Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
We zijn vandaag gekomen aan het einde van het kerkelijk jaar. Alles spreekt vandaag van eindigheid. Niet alleen de lijst met overledenen in uw liturgie boekje, maar net zo zeer duizend dingen in de natuur. De dagen zijn kort, de nachten worden steeds langer. De bladeren vallen, de bloei is voorbij, de oogst is over.
Juist in deze dagen staan we in de kerk stil bij het einde. Het einde van alle dingen op aarde, en ook het einde van mensenlevens. We herdenken degenen die het afgelopen jaar uit ons midden zijn heengegaan. Er zijn families en nabestaanden aanwezig die iemand missen. Er is verdriet. Verdriet om een moeder, vader, een broer of zus, of wie dan ook. Rouw is soms rauw, als je geliefde nog maar pas is overleden. Maar gemis kan blijven schrijnen, ook als degene die je lief had al langer is heengegaan.
Zouden er mensen in ons midden zijn, die helemaal niemand aan de dood hebben verloren, nooit? Misschien wat kinderen, of een enkele jongvolwassene. In het leven kom je de dood tegen. In het bestaan het vergaan. Verlies je geen mensen, dan wel illusies. Dromen die uiteenspatten in je eigen leven, of stuiten op een wereld vol ellende en crisis. Ja, somber en donker kan het worden in november – en we gedenken de overledenen.

[hoorders vereenzelvigen met het getroffen Israël]
Velen die vandaag hier gekomen zijn, hebben iemand verloren. In het Bijbelgedeelte dat we lazen, richt de profeet Jeremia zich tot mensen die ook veel verloren hebben. Ze zijn in ballingschap gevoerd naar Babel. Steden zijn ingenomen, geliefden gesneuveld, hun land verloren. Eén grote verlieservaring kun je wel zeggen… Treuren om wie ze verloren zijn, en om wat ze verloren zijn. Ze zijn vol emoties, zoals ook sommigen dat vandaag kunnen zijn. We horen over tranen, en smeekbeden, in vers 9. In vers 15 gaat het over klagen en bitter treuren. ‘Rachel beweert haar zonen, ze wil niet worden getroost; haar kinderen zijn er niet’. Rachel, de stammoeder van Israël, zelf allang dood, maar hier gebruikt als personificatie voor het verlies – zoveel van haar kinderen, zo veel Joodse mensen, weggevoerd of omgekomen.
Tot deze mensen, vol verdriet en heftige emoties, komt een boodschap van Jeremia. Of beter gezegd een boodschap van God. Het is in de duisternis een belofte van licht, een enorme omslag. Het is een belofte dat alles anders zal worden. “Hun rouw verander ik in vreugde, ik troost hen” – zegt de Heer letterlijk – vers 13.
Allereerst gaat het om een letterlijke ommekeer, een terugkeer uit de ballingschap in Babel toen. Alles zal anders worden voor de bedroefde ballingen, er komt weer toekomst! Tegelijk gaat dit visioen van de profeet veel verder. Er wordt een wel bijzonder paradijselijke tijd geschetst. Met overvloed, nooit gebrek meer, dans en vreugde. Terugkeer niet alleen uit Babel, maar (zo zegt vers 8) van álle einden van de aarde. Er wordt zelfs gezegd, in het hoofdstuk hiervoor, dat er een nieuwe koning David zal herleven. Dit visioen overschrijdt de werkelijkheid van toen. Het is een veelomvattend vooruitzicht: God gaat eens alles goed maken voor zijn volk. Het wijst al in de richting van wat we in de tweede Schriftlezing hoorden: God die álles nieuw maakt voor heel de aarde. Troost, niet alleen voor toen, maar voor alle tijden. Ook voor ons vandaag!

[de grote belofte van God]
Troost, die belooft God. Die biedt ons de Bijbel. In de grote belofte, dat God eens alles nieuw en goed zal maken. Dat hij alle tranen zal drogen, alle kwaad zal straffen, dat leed en pijn en dood voorgoed voorbij zijn. Jeremia zegt het tegen bedroefde ballingen, God zegt het in zijn woord tegen ons allen. Ik mag het u en jou vandaag aanzeggen in zijn naam: God zal alle dingen nieuw maken. Dan zal hij elke traan drogen, alle kwaad keren, rouw vervangen door vreugde. Kun je dat geloven?
Het is de grootste belofte van allemaal, die dwars ingaat tegen de grootste pijn, tegen de hardste feiten. Juist vandaag kun je het voelen, hoe onontkoombaar en onomkeerbaar de dood is. Hoe alles oud wordt en bij het oude blijft. Maar toch zegt God: ik maak alle dingen nieuw, echt!
Iets ervan zien we al bij de ballingen in Babel. Ze waren daar terecht gekomen door hun eigen schuld, doordat ze God vergaten en veel verkeerde dingen deden. Alle hoop vervlogen, wat kun je beginnen tegen zo’n wereldrijk? Geen toekomst meer, naar menselijke berekening. En dan komt Jeremia met zijn woorden, met zijn visioen dat het wél anders wordt, woorden van vreugde en vrijheid en vernieuwd volksleven. Hoevelen zouden het geloofd hebben? Maar het is gebeurd, de ballingschap is geëindigd, God maakte voor zijn volk Israël alles nieuw.
Net zo is het in het groot met heel deze wereld. We zitten in het slop, door eigen schuld – wat is er niet kapot op deze aarde! Hoe vergeten we God niet met zijn allen, of noemen hem met woorden terwijl feitelijk ons eigenbelang heerst. Meer nog, de dood heerst over ieder leven – en volgens de Bijbel heeft dat alles te maken met dat we als mensheid los van God zijn. Zonder hem is er geen blijvend leven, alleen ondergang. Zo is onze toestand, net als de ballingen toen: uiteindelijk uitzichtloos.
Maar nu is er die belofte in de Bijbel, dat God alles nieuw en anders maakt. Hij liet het al zien in Israël. En voorál bleek het toen Jezus kwam. Hij wees Gods weg, hij bracht het licht van de Heer. Hij werd vermoord aan een kruis, door onze duisternis – maar Hij stond op, Hij leeft! Jezus is het levend teken dat God alles anders kan maken. Hij droeg alle zonde en dood en duisternis. Nu al deelt hij dat nieuwe leven uit. En eenmaal, als Hij weer terugkomt, zal hij alles nieuw maken. Dan komt er een nieuwe hemel en aarde, dan wordt alle slechtheid uitgebannen, en elke traan gedroogd. Dat is Gods grote belofte. Dáár gaat het heen met de wereld. Niet naar een einde voor allen, maar naar een nieuw begin. Een nieuw begin dat God belooft en geeft!

[vraag opwerpen: lost dit alles op?]
Dat is de grote belofte, die ik u en jou vandaag mag vertellen. Waar wij als kerk van leven! En ik besef, zulke grote woorden kunnen van alles oproepen. Misschien denkt iemand: mooi, zo’n belofte voor de toekomst. Maar voor nu zit ik met mijn verdriet. Wat heb ik er dan aan? Nee, inderdaad. Ik wil niet heel goedkoop pleisters plakken vanmorgen. Geloof lost niet alles op. Maar… Het geeft wel perspectief. Dat je, met je ogen vol tranen, mag horen en geloven dat hij eens elke traan zal drogen. Ook die van jou! Dat je mag weten, als je iemand mist, dat er bij God leven is voorbij de dood, voor ieder die in hem geloofde.
Een belofte, het zijn woorden – uiteraard. Maar wel troostrijke woorden. Waarom? Omdat het geen loze woorden zijn, maar een belofte van God zelf. Een belofte die vervuld zal worden, zo waar hij leeft – zo waar Jezus weer leeft!
Iemand denkt misschien: kan mijn verdriet ooit echt voorbij gaan? Het missen van een geliefde is zo ingrijpend! Jeremia zegt het ook niet heel pastoraal, moet ik zeggen. In vers 13 zegt hij “rouw verander ik in vreugde, hun verdriet vergeten zij”. Kan dat, ook in Gods toekomst, verdriet zomaar vergeten? Niet voor niets staat in vers 15 heel treffend “Rachel weigert getroost te worden, want haar kinderen zijn er niet meer”. Verdriet betekent onder andere ook dat je iemand niet kunt vergeten, laat zien hoe waardevol je relatie was. Is dat zomaar opgeheven?
Daarom kunnen we misschien beter naar woorden uit Openbaringen luisteren. Het staat er zo oneindig teder: ‘God zelf zal alle tranen uit hun ogen vegen’. De Heer zelf zal komen, en je aanraken, en je tranen voorzichtig wegvegen. Ik probeer het me in te denken… onvoorstelbaar! Hij zal het goedmaken, op zijn manier. Hij zal alles goed maken. Zelfs doden leven bij hem! Wie in verbondenheid met Hem stierven, zijn er; je kunt ze zelfs weer ontmoeten. Maar dat is niet de hoofdzaak. Het allerbelangrijkste is dit wat er staat geschreven: ‘God zelf zal als hun God bij hen zijn’. Hem die we vandaag in de Bijbelgedeeltes ontmoeten als vader, als herder, als trooster. De Heer is daar tastbaar nabij!

[vraag opwerpen: geloof je dit echt?]
De grote belofte: een nieuw begin, alles goed, een nieuwe hemel en aarde zelfs. Kun jij, kunt u het geloven? Geloof je dit? Wonderlijk is trouwens hoe in de beide Bijbelgedeeltes die we lazen, geloof geen enkele rol speelt. God zegt: dit zál ik doen, ongeacht of iemand het gelooft of niet. In die zin hangt het helemaal niet af van ons geloof. Gelukkig maar! Maar aan de andere kant gaat het er juist wel helemaal om. Bij beloven hoort geloven. Kun je Gods grote belofte geloven?
Dat spreekt niet vanzelf. Een belofte is woorden, wij zijn meer gericht op wat je ziet. En wat zie je? Het is zoals het is – mensen sterven, er is veel kwaad op aarde. Helaas, je zou het liever anders zien, maar zo is het nu eenmaal. Dan moet je leven, om het eens poëtisch te zeggen, met de tragische schoonheid van het vergankelijke. Dan ontlenen dingen juist waarde uit het feit dat ze tijdelijk zijn. Ontroerende muziek en liederen zijn voortgekomen uit die ervaring. Je kunt er best mee leven, velen doen dat althans, met het gegeven dat het leven nu eenmaal bitterzoet is. Totdat je een keer met je hoofd tegen de muur loopt. Is dit nu alles? Is de wereld echt zó erg?
En dan, daartegenover, Gods grote belofte. Is dat een wensdroom, geboren uit onvermogen om verlies te accepteren? Ik denk het niet. Uit een wensdroom worden gedachten geboren als ‘dat opa nu een sterretje is’, of ‘dat hij nu bij oma is’, en meer van dergelijke ideeën. Maar de belofte van God is gróter! Zoveel groter, dat zou geen mens durven verzinnen denk ik. Álles nieuw. Heel de aarde. Heel de hemel. Niet alleen vrede voor wie heenging, maar een heel nieuw begin van alle dingen. De aarde opnieuw, zelfs de dood teruggedraaid – want we geloven in de wederopstanding van de doden! Ook in een laatste oordeel trouwens, al helemaal geen wensdroomgedachte.
God maakt alle dingen nieuw. Geloof jij het? Iemand denkt wellicht bij zichzelf: ik geloof wel dat er iets van een God is, maar al die grote dingen waar u het over hebt… Weet je, ik denk niet dat je in God kunt geloven zonder dat deze belofte meekomt. Als Hij er nu is, maar eens toch alles ondergaat – waar blijft Hij dan? Was Hij er dan wel? Maar God, die deze wereld bedacht, wíl niet zonder mensen God zijn. Hij is zelf een mens geworden. En daarom zegt Hij: ja, als het aan jullie ligt, loopt het slecht af – maar Ik, Ik zet de afloop vast. Een toekomst, waar Ik bij de mensen woon, waar alles nieuw is, alle kwaad weggedaan, en tranen zacht worden afgewist.

[waarom ik het geloof]
Ja, gelóóf je het? alleen dan zul je er troost van hebben. En ik weet, geloof is niet te bewijzen. Maar ik geloof het, Goddank! Waarom? Omdat ik er niet onderuit kan. Niet alleen omdat Bijbelwoorden het zeggen, maar vooral omdat ik Jezus heb leren kennen. Hij heeft al iets van die toekomst laten zien. Toen Hij bij de mensen kwam wonen – het is een belofte voor het einde, maar het gebeurde ook al toen hij geboren werd. Hij heeft tranen bij mensen gedroogd. Hij keek om naar wie gebroken waren. Zieken genas hij. Overvloed aan brood gaf hij. Hij heeft zelfs doden opgewekt. Zó is God! Hij heeft meegeleden, en Hij heeft overwonnen. Jezus leeft, vandaag. Hij wil ook nu al tranen afwissen, vooruitlopend op die grote toekomst. hij kan vreugde geven waar rouw heerst – want die twee sluiten elkaar niet uit, sommigen hier weten dat wel.
Jezus, door Hem vertrouw ik dat de belofte meer dan woorden is. Hij is zelf Gods levende woord. En trouwens, ook de Bijbel zelf toont soms al wonderlijk iets van zijn waarheid. Ik denk aan de belofte uit dit gedeelte. Jeremia zegt dat God zijn volk bijeen zal brengen uit het noorden, en van de einde van de aarde. Dat leek eeuwen- en eeuwen lang onwerkelijk, irreëel. Echter, in de afgelopen eeuw is het waar geworden. De grote terugkeer naar Israël van het Joodse volk, na eeuwen en eeuwen. Ook uit het noorden, uit Rusland, Oost-Europa, Oekraïne. Het afgelopen jaar zijn uit dat laatste land velen naar Sion teruggekeerd, weg van de oorlog daar. Als dan zulke oude woorden meer dan twee millennia nadat ze gesproken werden ineens waar kunnen worden – zou het dan met Gods grote belofte ook niet kunnen?

[slot]
Alles wordt nieuw. Dat zegt de Heer. Dat mogen wij horen vandaag. Er is hoop, ook voorbij de dood. Er is hoop, voor een wereld in nood. Leven voor wie stierven. Licht voor de wereld. Het is niet voor te stellen. Maar het is wáár, in Gods naam. De Heer zegt: ik maak alle dingen nieuw. Geloof het! Laat mij ook jou nieuw maken, zodat je er bij kunt horen, deel bent van die toekomst. Geef mij je verdriet, je gemis – laat je vullen door mijn Geest. Dan heb je uitzicht, ook door tranen heen. Dan mag je zien wat niet te zien is, maar wel beloofd. Dan weet je het zeker: Hij maakt al zijn woorden waar!
Amen