Tags
Uit de Bijbel is gelezen Markus 16:9-20
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
hebt u wel eens gehoord van ‘snake handlers’? Snake handlers – letterlijk ‘slangenpakkers’, het is een vreemdsoortig groepje gelovigen in sommige gebieden van de Verenigde Staten. Een onderdeel van hun eredienst is dat ze giftige slangen oppakken en vasthouden. Nogal een gevaarlijke manier van kerk houden, zou je zeggen! Waarom zou je het gevaar opzoeken? Een Amerikaanse ratelslang heeft gif dat dodelijk is als hij je goed bijt.
Snake handlers! Deze mensen beroepen zich op een Bijbelwoord dat we net lazen, Markus 16 vers 17. Daar staat immers: ‘hen zullen de volgende tekenen volgen’: onder andere ‘… slangen oppakken’ zonder dat het hen zal deren. Tja, het staat er wel! Zou dat de boodschap zijn van het Bijbelgedeelte voor vanavond: om je geloof te bewijzen moet je af en toe eens een ratelslang vastpakken?
[wat na de opstanding?]
We bevinden ons in dit Bijbelgedeelte na de opstanding. Jezus is opgestaan uit de dood, het graf is leeg. En dan? Hoe reageer je? Blij – volgens Mattheüs, of geschrokken – volgens Markus. Of misschien wel allebei tegelijk. Maar een nog veel belangrijkere vraag: hoe nu verder? Wat betekent het voor de leerlingen dat Jezus leeft – en voor ons?
Bij het Markusevangelie is er wel een probleempje:de laatste verzen die Markus schreef zijn kwijt. De tekst van Markus stopt bij 16 vers 8. Nu lazen we net toch vers 9 tot en met 20, hoe zit dat dan? Als je Grieks kent is het direct duidelijk dat dit gedeelte door een ander is geschreven dan al het voorgaande. In het Nederlands zie je het trouwens ook wel: vers 9 tot en met 20 zijn duidelijk een soort samenvatting van wat elders in de Bijbel te vinden is.
Maakt dat deze Bijbelverzen waardeloos? Nee, zeker niet! Juist omdat je wat er staat ook allemaal elders terugvindt, kun je er zeker over preken. En het is ook logisch dat de vroege kerk een slot heeft toegevoegd. Anders krijg je geen antwoord op die grote vraag: hoe nu verder? En dát is natuurlijk een vraag die de kerk van alle eeuwen aangaat, ook ons.
[opdracht v. Jezus: geloof en ga!]170
Hoe het ook zij, we horen over Jezus die zijn elf leerlingen ontmoet – elf, want Judas is dood. Hij zegt dan twee dingen tegen hen, waar ik met u bij wil stilstaan. Als eerste een verwijt, en als tweede een opdracht.
Jezus verwijt ze hun ongeloof – waarom geloofden ze niet dat Hij is opgestaan, toen de vrouwen dat kwamen zeggen? Hij had toch verschillende keren zelf gezegd: de mensenzoon moet lijden, gekruisigd worden, sterven, maar… op de derde dag weer opstaan! Een verwijt dus. Maar dit verwijt is meteen een opdracht: geloof in Mij! Ik ben de Levende!
Gelukkig blijft het niet bij een verwijt. Jezus geeft hen een opdracht waaruit blijkt dat Hij hen in genade aanneemt. Hij stuurt ze er op uit. “Ga heen in heel de wereld”, zegt Hij “en breng de goede boodschap”. Feitelijk geeft Jezus dus twéé opdrachten: geloven en gaan. “Geloof en ga!”. Die mogen ook wij meenemen op deze Paasdag!
[geloof!]
Als eerste dus “geloof”. De leerlingen hadden moeten geloven dat Jezus is opgestaan! Hij had het toch gezegd? En ook wij krijgen die opdracht: geloof dat Jezus echt is opgestaan! De bijbel zegt het, de Bijbelse getuigen kun je vertrouwen. Jezus ís opgestaan! Als dat toch niet waar was – dan kon je het hele geloof weggooien. Maar het ís waar. Op catechese heb ik vorig jaar de argumenten doorgenomen met de jongeren. Als de evangelisten het hadden verzonnen, hadden ze het wel anders opgeschreven. En waarom stortte de Jezus-beweging niet in, na de dood van de leider? Enzovoorts.
Maar weet u, het gaat nog niet eens zozeer om het feit dát Jezus is opgestaan. Dat is een bewering die al dan niet waar is. Het gaat om Hem, die is opgestaan. Pasen wil zeggen: Jezus lééft – een persoon. Dat maakt alle verschil. Met een persoon kun in een relatie staan, met een bewering niet!
Kijk maar bij de leerlingen: Jezus praat met ze, en Hij geeft ze een opdracht. Ja maar, denkt iemand, daarna ging Jezus toch weg? Inderdaad, Jezus is dan wel opgestaan, maar niet lichamelijk meer hier. En tóch is Hij er. Met zijn ‘Godheid, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons’, zegt de Heidelbergse Catechismus terecht. Kijk maar naar de slotzin. De leerlingen gaan op pad, en wat staat er ‘de Here (dat is Jezus) werkte mee en bevestigde het woord’.
Dit is ook de opdracht van Pasen voor ons: geloof! Niet alleen dát Jezus is opgestaan, maar geloof dat Hij leeft, dat Hij erbij is! Leeft u in relatie met Hem? Vertrouwt u dat Hij kan helpen? Gelooft u dat Hij dezelfde is als toen? Al te vaak is geloven voor ons vooral een mooie theorie, vrees ik. Maar Jezus is de Levende! Dan hebben die ‘snake handlers’ tenminste één ding door: dat geloven méér is dan ideeën in je hoofd…
[ga!]
Geloof! Dat is de eerste opdracht. Maar dan ook de tweede: ga! Ga en breng het goede nieuws. het bekende zendingsbevel dat we ook bij Mattheus vinden. De leerlingen moeten op weg gaan en overal het goede nieuws brengen dat Jezus leeft! En opnieuw: dit is meer dan een boodschap voor het verstand. Dat blijkt wel uit de tekens die ermee gepaard gaan: demonen uitdrijven, zieken genezen, niet gedeerd worden door slangen of gif.
God kan deze tekens geven, ook nu! Genezing, bevrijding, en ook bescherming tegen gif. Juist op de frontlijnen van het Evangelie gebeuren wonderen, ook vandaag nog! Daar mag je ook nu nog om bidden. Moet je dan een paar gifslangen meenemen als je gaat evangeliseren? Nee, natuurlijk niet. Paulus werd gespaard toen een gifslang hem beet, zie Handelingen 28 – maar hij ging niet met opzet een gifslang grijpen… De Bijbel leert óók om God niet op de proef te stellen.
‘Ga!’, dat is de opdracht. Geldt die ook voor ons? In zekere zin wel, al zijn wij geen apostelen zoals toen. Ieder op onze eigen plek zijn we geroepen om getuigen van Jezus te zijn, de levende Heer. Doen we dat? Zoekt u naar gelegenheden daarvoor, of laat u deze opdracht liever liggen? Vindt u het lastig, of eng? Dat is begrijpelijk. Maar u mag geloven dat de Heer – Jezus dus – ook nu mee zal werken. Daar hangt méér vanaf dan van gepolijste woorden of mooie redeneringen. Ga maar niet teveel redeneren met mensen. Wijs op Jezus en op zijn kracht. Alleen als mensen zélf ervaren dat Hij leeft, zullen ze geloven. Spoor ze daarom vooral aan om te bidden, of bid voor of bid met mensen. Hij kan wonderen doen, ook nu! Of beter gezegd: tekens. Tekens die wijzen naar Jezus, de levende Heer.
Ga! dat is de opdracht. U begrijpt, om dat echt te kunnen doen, daar is weer dat geloof voor nodig. Geloven en gaan! – ze horen onlosmakelijk bijeen.
[slotje]
Hoe nu verder, als mensen na Pasen? We kregen een dubbel antwoord: geloven en gaan! Gods opdracht. En tegelijk is geloven altijd méér dan een opdracht, meer dan dingen moeten. Geloven, leven met Jezus, het is ten diepste leven met Hem. Het is ook rust en vreugde vinden in Hem. Het is ook: Hem aanbidden en zijn lof zingen. Dat doen we vanavond. En het mooie is: al zingend ga je geloven soms, word je opgetild. En zo, al zingend, word je weer gemotiveerd en gevuld om te getuigen van de opgestane Heer!
Jezus, Hij leeft! Hem zij de lof in eeuwigheid.
Amen.