Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
Het is oudejaarsavond vanavond. Weer een jaar voorbij! De kerstdagen zijn geweest, en morgen slaan we de nieuwe agenda open. Oud en nieuw, Het is zo’n tijd dat je als vanzelf wat gaat reflecteren, dat je je gedachten laat gaan. Veel mensen hebben vrij, dan word je even niet opgeslokt door de drukte van deadlines – zo heb je wat meer tijd voor een reflectie. Bijna vanzelf ga je terugkijken en vooruitkijken. Wat voor een jaar heb je gehad, en wat is er te verwachten voor het komende jaar?
Dat zal voor ieder natuurlijk anders zijn. Haalde je in 2022 je diploma, of verloor een geliefde? En als je naar de grote wereld kijkt, geholpen door de jaaroverzichten: wat was 2022 voor een jaar op aarde? Nu met kerst en oud en nieuw heb je donkere dagen, met daarin allerlei lichtjes. Misschien is dat ook wel de sfeer waarin we naar de wereld kijken: donker met lichtjes. De jaaroverzichten noemen gewoonlijk nogal wat sombere dingen. Dit jaar is dat niet anders, met de oorlog in Oekraïne als donker dieptepunt. Je kijkt alvast vooruit naar het komende jaar: wat is er dan te verwachten, waar mogen we op hopen? Zal die oorlog stoppen, of gaat Poetin dit jaar op de rode knop drukken?
Zo kun je van alles denken. Maar vanavond wil ik een andere insteek kiezen hier in de kerk. Weer een jaar voorbij – dat wil zeggen: weer een jaar dichter bij Jezus’ wederkomst! Oudjaar: weer een jaar dichter bij het einde van het huidige wereldbestel, en bij de komst van Gods nieuwe wereld. Als tekst heb ik daarom gekozen voor 2 Petrus 3 vers 13. Daar staat: “maar wij vertrouwen op Gods belofte, en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.”
[de belofte]
“Wij vertrouwen op Gods belofte”, staat er. Welke belofte? De grote belofte die door de hele Bijbel heen gaat: dat God alle dingen nieuw zal maken. Of om het nog anders te zeggen: dat Jezus zal wederkomen. Die grote dag, dat alle kwaad gestraft, alle onrecht rechtgezet zal worden, dat de Heer bij de zijnen zal wonen. Petrus citeert uit Jesaja hoofdstuk 65 “zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde”. Maar het gaat niet om een losse tekst. De theoloog Noordmans heeft eens gezegd “als de Bijbel een titel zou hebben, zou het deze zijn: ‘Hij komt!’ Het gaat om de grote belofte die de hele Bijbel doortrekt: dat de huidige wereld eens zal eindigen, en plaats zal maken voor een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Waar alles gaat zoals God wil, waar alles góed is en eerlijk en recht. Zijn koninkrijk. Dáár gaat het heen met deze wereld! Een heel andere richting dan wanneer je de lijnen uit de jaaroverzichten doortrekt.
“Wij zien uit”, zegt Petrus. Maar… is dat zo? Zien we uit naar Jezus’ komst? De vroege christenen komen aan wie Petrus schrijft, zagen sterk uit naar Jezus’ komst. Ze verwachtten Hem nog tijdens hun eigen leven. Hun hele bestaan werd er door gestempeld! Heilig leven, het evangelie doorgeven… Want Jezus komt eraan! Wij leven intussen een hele tijd verder; onze verwachting is minder gespannen. Het wachten heeft al zo lang geduurd, bijna twee millenia, dus dan kan het nog wel even duren, denk je. We beseffen goed wat vers 8 zegt: ‘één dag is voor de Heer als 1000 jaar, en 1000 jaar als één dag’. En inderdaad, niemand kan de dag van Jezus wederkomst berekenen. Maar dat is ook niet de vraag. De vraag is: zien we er naar uit? Kunnen we onze tekst na zeggen: “wij vertrouwen op Gods belofte, en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont”? Zijn wij Maranatha-mensen, om het zo eens te zeggen? Of staat onze horizon net zo horizontaal als overal in onze maatschappij?
[aanvechting schetsen]
Bij de christenen aan wie de brief gericht is, stond die verwachting al onder druk. Jezus kwam niet zo snel als ze dachten. Er overleden zelfs al christenen… En dan komt als vanzelf die vraag op uit vers 4 “waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? de generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het was”. Voor sommigen misschien een vetwijfelde vraag. Maar het is een vraag die ook spotters stellen, schrijft Petrus. Mensen die al lang hun conclusie hadden getrokken: die wederkomst, daar geloof ik niet in. Welke gedachten daar verder precies achter zaten, doet er voor ons nu niet zoveel toe. Maar het is een vraag die ook nu kan spelen. Waar blijft Hij nu? Is die hele belofte van God geen sprookje? Als bange vraag van een gelovige, of als spottende vraag van een ander. Want, laat ik duidelijk zijn, het is niet altijd een spotter die deze vraag voelt opkomen. Het is een vraag die altíjd bij het geloof hoort. We hoorde de afgelopen tijd preken uit Jeremia. Jeremia zegt al, in hoofdstuk 17 van zijn boek: “ze zeggen tegen mij: ‘wat komt er uit van de woorden van de Heer?'” In de psalmen wordt geklaagd: “hoe lang nog, Heer grijpt u niet in?” en ga zo maar door.
Ook ons kan deze vraag aanvliegen. We leven midden in een cultuur die niets kan met de belofte van Jezus’ komst en van een nieuwe wereld. Een mens van nu zegt als vanzelf wat in vers 4 staat: “alles gaat zoals het vanouds gegaan is” en meer is er niet. De wereld draait, in principe geregeerd door natuurwetten, niet door God. Ja, bij het einde van de wereld, een apocalyps, kunnen mensen zich dan wél weer iets voorstellen. Een kernoorlog misschien die al het leven op aarde vernietigt – taferelen met vlammen en gedreun zoals vers 10 het beschrijft. Of andere vormen van ondergang: door een meteoriet, of door ineenstorting van ecosystemen… Een einde, OK, dat kan in de kaders van deze wereld helaas wel. Maar een nieuw begin? Nee, dát valt buiten de horizon. Want God is uit de wereld gedrongen.
In hoeverre beïnvloedt zoiets ook mij, en ons allen? Komen zulke vragen als in vers 4 ook wel eens in jouw hart op “Klopt het wel dat Hij komen zal”? Het vraagt moed om deze vragen in de ogen te kijken, want je voelt wel dat het er dan om spant. Kun je op God en zijn beloften vertrouwen? Is Hij er echt? Je kunt ermee worstelen. Maar wellicht nog vaker worstel je er níet mee, en schuift de belofte van Jezus’ komst ongemerkt met de tijdgeest mee naar de rand van onze gedachten, en uiteindelijk over de rand… Dan nog liever eerlijk gevecht met zulke vragen, daar blijf je wakker van! Maar makkelijk is het niet. Geloof is, juist onze tijd, tegen de stroom in worstelen, strijden om niet meegesleurd te worden. Petrus schrijft niet voor niets in vers 17 “wees op uw hoede, laat u niet meeslepen”
[geen ‘bewijs’, wel aanwijzingen]
Opvallend is dat Petrus wel de vraag noemt, maar niet gaat argumenteren om de wederkomst te bewijzen. Dat kan ook niet. Je kunt niet sluitend ‘bewijzen’ dat Jezus zal terugkomen, of dat God er is en zijn woorden waar zijn. Dat is het lastige van geloof! En tegelijk zegt Petrus iets, dat ik diep ironisch vind. Hij zegt eigenlijk, in vers 2 en 3, het volgende: wees niet verbaasd over die spottende vragen. Het klopt juist met wat Jezus al zei, en wat de profeten zeiden en de hele Bijbel: dat het zwaar zal worden om op Gods weg te gaan, juist tegen het einde. Je ziet het nu gebeuren, zegt Petrus – juist in het moeten wachten, juist in die die spottende en kritische vragen. Op een ironische manier zijn zelfs die spotters een soort bewijs binnen het grote verhaal van de Bijbel.
Is dit niet een goede richtingwijzer? Meer je oor te luisteren leggen bij de Bijbel, en minder bij wat de tijdgeest influistert! De wereld bekijken in het kritische licht van de Bijbel, niet andersom… Uiteindelijk blijft het een keuze, in welk verhaal je je wilt onderdompelen. Als je de Bijbelbeloften stelt ónder wat in de wereld van nu voor wijsheid doorgaat, moet je wel zeggen: mooie woorden, maar niet méér dan dat – onbewijsbaar en onmogelijk. Dan moet je stoppen met uitzien naar Gods nieuwe wereld.
Maar als je het nu eens andersom doet, op de manier waarom Petrus naar die spotters kijkt? Als je de wereld van nu en haar ontwikkelingen bekijkt in het licht van de Bijbel, dan zie je heel veel dingen waarvan je zegt: hé, het klopt, het past in het plaatje dat Jezus’ komst dichterbij komt. Aan de ene kant moeite om te geloven, strijd om te volharden, kwaad dat zich groot maakt, zodat je ook nu uitroept “hoe lang nog?”. En aan de andere kant hoe het evangelie over haast de hele wereld verspreid wordt, en hoe het Joodse volk terugkeert naar het beloofde land. Zei de Bijbel daar niet iets over? Of is dat gewoon toeval?
Maar de basis van onze hoop mag nog dieper liggen dan in een boek. Ik merkte namelijk in de voorbereiding op deze preek dat Petrus al véél eerder in zijn brief is begonnen met de kritiek te weerleggen. In hoofdstuk 1 vers 16 schrijft hij: “Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels – integendeel, wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien”. Waarom gelooft Petrus, en waarom geloof ík persoonlijk dat Jezus zal terugkomen, dat God alles nieuw gaat maken? Omdat je er al iets zag toen Jezus op aarde was. Zijn woorden schilderen Gods koninkrijk. Zijn wonderen lieten er iets van ervaren, in genezing, in voedsel voor velen, in stillen van stormen, en ga zo maar door. En bovenal: zijn dood en opstanding laten zien dat God zelfs de zwartste nacht in licht kan veranderen, de dood kan doden, recht kan laten zegevieren. Als dát waar is – en dat is het – dan geloof ik dat God ook de héle wereld zal vernieuwen. Ik geloof in Jezus die gekomen is – het is net Kerst geweest immers! – en daarom geloof ik in Jezus die komen zal!
[uitzien geeft geloofskracht]
“Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont”, schrijft Petrus. Ik hoop dat u en dat jij het hem nazegt – hoezeer soms ook met twijfel in je hart. En dan gaat het niet alleen om de hoop vasthouden, de belofte blijven geloven, maar ook om eruit te leven. Daar is nog veel over te zeggen, dat wil ik morgenochtend in een aparte preek doen. Leven gericht op Gods toekomst, dat is nodig in deze tijd. Dat dus morgen.
Intussen moeten we wachten, en wie weet hoe lang? Misschien wel helemaal niet lang meer – de uren voor zonsopkomst zijn vaak het donkerst. Wie weet wat er in 2023 gebeurt? Maar intussen mag je je vastklampen aan de hoop die de Heer belooft, tegen de stroom van onze cultuur in. In een beeld: als iemand die in een rivier is gevallen en een rots vastklampt om niet meegesleurd te worden door de stroming. Zó vasthouden aan Gods belofte, wachten tot de dag komt dat God je redt. Terwijl je armen pijn doen, terwijl je de kou voelt en moe wordt, toch vasthouden. Omdat God belooft heeft: ik zal je redden. Jezus zál komen. Geloven is soms afzien, volhouden. Het is zoveel makkelijker om je te laten meevoeren door de geest van de tijd, die zegt ‘alles gaat zoals het gaat en meer is er niet’. Maar dan ga je uiteindelijk onder. Wie volharden zal tot het einde, die zal gered worden – dat zei Jezus zelf, toen hij het had over zijn wederkomst! Of met Petrus’ woorden: laat u niet meeslepen! (vers 17)
[Gods geduld]
Ja, dat is er volharding nodig en geduld. En soms vraag je je af, niet spottend in ongeloof maar serieus als vraag: “waar blijft Hij toch? Hoe lang nog?” Ik zei al, een eeuwige vraag voor wie gelooft in wat beloofd is maar niet zichtbaar. En dan zegt Petrus iets moois en dieps. Hij schrijft: God Zélf heeft ook veel geduld. Hij wacht nog even.
Weet je waarom? Als Jezus terugkomt, als de nieuwe wereld aanbreekt, dan is de tijd op om tot inkeer te komen. Dan komt de Heer als rechter die alles rechtzet en ieder oordeelt. Dan valt het doek, dan wordt de eindafrekening gemaakt. Dan zal Hij ieder mens beoordelen op zijn of haar daden. De Heer ziet hoeveel mensen er niet klaar voor zijn, en daarom wacht Hij! Daarom heeft Híj geduld. Daarom wacht Hij, wacht hij nog even, of er iemand tot inkeer komt. Een diepe gedachte is dit! Er is geen traagheid bij God, hij heeft de zijnen niet vergeten, maar Hij denkt ook aan die anderen…
En intussen zijn als het goed is de mensen van de Heer niet alleen bezig met zichzelf vast te klampen, maar zijn ze ook bezig met zijn opdracht: verbreid de goede boodschap! Gooi reddingsboeien, red anderen! Petrus zegt in vers 12 dat wíj zijn komst kunnen bespoedigen – wonderlijk woord. Hoe? Ongetwijfeld door het evangelie te verspreiden overal. God heeft geduld – met een wereld die zich niet wil bekeren, maar ook met een kerk die niet wil evangeliseren.
Als wij tegen de Heer zeggen: waarom kómt u niet, waarom doet u niet wat u hebt toegezegd? Dan zegt Hij misschien: waarom gá jij niet, waarom doe jij niet wat ik jou heb gezegd? Dan mag ik, dan mogen wij wel beschaamd zwijgen…
[Slot]
Gods belofte staat. “een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont”. Met die belofte mogen wij het oude jaar uitgaan, en het nieuwe jaar ingaan. Moge ook ons vertrouwen staan – op Jezus met wie het nieuwe al begon, op Gods woord dat waar is. Moge het voor ons gelden wat de tekst zegt “Maar wij vertrouwen”. Maar, zo begint de tekst, maar… – dat is de tegenstelling met de mensen toen en nu zonder die hoop en zonder dit vertrouwen, die er zelfs om lachen, een wereld die ons wil meeslepen in haar stroom, haar denkpatroon van ‘het is zoals het is’. Laat u niet meeslepen, zegt Petrus!
“Maar wij vertrouwen op Gods belofte en verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont”. Dáár gaat het heen uiteindelijk. Wie die hoop vasthoudt, zal niet beschaamd worden. Een lied zegt het zo, waar we nu naar gaan luisteren:
Eenmaal maakt U alles weer nieuw, Jezus (om redenen van copyright is de rest van het lied hier te lezen)
Amen