Tags
Uit de Bijbel is gelezen: gedeeltes uit Handelingen 10 en 11
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: herhaling in Hand 10-11]
Herhaling is de beste leermeester, zeggen ze. als je iets maar vaak genoeg hoort, blijft het vanzelf hangen. Reclamemakers weten daar alles van, van de kracht van de herhaling. Op de TV en radio komen dagenlang dezelfde reclamespotjes langs, elk uur opnieuw. Ik zat van de week in de auto, met de radio aan en toen viel het me weer op. Soms gaat het zelfs zover, dat in één reclameblok tweemaal hetzelfde bedrijf langskomt: eerst als gewone commercial, en dan aan het eind van het blok nog een korte herhaling. Waarom? De kracht van herhaling. Onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijfsnaam dan beter blijft hangen bij de luisteraar, en daar gaat het om!
In het dagelijks leven vinden we herhaling niet zo fijn. Als iemand drie keer hetzelfde vertelt, denk je al snel: ja, nu weten we het wel hoor! Maar één ding weet je wel, als bijvoorbeeld je oude oma telkens op hetzelfde uitkomt: dat onderwerp is belangrijk voor haar. Dat zit steeds in haar gedachten.
Uit het Bijbelboek Handelingen lazen we stukken uit hoofdstuk 10 en 11. Eigenlijk is dat één lang gedeelte dat bij elkaar hoort. Maar Lukas, de schrijver, valt nogal in herhaling. In hoofdstuk 10 al, als hij Cornelius uitgebreid laat navertellen wat er met hem gebeurd is. En dan in hoofdstuk 11 helemaal, als Petrus in Jeruzalem alles nogmaals in eigen woorden vertelt. Opvallend! Kon Lukas die herhalingen niet weglaten of inkorten? Nee, Lukas doet het met opzet! Hij wil laten zien dat er hier iets belangrijks gebeurt. Iets wat je niet mag missen, iets wat bij ons diep moet doordringen. Herhaling als leermeester!
[Bijbelgedeelte: alle volken mogen erbij!]
Wat is er dan zo belangrijk? Welke boodschap heeft deze wonderlijke geschiedenis met een engel en een laken vol dieren?
Wel, dat staat heel duidelijk in de laatste zin. ‘Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering ten leven gegeven’. Of om het in eigen woorden te zeggen: mensen uit álle volken zijn welkom bij de God van Israël. Cornelius, die romeinse centurio, en ten diepste iedereen. Dankzij Jezus mag ieder tot God komen, ongeacht je afkomst. Of je nu Jood bent of Romein, wit of zwart of olijfkleurig: bij God zijn er geen grenzen. Petrus zegt het, als hij in het huis van Cornelius is: “Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor hem heeft en rechtvaardig handelt”.
Een heldere boodschap. En voor ons misschien niet heel verbazingwekkend. Maar voor de eerste christenen moet dit een enorme ontdekking geweest zijn! Tot dat moment bestond hun groep eigenlijk alleen uit Joodse mensen. En ja, Jezus had wel gezegd dat de goede boodschap overal verspreid moest worden, tot aan de randen van de wereld. Maar hoe dat werkte? Waarschijnlijk dachten ze dat mensen uit andere volken die in Jezus gingen geloven, dan ook Jood moesten worden. Immers, het Joodse volk was Gods volk, en de andere volken waren los van Hem.
Maar nu, in dit gedeelte grijpt God zélf in om duidelijk te maken dat het zo niet werkt. Mensen uit ieder volk mogen bij Hem horen, en ze hoeven niet Joods te worden. God zelf gaat aan het werk. Eerst stuurt hij een engel naar Cornelius, en dan een visioen naar Petrus. Petrus zou uit zichzelf nooit het huis van een heiden zijn binnengegaan, uit vrees voor rituele onreinheid volgens de Joodse wetten. Maar hij hoort in het visioen: ‘wat God gereinigd heeft, mag u niet voor onheilig houden!’ Dat gaat niet alleen onreine dieren, ten diepste doelt dit op onreine mensen, de niet-Joden. Daarom gaat Petrus mee naar Cornelius. En weer toont God zijn bedoeling: na Petrus’ preek wordt iedereen vervuld met de Heilige Geest. Nog voordat ze gedoopt zijn. Het is alsof God Zelf zegt: deze mensen mogen óók bij mij horen. En zo worden ze gedoopt, en bestaat de kerk voortaan niet alleen meer uit Joodse mensen. Ieder mag erbij horen, die maar in Jezus gelooft!
[Jezus/Jeruzalem centrum]
Ik zei al: voor ons is dit misschien een bekende boodschap. U bent voor zover ik weet niet Joods, dus al die wetten over reinheid zeggen ons weinig. Natuurlijk, denken we, natuurlijk mag ieder erbij horen die maar gelooft!
Maar dan wil ik vanmorgen toch even een andere vraag opwerpen. Juist op deze Israëlzondag. Deze vraag: wat is het middelpunt van de wereld? Wat is het centrum? Vreemde vraag misschien. Onbewust is dat voor ons misschien het Westland, of Nederland, of Europa. Stiekem vinden we misschien zelfs onszelf het middelpunt. Maar als je er wat dieper over nadenkt dan weet je wel: zo is het niet. Iemand die elders woont, zal zíjn land of streek het centrum vinden. Er is toch eigenlijk geen plek of volk dat speciaal is, dat denken we alleen maar.
O ja? Dan moet ik vanuit de Bijbel toch iets anders zeggen! Er is wél een volk dat centraal staat, en dat is Israël. Israël is speciaal, of je dat nu eerlijk vindt of niet. Dat moeten we nooit vergeten! Misschien helpt het als u zich een schietschijf voorstelt, met allemaal ringen om het midden. Die schietschijf is de wereld. Een wereld die, zo vertelt de Bijbel, van God is losgeraakt. Maar nu heeft God de wereld niet losgelaten! Hij komt er juist naar toe. En hoe? Uit die wereld koos Hij één volk, Israël, de nakomelingen van Abraham. Met hén sloot Hij een verbond. Een cirkel op die schijf. Later ging hij verder met vooral het koninkrijk Juda – een cirkel in de cirkel. Na de ballingschap verbond Hij zich met de rest aan mensen die Hem bleven dienen – weer een kleinere cirkel. En uiteindelijk werd daar Jezus geboren, Hij die God en mensen verbindt. Hij is het middelpunt van de schijf! Ziet u het voor zich? Jezus, daarom heen Juda, daarom heen heel Israël, en daaromheen de volken van de wereld, ver van God.
Of je kunt het ook anders zeggen. Jeruzalem is het centrum. Daar stond de tempel met Gods aanwezigheid. Daar stond het kruis op Golgotha. Daaromheen het Joodse land, waar Israël woonde en Jezus optrad. En dááromheen de heidenvolken. Aan de rand, of je dat nu leuk vindt of niet. Zó is het wereldbeeld van de Bijbel. Het centrum is Jeruzalem, is Jezus. Dan het Joodse volk. En dán pas de rest!
[genade: er tóch bij mogen horen!]
Dit mag ons wel nederig maken. Niks van ‘natuurlijk mogen wij ook bij God horen’. Wij zijn randmensen! Europese heidenen, een volk dat uit zichzelf in het donker leefde zonder God. Barbaren die geloofden in het noodlot en in allerlei Germaanse goden. Paulus zegt over zulke mensen als óns, hier aan de Hollandse kust, het volgende (Efeze 2): ‘wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander’. Laten we dit op Israëlzondag diep beseffen. Wij hebben van onszelf níets met de God van Israël, Hij is ons vreemd. Op het Bijbelse plaatje staan we helemaal aan de rand!
De zin van Paulus gaat echter verder: “Maar omdat God zo barmhartig is…” En dan vertelt Hij wat we ook hoorden uit Handelingen 10 en 11. Dankzij Jezus mag íeder mens, ieder volk tot God komen. Je zou kunnen zeggen: vanuit het centrum van de schijf gaat een golf alle kanten op. Door Israël en door alle landen tot aan de verste randen. Het nieuwe leven dat Jezus brengt wordt steeds meer mensen aangeboden. Het vliegt steeds verder. Zoals Jezus al zei, en zoals we in het Bijbelboek Handelingen zien gebeuren: beginnend in Jeruzalem, door Judea en Samaria, en tot aan de einden der aarde. En als Petrus en de andere apostelen het niet vatten, helpt God dus zelf een handje.
Wat is dat geweldig. Wíj, randmensen, worden verbonden met het centrum. Wij, die in duister dwaalden, worden beschenen met het licht! Niet omdat wij God zochten, maar omdat Hij ons opzoekt. Via het midden bereikt Hij de rand, zoals trouwens altijd al zijn plan was. Nu mogen ook wij delen in de aloude zegen van Abraham, in het heil van Jezus Messias. Dan mogen we wel dankbaar zijn, én nederig. Dat wij, die zo ver van God waren, er ook bij worden getrokken. Een geweldig voorrecht!
[observatie: nu Israël niet speciaal meer? toch wel!]
Dan is er op deze Israëlzondag echter nog een vraag die om antwoord roept. Als immers door Jezus ieder mens bij God mag horen, van welk volk dan ook, als je alleen maar gelooft… wat is er dan nog speciaal aan Israël? Hebben zij dan nog een bijzondere positie? Je zou zeggen van niet.
En toch vergis je je dan enorm! In het verleden is het wel gedacht, dat de rol van Israël was uitgespeeld. Die gedachtegang gaat als volgt: Israëls plek in Gods plan was om Jezus voort te brengen, de Verlosser. Nu Jezus gekomen is, heeft Israël geen speciale plek meer. Zegt ons Bijbelgedeelte dat ook niet? Petrus roept uit ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor hem heeft en rechtvaardig handelt’. Is Israëls rol nu uitgespeeld? Nee, zeker niet!
Het Joodse volk blijft een speciale plek hebben bij God. Zij staan dichter bij het midden dan wij en andere volken. Dichter bij de HERE, die immers de God van Israël is. Ze staan ook dichter bij Jezus, die immers een Zoon van Israël is en de vervulling van de profeten. En zoveel andere voorrechten heeft Israël. Paulus somt een hele reeks op in Romeinen 9: “voor hen geldt de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de eredienst, en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen”.
Het Joodse volk is en blijft speciaal bij God. Daarom belijdt onze kerk dat wij, christenen, ‘onopgeefbaar verbonden zijn met Israël’. De God van Israël en de Messias Jezus zijn niet los verkrijgbaar – we krijgen ze via Israël. Israël, volk van het midden door wie wij, heidenen van de rand, gezegend worden.
[het mysterie van hun ongeloof]
Tegelijk er iets dubbels in zitten. Israël is Gods speciale volk; wij mogen délen in de zegen, mede-erfgenamen zijn van de beloften. En tegelijk heeft Israël Jezus niet aangenomen, maar verworpen. De meeste Joodse mensen, tot op de dag van vandaag, erkennen Hem niet als degene in wie God gekomen is. Hoe kan dat toch? Zo dicht bij het midden, Jezus die Jood was… Zoveel beloften aan Israël die God in Hem vervult… Maar zijn eigen volk neemt Hem niet aan. Hoe is het mogelijk? Het is alsof er op de schijf een zwarte vlek zit, middenop nog wel!
Ik kan alleen maar zeggen dat we hier voor een mysterie staan. Hier in Handelingen 11 klinkt het zo eenvoudig: óók de volken mogen erbij horen. Vanuit het midden, vanuit Jeruzalem waar Jezus opstond, stroomt de goede boodschap alle kanten op. Alsof er vanuit het midden steeds meer kleur zich verspreidt. Maar helaas lezen we in handelingen ook iets anders dat gebeurde in de geschiedenis. De boodschap Jezus wekte ergernis, riep verzet op, juist onder Joodse mensen. De Boodschap transformeert velen, uit allerlei volken. Maar helaas níet blijvend onder Israël. Een mysterie!
Het afwijzen van Jezus door zijn eigen volk heeft de eeuwen door veel negatiefs opgeroepen onder christenen, tot Jodenvervolging toe. Vreselijk! Paulus leert ons iets anders, in hoofdstuk 11 van de Romeinenbrief waar hij spreekt over dit mysterie – lees thuis maar eens na. Paulus zegt: de tijd komt, dat ook zíj geloven zullen in Jezus. En dan, dan zal heel de aarde vol worden van zegen! Die belofte staat nog uit, en daar mogen we naar uitzien!
[onze houding t.o. Israël]
Israël – Gods speciale volk. Door hén heen hebben wij heidenen de zegen ontvangen. Daar kunnen we niet dankbaar genoeg voor zijn. Een christen het Joodse volk hoog te houden, als volk van God, volk van Jezus, volk van de belofte. Wat is daar in het verleden veel verkeerd gegaan. Wat heeft de christelijke kerk daar niet gefaald, zich soms zelfs in de plaats van Israël gesteld. Laten we nooit vergeten: wij zijn heidenen van de rand, die er óók bij mogen horen, door genade. Maar met de nadruk op ‘ook’, niet als eersten!
Dan mogen we de God van Israël wel steeds danken, voor deze zegen. Zei Hij het al niet tegen Abraham? ‘In u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden’. Vanuit het midden tot de verste rand. Dankbaar en nederig, dat is een houding die ons past.
En tegelijk mogen we bidden, bidden voor Israël. We mogen bidden dat ook het volk van Abraham de volle zegen zal krijgen van Abrahams nakomeling, Jezus. Dat ze Hem herkennen zullen als Heer! Daar mogen we vol vertrouwen om bidden, want dat is beloofd. Eéns zal het gebeuren. Daar mogen we om bidden met groot verlangen ook. Want dan zal er veel veranderen. Dan zal heel de aarde gezegend worden, gezegend vanuit het midden, vanuit Jeruzalem. Dan breekt Gods grote toekomst aan. Zouden we daar niet naar uitzien?
Lof zij Christus, Hij die het grote middelpunt is, de ware zoon van Abraham, de lijdende knecht waar de profeten over spraken!
Amen.