Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[de leerlingen]
Vanmorgen horen we over het wonder van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Zo’n bijzonder moment, met velen het brood eten dat Jezus gaf, op het groene gras in de stralen van de ondergaande zon. Veilig en vredig, verzadiging en verbazing. Maar nu is dat voorbij. Hoe gaat het verder? De Bijbel vertelt het ons: “meteen daarna gelastte hij, Jezus, zijn leerlingen om in de boot te stappen en alvast naar de overkant te varen; intussen zou hij zelf de menigte wegsturen”.
Laten we ons eens in de leerlingen verplaatsen. Jezus stuurt hen het meer op, terwijl de zon al ondergaat. Het is circa 12 km varen naar de overkant, dus ze zullen in het donker moeten varen. Daarbij komt dat de wind uit de verkeerde richting waait, dus dat zal hard roeien worden. Ik kan me voorstellen dat de leerlingen niet erg enthousiast worden over deze opdracht. Bovendien zijn ze moe. In het voorgaande is te lezen hoe ze terugkwamen bij Jezus, nadat hij ze door het land had laten trekken in groepen van twee. Jezus was met hen naar deze kant gevaren van het meer, om daar hopelijk wat rust te vinden. Maar dat was niet gelukt, de mensen waren achter hun aangekomen. Ook nu hebben ze weer een lange drukke dag gehad. En na die lange dag wacht dus een nachtelijke reis. Opdracht van de Heer zelf!
Misschien beseften ze het eerst niet zo, maar denk je in hoe het halverwege de nacht moest zijn geweest. Het is donker om hen heen, ze komen nauwelijks vooruit door de harde tegenwind. Het is koud op het water, ze zijn moe. Waarom heeft Jezus ze hierheen gestuurd? Waarom is hij zelf niet meegegaan? Helpt hij hen niet, laat hij hen los?
Ze trekken aan de riemen en zwoegen voort. De sfeer van die wonderlijke, bovenaardse maaltijd van net zijn ze helemaal kwijt. Het weten dat de Heer bij ze is, dat Hij geeft wat nodig is. Nee, ze zijn zonder hem, in het donker. Wat een contrast!

[wij als de leerlingen]
Laat ik meteen maar met de deur in huis vallen: ik denk dat deze leerlingen een beeld kunnen zijn van hoe het soms in ons leven gaat. Je zwoegt voort, je bent moe en het is donker – figuurlijk dan allemaal. De wind is tegen.
Ook wij kunnen tegenwind kennen om het eens zo te zeggen. Niet dat je meteen in een zware storm verkeert en bang bent kopje onder te gaan, maar gewoon tegenwind. Dat de dingen in je leven niet lekker lopen. Weinig opdrachten als ZZP’er, of moeite met je opleiding als je die volgt. Kinderen met wie het niet lekker gaat, en ga zo maar door… Als het u of jou betreft, heb je vast allang iets ingevuld uit je eigen leven.
Ook bij ons kan het donker zijn, net als toen, nacht in je bestaan. Dat je niet vooruit kunt kijken, geen lichtpunten ziet, maar somber bent. Dat je liefst wilt gaan slapen, maar je moet roeien met de riemen die je hebt. Angst kan als een donkere wolk over je heen hangen, of onzekerheid. Of wat dan ook, dat jouw leven verduistert. Zwaar is dat, als je in het donker moet leven.
Ja, en gelukkig gaat het niet altijd zo – ik hoop zelfs van niet. Het kan ook zijn dat je momenteel een kalme reis hebt zonder golven of zorgen. Hoewel, één ding kan dan toch hetzelfde zijn als toen: dat jij híer door het leven vaart, terwijl de Heer ergens dáár is, ver is op de oever, niet bíj je. Maar juist als het in het leven lastig is, en jij een leerling bent van Jezus, dan wordt dat een probleem. Waar is de Heer? Laat hij je echt door al die golven varen zonder Hem? Door donker en tegenwind? Waarom heeft hij je deze kant op gestuurd? Helpt hij niet?
En misschien heb je andere momenten gekend. Dat de Heer heel dichtbij was, misschien wel bij de viering van het avondmaal. Of op andere momenten, toen je kracht bij Hem vond. Maar dat lijkt lang geleden, al was het misschien feitelijk nog maar pas. Het kan een groot contrast zijn: de genade van het avondmaal, en dan weer de ruwheid en rauwheid van het leven in. Waar is de Heer dan?

[het perspectief van Jezus]
Ja, waar is Jezus, nadat hij de leerlingen de boot in heeft gestuurd? Hij is aan het bidden op de berg. Bidden, de verbinding met zijn hemelse vader onderhouden, is voor hem een levensnoodzaak. Hoe belangrijk vinden wij gebed eigenlijk? In het gebed vindt de Heer kracht voor zijn bediening, daar wordt het hem duidelijk wat hij doen moet. Hij had gisteren al willen bidden en tot rust komen met zijn leerlingen, maar het was er niet van gekomen door de drukte. Gebed is echter zo belangrijk voor hem, dat hij er dan maar een stuk nachtrust aan opoffert.
Jezus bidt dus. Maar zijn leerlingen dan? Laat hij hen zo niet in de steek? Uit het oogpunt van de leerlingen kan het zo lijken, terwijl ze daar zwoegen aan de roeiriemen. Uit het oogpunt van Jezus ziet het er echter heel anders uit. En het is goed om dat ook van die kant te bekijken. Jezus heeft zijn leerlingen alvast op weg gestuurd. Hij weet: het zijn ervaren vissers. Ze hebben veel vaker ’s nachts gevaren om te vissen. Ze kennen dit meer als hun broekzak. En die tegenwind? Ja, niet leuk, maar hij weet dat ze het kunnen hebben. Ze kunnen wel even zonder zijn directe nabijheid. Hij weet wat ze aankunnen. Zou dat voor ons soms ook niet zo zijn?
Tegelijkertijd laat hij hen niet aan hun lot over. Vanaf een afstand houdt hij een oog op hen. Ja, hij weet wel dat ze hem graag naast zich in de boot hadden gehad. Maar er is meer dan voldoen aan wat zij graag willen. Jezus heeft een grotere missie, en alleen al biddend kan hij die volbrengen. Daar hadden de leerlingen geen zicht op, net als wij zo vaak geen zicht hebben op Gods grotere bedoelingen. Maar hij hóudt ze in het oog, echt wel!
Ttegen het einde van de nacht ziet de Heer dat ze het echt zwaar krijgen. En dan zegt hij simpelweg: ‘Ik ga naar ze toe.’ Ja maar, ze zijn ver op het water! Dan maakt niet uit. Jezus heeft kracht opgedaan in het gebed, en voor Hem is niets onmogelijk. Dan kan hij ook hen bereiken, waar ze ook zijn.

[Jezus’ Goddelijke macht]
De Heer loopt simpelweg over het water naar hen toe. Maar laten we ons weer even naar het perspectief van de leerlingen verplaatsen. Over de golven, in de nacht, zien ze ineens een gestalte naar hen toe komen. Ik kan wel begrijpen dat ze vreselijk schrikken! ‘Een geest, een spook!’ roepen ze angstig. Ze raken in paniek zelfs. Maar Jezus stelt hen meteen gerust – meteen, dat woordje dat Markus zo vaak gebruikt. Ze hoeven niet bang te zijn. ‘Blijf kalm! Ik ben het’ – en hij klimt bij hen in de boot. De wind gaat op datzelfde moment liggen.
Opnieuw is hier een groot wonder, nogmaals, zo kort na die wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Het laat zien wie Jezus is. Hij is eigenlijk God zelf. Het blijkt al uit de paar woorden die hij zegt. Letterlijk zegt hij namelijk ‘blijf kalm, “Ik ben”‘ – niet ‘ik ben het’. “Ik ben”, dat is de naam van God zelf, zoals Hij zich bekend maakt aan Mozes – “Ik ben”, JHWH.
Jezus is God zelf. Dat blijkt niet alleen uit die paar woorden, dat is no eenmaal de manier waarop je in het Grieks óók zegt ‘Ik ben het’. Het zou toeval kunnen zijn. Maar wat dacht je van het feit dat Hij wandelt op water? Dat kan toch geen mens? We zingen er straks van, uit psalm 93 “geweldig is de here, die zijn voet/ plant op de nek van deze watervloed”. In het Bijbelboek Job staat over God “Hij spant het hemelgewelf, Hij alleen, en Hij wandelt op de hoog oprijzende zee”. Is dat niet precies wat hier gebeurt? Jezus is op een bepaalde manier God Zelf, daar kun je hier niet omheen.

[(niet) leren van Jezus’ maaltijd]
En hoe reageren de leerlingen? Zijn ze blij, en gerustgesteld? Nou nee, niet echt. We lezen in vers 51 “de leerlingen waren helemaal van hun stuk gebracht”. Dat vind ik nogal zwak vertaald, in de grondtekst staat letterlijk ‘ze waren compleet helemaal buiten zichzelf’. Uit het lood geslagen. Wat ís dit? Ergens is dat te begrijpen natuurlijk. Maar Marcus verwijt het hem ook. Hij schrijft: “ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd, ze waren hardleers”. Hoe zit dat?
Nou, de leerlingen hadden al veel beter kunnen beseffen wie Jezus is en hoe groot zijn macht is. Ze hadden toch net dat teken van die broden gezien? Toont dat óók niet dat Jezus goddelijke macht heeft? Voedsel geven aan mensen in de wildernis – het is juist wat God vroeger deed toen het volk Israël door de woestijn trok. Nu deed Jezus hetzelfde – is dan de Heer niet onder hen? Maar de leerlingen zagen het niet.
Hadden ze het maar wel gezien! Hadden ze in hun boot, met duisternis en tegenwind, maar eens teruggedacht aan die maaltijd en dat wonder. Zou dat hen geen moed hebben gegeven? Meer vertrouwen op hun meester? Zou het hen geen vertrouwen hebben gegeven dat hij wel weet wat hij doet, en dat hij hen niet zomaar loslaat? Ze hadden, zogezegd, meer mogen teren op het brood dat de Heer hen had gegeven. Dan waren ze vast nog steeds geschrokken als er ineens iemand over het water naar ze toeloopt… maar ze hadden dan toch ook gedacht, terwijl hij in de boot klimt: Hij, Hij is het – Ja, Hij kan immers alles!
Houden wij ook vast aan wat het Heilig Avondmaal ons toont? Dat Jezus alles voor ons over heeft – Hij wilde zelfs zichzelf geven tot in de dood! Het laat zien dat hij zichzelf aan ons geeft, ons opzoekt waar we zijn. En wij mogen zoveel meer weten dan die leerlingen. Wij hoeven niet stap voor stap te ontdekken wie Jezus is, maar de hele Bijbel vertelt ons wie Jezus is en wat hij doet. Zijn liefde en zijn macht zijn zo groot! Het heilig avondmaal laat het ons zien en proeven. Laten wij dat dan vasthouden, als we weer verder gaan op de baan van het leven. Als daar soms storm en tegenwind is. Besef het dan: wij hebben een Heer, die alles kan, die ons in het oog houdt, die ons ineens kan opzoeken midden op de golven en in het donker. Hij zal je echt niet kopje onder Laten gaan. Alles wat we zagen en wat we belijden bij het avondmaal, is ook waar in de week!

[Gods wegen ondoorgrondelijk]
En ja, dan zijn de wegen van de Heer voor ons soms niet te doorgronden. Dat Jezus zijn leerlingen het water opstuurde zonder hem, dat kunnen we achteraf nog begrijpen. Maar er staat ook een zinnetje, dat geen enkele verklaarder eigenlijk goed kan uitleggen. Er staat: “en Hij wilde hen voorbij lopen”. Hè? Dat Jezus naar zijn leerlingen toeloopt, begrijp ik. Maar waarom zou hij hem voorbij willen lopen? Ik weet het gewoon echt niet. Als Jezus God zelf is, dat geldt voor hem blijkbaar ook die bekende uitdrukking dat Gods wegen soms ondoorgrondelijk zijn…
Jezus wilde hen voorbijlopen. Hij dóet het niet, trouwens. En dat lijkt te maken te hebben met dat de leerlingen roepen. Laten we dat dan maar vasthouden. Als je in tegenwind en duisternis zit, en als het lijkt of de Heer je zomaar voorbij gaat, roep dan maar. Roep in gebed, of hij je helpt. Hij kan het, hij wil het, hij doet het. De wind gaat liggen, en uiteindelijk wordt het weer licht.

[slot]
Hij die het brood gebroken heeft, en het aan ons uitdeelde ook vandaag, is God met alle macht. Hij weet wel wat hij doet. Al lijkt het soms of hij ons zomaar laat gaan, hij houdt je in het oog. Hij kan op golven lopen. Hij komt in de nacht naar je toe. Hij weet het wel als je moe bent, hij voelt met je mee. Tegenwind en duisternis kunnen er zijn – zeker! Maar… zijn macht is groter. Laten wij dan meer inzicht tonen dan de leerlingen toen, beseffen wat voor een Heer wij hebben. De grote zoon van de vader, niemand minder. Met Hem kom je veilig aan de overkant, zeker weten! Een oud leid zegt het, u kent het misschien:
“al staat de zee ook hol en hoog, en zweept de storm ons voort: wij hebben ’s Vaders Zoon aan boord,
En ‘t veilig strand voor oog”

Amen