Tags
Uit de Bijbel is gelezen: Genesis 2:4b-17 en Jesaja 11:1-10, beide uit de Bijbel in Gewone Taal
Jongens en meisjes, ouders en verzorgers, gemeente van Jezus Christus,
[intro: iets maken]
Houden jullie ervan om iets te maken? Bijvoorbeeld als je in de zandbak speelt in de kleutergroep. Lekker zandtaartjes maken, of een heel zandkasteel. Dat doen de kleuters hier vast wel eens, toch?
Je kunt ook in de klas iets maken, met klei, dat gebeurt ook in de oudere groepen. Tenminste, zo was dat toen ik nog op de basisschool zat. Maken jullie ook wel eens iets met klei? Ik weet nog wel dat ik dat vroeger altijd heel fijn vond om te doen. Met je handen kneden, vormen, bijbuigen, tot je een mooi poppetje hebt of een dier of een vaasje. Misschien doe je thuis ook wel eens zoiets, met Play-Doh bijvoorbeeld.
Weetje wie er ook houdt van iets maken? Dat is God! Hij heeft alles gemaakt wat er is. Hij heeft ook ons, mensen gemaakt. Weet je hoe Hij dat deed? Hij vormde de mens uit aarde. Net zoals jij een zandtaartje maakt uit zand, zo maakte God een mens uit aarde. Of nou ja, zand is wel heel los. Letterlijk staat er: Hij boetseerde de mens uit aarde. Stel het je maar gewoon voor: God kleide een mensenvorm uit aarde. Een levensgrote mens met alles erop en eraan. Dat is al een hele kunst. Maar toen werd het nog mooier. Toen gaf God het leven aan de mens. Dat kunnen wij niet. Wij kunnen wel een kleipoppetje maken, maar leven zal het nooit. Maar God kan het wel! Hij maakt lévende dingen. De mens. En ook de dieren en planten, heel deze giga-groene wereld.
[God maakte alles met vreugde mooi]
Ja, want God maakte nog meer. Hij houdt van maken! De Bijbel vertelt het in dichterlijke beelden. Voor de mens maakt God een tuin. Op het midden van de aarde, in het land ‘Eden’, dat betekent ‘geluk’, daar plant God een prachtig park. Hij zet allerlei bomen neer, lévende bomen die hij zelf maakt. Een appelboom, een hoge eikenboom, een prachtig bloeiende magnolia. Bomen, mooi om te zien, bomen die schaduw geven, en bomen met vruchten om te eten. Daar, in dat park, het paradijs, daar mag de mens wonen. Verwonderd kijkt hij om zich heen: wat een heerlijke plek!
God maakt nog meer. In het midden van het park, van de tuin is een bron. Daar borrelt een hele rivier uit, met heerlijk fris water dat de planten laat groeien. Uit de tuin stroomt de rivier vier kanten op: naar de vier hoeken van de aarde. De groeikracht die God geeft gaat alle kanten op en maakt heel de aarde mooi! In het midden van de tuin staat bovendien de Levensboom. De vruchten ervan geven gezondheid en genezing. Wie daarvan eet heeft leven, het leven dat God geeft!
Zie je het voor je, allemaal? Zou je daar niet willen wonen? Ik wel hoor, in dat prachtige park, waar het leven stroomt en groeit. Maar weet je wat het allermooiste is? God is daar zelf bij de mensen! Dáárom is het daar zo goed. Daarom stroomt de levensbron daarvandaan en groeit de levensboom daar. God is er! Dit is niet zomaar een giga-groen park. Het is een heilige plek. God wandelt er tussen de bomen en spreekt met de mens. Dat is het allerbijzonderste.
[nu God niet meer zo dichtbij]
In het begin was alles goed, en God was dichtbij. Maar… zo is het niet gebleven. Dat heeft te maken met die andere boom, die van goed en kwaad. Dat heeft te maken met de eigenwijsheid van de mensen en hun ongehoorzaamheid. Dat kan ik nu niet uitwerken. Maar jullie snappen allemaal wel dat de aarde geen paradijs meer is. Kinderen pesten elkaar soms. Ouders gaan uit elkaar. Een kind kan ziek worden, of een groot mens. Soms heb je verdriet, soms ben je somber – of misschien wel vaak. En nu zou het nog niet zo erg zijn, als God dan heel dichtbij was, net als toen in het begin. Maar dat is niet meer zo. Je komt hem niet zomaar meer tegen.
Nee, de tuin van toen is weg. Kijk maar op het nieuws. Oorlog in Oekraïne, en armoede ook in ons land. En wat er nog te zien is van Gods mooie maakwerk, zijn prachtige park, dat maken we als mensen vaak kapot. Denk aan de oerwouden die gekapt worden, aan dieren die uitsterven, de aarde die opwarmt. En bíj dat alles: dat erge, dat God niet meer dichtbij is zoals toen. Nee, zo’n verwijdering, dat je soms denkt, als volwassene of ook als kind: is Hij er eigenlijk wel?
[schepping spreekt v Hem]
En toch, toch heeft God de wereld niet losgelaten. Alles wat er is heeft Hij gemaakt. Daarom kun je in de schepping iets van God zien. Als je je afvraagt of Hij er wel is, kijk dan eens om je heen in de natuur. Van de grootste boom tot het kleinste muisje, het is vol van zijn wijsheid. Als je een zeearend ziet in de Biesbosch, of als je op vakantie bergen en watervallen bekijkt, dan kun je een gevoel van ontzag krijgen: wie heeft dit alles zo indrukwekkend bedacht? Het is… God. Je ziet iets van Hem in de natuur. Niet alleen in grote dingen, maar ook in kleine. Meester Tim vertelde net iets over het papiervisje: zo klein, en zo’n superdier!
Ik moet dan ook denken aan de seizoenen. Nu is het herfst, prachtige herfstkleuren, bijvoorbeeld de bomen in de Wethouder de Joodestraat waar ik elke dag doorheen kom als ik naar jullie school fiets. Straks de kale winter, en dan… in de lente begint alles weer te groeien. Het wordt gigagroen! Daar zie ik iets in van God die leven geeft, elke keer weer. Of denk aan een bloembol. Nu zo’n lelijke soort-van-ui, die je bij het tuincentrum koopt. Je stopt dat onooglijke bolletje in de grond, en in het voorjaar: kijk, een prachtige narcis of tulp!
Als je je afvraagt of God er wel is, kijk dan maar naar alles wat Hij gemaakt heeft. Dan zie je al iets van Hem.
[herstel beloofd]
Maar… er is nog meer. Want God is ook niet ver weg gebleven. Hij heeft de mensen opgezocht, ook toen het paradijs verleden tijd was. Aan één volk, Israël, heeft Hij zich speciaal laten kennen. Door de woorden van profeten sprak Hij. En Hij beloofde: ik ga alles nieuw maken. We hoorden woorden van de profeet Jesaja. Weer zo’n giga-groen natuurbeeld. “Zoals uit een oude, omgehakte boom een nieuwe groene tak kan groeien” zo zal er een nieuwe koning komen. Hebben jullie dat wel eens gezien, dat er uit de stomp van een omgehakte boom weer een tak ging groeien? Dat kan gebeuren! Moet je maar eens gaan kijken in de grienden bij de rivier. Daar zijn soms wilgestronken helemaal kaalgekapt. Ze lijken dood. Maar toch… later lopen ze weer helemaal uit!
Zo, zegt God, zal het gaan met mijn wereld. Het paradijspark is weg, het lijkt hopeloos. Maar tóch, toch zal ik een nieuw begin maken. Er zal een koning komen die zal heelmaken wat kapot is, die zal straffen wat slecht is, en vrede en leven brengen. Wie is die koning? Je mag daar Jezus in herkennen. Jezus, in Hem heeft God de mensen nog veel meer opgezocht. Hij droeg het kwaad aan het kruis, Hij wijst de weg naar God en brengt je weer dicht bij Hem. Als je in Jezus gelooft, dan is God niet ver weg meer. Nee, het is hier geen paradijs, zeker niet – maar als je in Jezus gelooft is God toch dichtbij. Bid je wel eens? Dat mag altijd! Jezus luistert als je bidt. Alles waar je mee zit, en alles waar je blij mee bent mag je aan de Heer vertellen. Hij helpt en geeft je moed, en Hij wijst in de Bijbel de weg om te gaan. Geloof maar in Hem!
[de toekomstige vrede]
En nee, nu is het paradijs weg. Maar het allermooiste: God belooft dat eens alles anders zal worden. De aarde wordt weer vol vrede en leven. De wolf zal bij het lammetje liggen – in plaats van het op te eten. Een kind speelt zonder angst bij het nest van een slang – want die bijt niet meer. Zie je het voor je? Weer een soort paradijs! Zó zal het worden, zegt God in de beelden van de profeet, als Jezus terugkomt. Geen pijn en geen nood en geen dood, maar alles goed. En het allermooiste: dan woont God zelf bij de mensen.
Aan het begin van de preek vertelde ik over de paradijstuin van eens. Toen vroeg ik: zou je daar niet willen wonen? Dat kan niet meer. Die tuin is weg. Maar nu een andere vraag: zou je niet willen wonen in Gods nieuwe wereld die komt? Dat kan wel! Als je Hem hier kent en in Hem gelooft, dan mag je daar eenmaal komen. En tot die tijd mag je met Hem leven, omzien naar anderen, en zorgen voor zijn schepping. ‘Heel de schepping geeft Hem eer’ – en ik hoop: wij ook!
Amen