes. De een zegt: ‘ik moet een akker gaan bekijken’, de ander zegt ‘ik moet mijn nieuwe ossen testen’, een derde zegt zelfs: ‘Ik ben net getrouwd , ik blijf liever bij mijn vrouw’. Ik denk dat de mensen die Jezus’ verhaal horen hier beginnen te lachen. Wat een slechte uitvluchten! Als je weet dat er op die dag een feest is, plan je toch geen andere dingen… Nee, het is duidelijk: ze hebben gewoon geen zin om te komen. Ze vinden de gastheer blijkbaar niet belangrijk genoeg! Ze zetten de gastheer zelfs voor gek in het dorp: heeft hij een feest gegeven, wil er niemand komen. Dat was echt een afgang in die tijd!
De gastheer staat voor gek. Wat moet hij nu doen? Ineens krijgt hij een slim plan. Hij zal alle arme mensen van het dorp uitnodigen. Het eten is toch al gekocht! Dit is echt heel slim, nu laat hij namelijk de mensen voor gek staan die hem beledigd hebben. Want je moet weten: arme mensen helpen en eten geven en uitnodigen, dat is een goede daad onder de Joden. Daar leg je eer mee in! Zo is hij niet meer een gek zonder gasten, maar de meest liefdadige man van het dorp, een grote weldoener. De mensen aan wie Jezus het verhaal vertelt moeten weer lachen. Wat een slimme zet, wat een slimme man!
Maar een paar mensen blijven erover doordenken. Waarom vertelt Jezus dit verhaal eigenlijk? Wat wil hij ermee zeggen? Dat is ook voor ons de vraag vanmorgen. Want Jezus vertelt nooit zómaar iets.

[uitleg van de gelijkenis]
Jezus was op dat moment te gast bij een vooraanstaande farizeeër. Ik denk dat die man zich niet zo prettig voelde bij dit verhaal. Als vrome Farizeeër kende hij de profeten. En dan weet je wel: de gastheer, dat is God. We hoorden het uit Jesaja 25. “de Heer richt op zijn berg een maaltijd aan” – een feestmaal voor alle volken. Het grote feest in zijn koninkrijk. Ja, de gastheer uit Jezus’ verhaal, dat moet God zijn – dat zien jullie ook wel, kinderen. Dat God veel mensen uitnodigt dat klopt ook. Maar hoe zit het met die mensen die niet komen willen? Dat is het absurde uit Jezus verhaal – en daarom zit daar ook het punt waar het spannend wordt.
God had de mensen in Israël al een uitnodiging gestuurd voor zijn grote feest dat zou komen. Door de profeten, in de Bijbel van toen, het oude Testament. Maar wanneer ís dat feest? De Farizeeën dachten: als Gods nieuwe wereld komt, als de Messias komt en alles anders wordt. Of: als je gestorven bent en eens weer opstaat. Kortom, ergens in de toekomst. Misschien na je dood.
Net als wij dat denken: als je sterft, dán mag je hopelijk bij God in de hemel komen, waar het feest is. Of ééns, niemand weet wanneer, als Jezus terugkomt, dan zal het feest zijn. Láter, niet nu. Maar nu is het punt in de gelijkenis: het feest is niet later. De knecht komt zeggen: alles is klaar, kom mee! Het is nú.
En dat is ook precies het punt in de werkelijkheid toen. Jezus was gekomen, en hij zegt: “Gods feest gaat beginnen. Kom mee! Geloof het, volg mij!” Maar wat denk je? Ging iedereen mee? Geloofden alle mensen in hem? Nee, zeker niet! Veel mensen, en juist de Joodse leiders, de farizeeën, luisterden níet naar Hem. In Hem geloven? Die kritische man? Die vreemde vriend van zondaars? Nou, nee… Kijk, straks op Gods feestmaal komen, graag. Maar nú, die Jezus – nee, dank je!
Dus wie zijn die uitgenodigde mensen uit het verhaal, met hun flauwe uitvluchten? Het zijn mensen bij wie Jezus op ditzelfde moment aan tafel zit. Misschien moesten ze wel lachen toen Jezus zijn verhaal vertelde. Maar ineens is het niet meer grappig. Jezus zegt met zijn verhaal eigenlijk: jullie maken God, de grote gastheer te schande! Want jullie geloven niet in Mij, als ik vertel dat nú Gods feest begint. Maar let op, God zal jullie voor gek zetten. Hij zal wel andere mensen uitnodigen voor zijn feest. Het eenvoudige volk bijvoorbeeld, op wie jullie neerkijken. En dan staan jullie buiten, mis je God grote feest. Nee, dit is helemaal zo grappig niet… in het Mattheüsevangelie, waar Jezus ongeveer hetzelfde verhaal vertelt, lezen we dan ook dat de farizeeën direct hierna plannen maakten maken om hem in de val te lokken.

[Toepassen naar nu]
Laten we nu dit verhaal ook eens op onszelf betrekken! “Aan tafel!” roept God. Hij roept, zo vertelde Jesaja al, alle volken – ook ons. De Heer wil jou en mij erbij hebben, op het grote feest waar Hij het middelpunt is. Maar denken wij ook niet vaak dat dat een ding voor straks is? Eenmaal, als je sterft, dat je dan in de hemel mag komen. Of als Jezus eens terugkomt en alles nieuw wordt. Maar van nu? Nu kunnen we blijven zitten, denken we. Zolang we maar geloven wat in de Bijbel staat, die aankondiging dat er eens een feest zal komen, en dat wij ook zijn uitgenodigd. Als je het zo bekijkt, is het een soort van hemelse pensioenvoorziening. Goed dat er iets geregeld is voor straks.
Maar is dat geloven? Het punt in de gelijkenis is juist dat die knecht komt. Dat hij zegt: ga nu mee met mij, het feest begint. En zo komt Jezus ook vandaag bij ons langs. Hij zegt: ga mee met mij naar Gods feest. Jezus komt uitnodigen. Als je niet Hem me meegaat, mis je het feest. Hoe zit dat bij ons? Is geloof uw hemelse pensioenvoorziening? Iets voor ooit? Of ga je met Jezus mee, op weg naar het koninkrijk – nu? Als je Jezus gaat volgen, begint het feest al! En andersom, als je Jezus’ uitnodiging aan je voorbij laat gaan, dan loop je het feest mis – nu en straks…
Dan is de gelijkenis in één ding heel helder: juist dingen van het hier en nu hinderen om op te staan en mee te gaan. Akkers, ossen, huwelijk, ofwel: bezit en drukte, en zelfs gezin. Hoe kunnen de dingen van het hier en nu je helemaal in beslag nemen! Werk en geld en plannen. En Jezus’ uitnodiging? “Ja, ik geloof wel dat God een feest geeft. Ik hoop er eens te komen. Maar nu ben ik even te druk met andere dingen!” Is dat niet vreselijk herkenbaar! Maar zo zet je de gastheer te schande – zet je God zelf te schande. Laat je Hem merken: u bent niet belangrijk genoeg….

[op weg gaan]
Maar hoe doe je dat dan? Jezus’ uitnodiging aanvaarden en met hem meegaan? Dat is nu leven uit geloof. Zeg het maar in je hart: Heer, hier ben ik! Ik ga mee, op uw weg. Ik wil de manieren van hier afleren, en de manieren van dáár alvast leren. En dan verander je: dan ga je leven als iemand die op weg is naar het feest. Zoals Jezus zegt in het gedeelte net hiervoor, we konden dat afgelopen zondagavond horen: wees gastvrij, omdat je zelf Gods gast bent. Wees vrijgevig, omdat je zelf zoiets groots ontvangt. Nodig anderen uit in je huis en in Gods huis, omdat je zelf uitgenodigd bent… Leef in vreugde, in liefde, in vrede. Ach, daar zou nog zoveel over te zeggen, over leven als pelgrim op weg naar Gods feest.
Maar vanwege de tijd moet ik dat laten rusten. Want ik wil nog iets zeggen over dat láátste stukje dat we lazen, uit Hebreeën. En dat gaat ook over ‘aan tafel gaan’. Niet alleen eens. Maar elke dag weer.

[voeding nodig voor onderweg]
Even een voorbeeld dat de kinderen wel begrijpen. Als je sterk wilt zijn voor een reis, dan moet je eten. Net zo is het als je op reis gaat met Jezus naar Gods grote feest. Dan heb je voeding nodig voor onderweg! Voedsel niet voor je lijf, maar voor je ziel. Daar vertelt de schrijver van de Hebreeënbrief ons iets over.
Wat is er aan de hand? De mensen aan wie hij schrijft die zijn wel gelovig, maar ze groeien niet. Ze lijken wel een beetje op die mensen uit Jezus’ verhaal: ze hebben de uitnodiging gehad, maar ze komen niet in beweging. Goed, ze verzinnen dan geen flauwe smoesjes, ze zeggen dat ze meegaan, maar veel beweging is er niet te zien. Ik hoop niet dat wij op hen lijken! En dan zegt de Hebreeënschrijver: jullie dieet deugt niet. Jullie hebben vast voedsel nodig. En wat is dat voedsel dan? Dat is, zo zegt hij, in de Bijbel te vinden. Daar zit voeding in voor onderweg.
Denk aan het kindervoorbeeld van de koekjes aan het begin. ‘Uw Woord – wat in de Bijbel staat – is als honing’, heerlijk voedsel. Voeding zit in het Woord. Dat heb je hard nodig onderweg, anders word je slap, en dan haak je straks nog af.
En ook in die zin roept de Heer ons: aan tafel! In dat je Jezus volgt om straks aan Gods feesttafel te zitten, dat allereerst; maar ook ‘aan tafel’ in dat je je laat voeden onderweg. Om niet weg te zakken in de zuigkracht van alles van het hier en nu. De ossen en akkers en wat niet al.
Voeden wij onszelf met vast voedsel? De schrijver zegt verwijtend tegen de mensen toen: jullie houden het bij melk, babyvoedsel. Slappe hap. Concreet voor nu: waar bestaat jouw geestelijk voedsel uit? Een bemoedigend lied, een mooie tekst, een stukje uit een dagboekje nu en dan? Niks mis mee! Maar neem je ook vast voedsel, waar je op moet kauwen, waar je langer op leven kunt? De schrijver van de Hebreeënbrief wil iets gaan vertellen, een lange vergelijking over hoe Jezus lijkt op Melchisedek, maar… hij is bang dat dat deze kost zijn lezers te zwaar op de maag zal liggen. Hoe zou dat bij ons zijn, als hij aan ons schreef?

[Oproep doen: voed je dit seizoen!]
En daarom: ‘aan tafel!’ Laat je voeden, ook dit seizoen! En hoe dan? Wel, allereerst hier in de eredienst. Een paar hoofdstukken verder staat in de Hebreeënbrief “laten we niet wegblijven uit onze samenkomsten, zoals sommigen de gewoonte hebben, maar elkaar juist aansporen”. Simpel gezegd: hier wordt het voedsel geserveerd – je hoeft alleen maar aan te schuiven. Doe dat! En dan niet als kritische consument die een aantal sterren moet geven, maar met een hongerig hart. Met de vraag in je binnenste: wat wil de Heer mij vandaag zeggen? Dan neem je uit elke dienst echt wel iets mee.
Gevoed worden door het Woord van God. Dan denk ik natuurlijk ook aan de kringen en groepen die er zijn. Samen lezen, praten, delen – niet alleen geestelijk fast food, maar ook verdieping. Misschien wat langer kauwen als het taai is. Daar wordt je door gevoed en gevormd. Kom ook bij een kring of groep, als het kan! Een overzicht van alle opties hangt in de hal en staat in de laatste Kerkklanken. Ik denk aan de catechese voor de jongeren – dat is misschien meer de melk, de basics die je nodig hebt wil je geloven. Kom als tiener, of stuur als ouder je kind! Je gaat ze toch geen basisvoedsel onthouden?
En trouwens, als u ouder bent, als je niet meer de leeftijd hebt voor de gewone catechese, maar je denkt nu: ‘nou, ik weet niet of ik de basics wel zo helder heb… ik vrees dat ik nog niet aan vast voedsel toe ben’ – dan is daar wel iets aan te doen. Meld je maar bij mij, ik start graag een groep.
En tenslotte: bij ‘aan tafel’ denk ik natuurlijk ook aan het Heilig Avondmaal. Voedsel voor onderweg, een voorsmaak van het feest eens waarheen we op weg zijn. Wees er aanwezig! En als je nog geen belijdenis hebt gedaan en dus hier niet aan tafel mag, kom eens praten – daar moet wel een weg te vinden zijn! Misschien wel in die groep die ik net noemde.

[slot]
Aan tafel! Zo roept Jezus ons, u en jou en mij. Hij roept ons om op weg te gaan naar Gods grote feest. Hij gaat ons voor. Geloven, het is niet alléén Bijbel, bidden, kerk en kring – het zou een misverstand zijn als het vandaag zo overkwam. Nee, Jezus volgen, op weg naar Gods feest, nú al leven als mens van straks, dat doe je juist in het leven van alledag. Maar om op weg te blijven, zul je toch gevoed moeten worden. En gelukkig, ook onderweg wil de Heer ons voedsel aanreiken – in kerk en kring, in woord en brood en wijn. Aan tafel dan! Op allerlei manieren, kracht opdoen voor onderweg.
En intussen het grote vooruitzicht: de Heer die zijn feestmaal aanricht voor alle volken. Voor ieder die wil. Ook voor jou en voor u, en voor mij. Eens zal het zover zijn, wie weet hoe snel al. Vélen zullen daar zitten uit alle windstreken. Mensen die gehoor gaven aan de roep van Jezus: ga mee op weg. Laten ook wij onderweg gaan en onderweg blijven – met het grote feest in het vooruitzicht!

Amen