Tags

, , ,

In deze dienst werden drie ambtsdragers herbevestigd, en bereidde de gemeente zich tevens voor op de viering van het Heilig Avondmaal.

UIt de Bijbel werd gelezen:

Johannes 10:1-5, 11-16 ‘ Jezus de goede herder’
Johannes 21:15-19 ‘Petrus aangesteld tot onderherder’
1 Petrus 5:1-4 ‘Petrus instrueert andere onderherders’

 

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: geroepen]
‘je komt als geroepen’, wordt er wel eens gezegd. Dat je bijvoorbeeld besluit om even bij je oude tante langs te gaan, en zij heeft juist iets laten vallen waar ze niet bij kan. ‘Je komt als geroepen! Kun jíj misschien die batterijen onder de bank vandaan krijgen?’ Zo’n moment dat je aanwezigheid direct van pas kunt, waar je meteen kunt meehelpen of meedenken. ‘Je komt als geroepen’.
Nog een andere uitdrukking is er die hierop lijkt. ‘Daar voel ik me niet toe geroepen’, hoor je weleens zeggen – of misschien zegt u het zelf wel. Als er een klusje ligt waar je geen zin in hebt en dat ook niet tot de kerntaken hoort van je functie. Als de vraag komt wie het wil doen, en iemand noemt jouw naam – ‘nee, daar voel ik me niet toe geroepen’. Laat een ander het maar doen, dit is gewoon jouw ding niet.
Opvallend. Je voelt je níet geroepen dus. Ook als iemand zegt ‘je komt als geroepen’, betekent dat eigenlijk: je bent níet geroepen – en toch kom je. Maar wanneer voel je je wel geroepen? Wanneer kom je omdat je een roep hoorde? Voelt u zich weleens geroepen? En door wie dan, of door wat? Voelt u zich ook weleens geroepen door God? En waartoe?
Eén van de manieren waarop God kan roepen is om ambtsdrager te zijn in de gemeente. Straks worden er drie ambtsdragers herbevestigd, en dan zegt het formulier dat ze door God zelf tot deze dienst geroepen worden. Geroepen, omdat de gemeente een beroep op hen doet. Maar de Here kan ook roepen tot andere taken. Iedere christen heeft een roeping, of je nu jong bent of oud, hoogopgeleid of eenvoudig. Maar wat is die roeping? En wat is daarvoor nodig? Ken jij je roeping?

[herder en onderherders]
We lazen drie gedeeltes uit de Bijbel, die met elkaar te maken hebben. Alle drie gebruiken ze het beeld van een herder en schapen. Voor ons is dat een beetje een verouderd beeld, maar voor de mensen in de Bijbelse tijd was het heel herkenbaar. Het is een beeld, dus niet letterlijk te nemen. De ‘schapen’ dat zijn de gelovigen, de christelijke gemeente, de mensen die bij Jezus horen. En de herder, dat is degene die zorg voor ze heeft.
Als eerste hoorden we: Jezus is de goede herder. Hij zorgt en heeft zelfs zijn leven over voor de schapen, voor de zijnen. Maar we hoorden ook hoe Jezus een ander aanstelt om zijn schapen te weiden: Petrus. Hij zegt het tegen Petrus, drie maal maar liefst: ‘weid mijn lammeren, weid mijn schapen, hoed mijn schapen’. De grote Herder vertrouwt de zorg voor de kudde dus toe aan een onderherder. Zijn gemeente zal niet zonder zorg en zonder leider zijn als Jezus weggaat naar de Vader. En heel mooi: uit de eerste brief van Petrus hoorden we tenslotte hoe onderherder Petrus zelf weer een volgende generatie van onderherders instrueert “hoed de kudde van God die bij u is”. Het werk in de kerk gaat door. je kunt een lijn doortrekken: van Jezus, via Petrus en de apostelen naar de generatie daarna, en daarna…. en tot in 2018 in Poeldijk, waar ook mensen zijn om een ambt in de gemeente te aanvaarden. Indrukwekkend, om in de lijn van zovelen te staan! De lijn van Gods trouw, kun je wel zeggen!
Echter, als we op die manier naar de Bijbelgedeeltes kijken, komen we alleen bij degenen die een ambt bekleden, die ouderling zijn of diaken. Er is echter een boodschap voor ons allen! Ik wil daarom liever de omgekeerde weg kiezen. We beginnen bij wat Petrus schrijft, en we gaan terug tot we uitkomen bij Jezus.

[1 Petrus: praktische tips voor onderherders]
Eerst wat Petrus schrijft dus. Hij geeft aanwijzingen voor de leiders in de eerste christelijke gemeente. ‘De ouderlingen onder u roep ik op…’. Wat hij schrijft geldt echter niet alleen voor degenen die het ambt bekleden dat wij nu ouderling noemen. Het wordt betekent eenvoudig ‘oudsten’, ofwel degenen die de leiding hadden en in de gemeente werkten. Ook wie diaken is of ouderling-kerkrentmeester mag deze woorden op zich betrekken.
Wat is dan de opdracht die Petrus geeft? ‘Hoed de kudde van God en hoed daar toezicht op’, ofwel: draag zorg voor de gemeente. Vervolgens geeft hij een aantal praktische aanwijzingen, telkens in de vorm van een tegenstelling. Allereerst: doe het niet gedwongen, maar vrijwillig. Om het even concreet te maken: je moet dus geen ambtsdrager worden of een nieuwe termijn aanvaarden alleen omdat je denkt ‘als ik het niet doe is er niemand anders’. Dat is precies wat Petrus noemt ‘gedwongen’. We hebben nog een vacature voor ouderling, en mocht u daarvoor gevraagd worden, doe het dan niet ‘om het gat maar in te vullen’. Nee, er is een diepere motivatie nodig.
Ten tweede zegt Petrus: ‘doe het niet uit winstbejag, maar bereidwillig’. Van ouderling of diaken-zijn zul je niet rijk worden – het is veel tijd en energie investeren zonder dat je betaald krijgt. Maar je kunt ook denken aan aanzien of eer die je krijgt. Toch wel mooi, om een ambtsdragerstitel op je cv te hebben. En je mag zo mooi vooraan zitten in de kerk. Nee! Daar moet je het niet voor doen, zegt Petrus. En, zegt hij, ook niet om ‘heerschappij te voeren’ – niet omdat je dan invloed krijgt, omdat je dan beleid kunt gaan ombuigen naar jouw ideeën. De gemeente is is niet jouw project, het is ‘het erfdeel van de Here’, zo staat er.

Maar hoe dan wel? Als mensen die een voorbeeld zijn. Het gaat niet om een taak van zoveel uur in de week, je héle leven is betrokken. Dat geldt voor elke christen, maar in het bijzonder als je een ambt bekleed. Je mag laten zien hoe het is om met de Here te leven, je krachten voor Hem te geven, en zo een voorbeeld zijn. Je mag trouw je taken vervullen, maar daarbij niet taakgericht, maar mens-gericht zijn. Hoe dien je het welzijn van de gemeenteleden? Die vraag mag leiden als je iemand opzoekt, als je geld beheert, als je dienend bezig bent. Met inzet, bereidwillig, gericht op God.
Zo geeft Petrus een heel aantal praktische aanwijzingen voor wie een ambt bekleden. Ook trouwens aanwijzingen aan wie géén ambtsdrager is. Dat staat in vers 5, wat net niet meer in uw liturgie staat: stel je ónder hen. Ga niet boven deze broeders en zuster staan met kritiek, maar besef dat God hen roept om de kudde naar beste kunnen te weiden. Bid voor hen!
Zo het Bijbelgedeelte van Petrus. Maar toch… moeten we hier blijven steken? Bij praktische aanwijzingen? Nee, de Bijbel gaat nog wel een stuk dieper dan ‘tips en trics’.

[belangrijker: liefde voor Christus en geroepen zijn door Hem]
We wenden ons tot het tweede Bijbelgedeelte. Jezus vertrouwt de kudde, de kerk, toe aan Petrus. Maarre… zou u Petrus hebben uitgekozen als leider, als ambtsdrager? Hij is impulsief en erg direct, en dat niet alleen: hij heeft zelfs Jezus verloochend, driemaal! Dát is de reden dat Jezus hem hier driemaal iets vraagt. Had u, had jij Petrus uitgekozen? Ik niet hoor!
Hier zien we dat het gaat om méér dan geschiktheid en meer dan praktische aanwijzingen. Wat is de hoofdvraag? Deze: of Petrus Jezus liefheeft. Driemaal vraagt Jezus het hem, en driemaal komt het antwoord: ‘Here, U weet dat ik van u houd’. Dat is de eerste vereiste om te kunnen dienen in Christus’ gemeente: liefde tot Hem. Wie dat mist, al is hij verder nog zo bekwaam en ervaren, die is niet geschikt. Hou jij, houd ik van Jezus? Dáár gaat het om! En voor deze test slaagde Petrus, al zakte hij voor alle andere.
Dit is een vraag die wij ons allen mogen stellen: hebt u Jezus lief, houdt u van Hem? Dat is immers de kern voor elke christen. Zeker als we komende week het heilig Avondmaal vieren, mogen we onszelf daarop nakijken. Zou u, of zou jij zeggen wat Petrus zei? Al klopt er misschien ook veel niet in je leven, toch dit: Here, Ú weet dat ik u liefheb! Wie zó in het leven staat, die zal ernaar verlangen bij Hem aan tafel te zitten komende week. Hoe zit dat bij U – en bij mij?
We zien in dit gedeelte nog iets anders. Jezus geeft Petrus Zelf de opdracht om zijn schapen te gaan weiden. Ambtsdrager zijn is de roep van Jezus volgen, ten diepste. Niet het doen omdat iemand het toch moet doen, niet het doen omdat je het zo leuk vindt, maar omdat je weet dat de Heer zelf het van je vraagt. Dat is roeping, waar ik mijn preek mee begon. Ongrijpbaar, maar onmisbaar. Want wie weet dat de Here het van hem vraagt, die mag ook vertrouwen dat de Here hem draagt! Da doe je het in Zijn kracht.
Roeping. het is iets cruciaals in het leven van elke christen. Dit gedeelte sluit af met de woorden ‘volg mij’. Is dat niet wat Jezus zegt tegen ieder van ons? Hij roept om Hem te volgen, op zijn weg te gaan, wat ook je plaats is in de kerk en de maatschappij. De één volgt Jezus’ roep als ambtsdrager, de ander, of misschien wel dezelfde, als leraar of als vrijwilliger. Ook voor wie vandaag afscheid neemt als ouderling, is Jezus’ roep niet voorbij! Jezus wil ieder van ons als volgeling, en iedere volgeling wil Hij in dienst nemen. . Ziet u, zie jij je werk of je opleiding of je andere taken als Gods roeping? Ben je op je plek? Doe je het voor Hem of voor jezelf? Dat maakt alle verschil! Wie Jezus dient in wat hij doet, ook in het dagelijks leven, die zal zegen ontvangen en tot zegen zijn.

[de kern: Jezus de goede herder die leven geeft]
Maar ook hier kunnen we niet blijven staan. Gaat het dan ten diepste om ónze liefde voor Jezus, en om óns volgen van zijn roeping? Nee toch zeker! En daarom moeten we terug naar de bron, naar het eerste gedeelte dat we lazen. Waar begint de lijn die de eeuwen door gaat? Wie zorgt er ten diepste voor de kudde? Het is Jezus Christus zelf. Hij is de herder, de goede herder. In dit verband betekent dat onder andere ‘de wáre herder’, net als Hij elders zich de ‘ware wijnstok’ noemt. Alleen Jezus is dé herder. Hij zorgt voor zijn gemeente, zoals geen mens dat kan. Hij is de herder – en wij? Wij zijn ten diepste schapen. Geen herdertjes, zelfs geen onderherders, maar schapen. Van die beesten die een herder nodig hebben die voor ze zorgt en voor verdwalen behoedt. Ook wie een leidende rol heeft in de gemeente, een herdersrol, heeft zelf een herder nodig. En Goddank, die is er: Jezus, de goede Herder. Hij hoedt zijn kudde beter dan een mens ooit kan. Het is dan ook altijd zíjn gemeente, niet de onze. En gelukkig maar.
Jezus is dé herder, de goede herder. Hij doet wat wij niet kunnen. Hij kent zijn schapen, maar dat niet alleen: Hij geeft zijn leven voor de schapen. Hij offert niet slechts tijd en energie, maar Hij geeft werkelijk zichzelf. Zó lief heeft hij de schapen! Hij wilde de weg gaan tot in de dood, de dood voor ons. Hij droeg de straf, de schuld, de pijn, de dood, en nam ze mee in het graf. De góede herder. Hij gaf zijn leven voor de schapen, zó gaan ze hem aan het hart.
Daar word je toch klein van! Wij maar domme schapen ten diepste. En dan Hij, Hij die álles voor ze over heeft – alles voor ú overheeft! Dan gaat het er ten diepste niet om of wij Hem liefhebben, en genoeg voor Hem doen. Wat telt is dit: dat Hij ons, schapen, liefheeft, en alles voor ons deed. Daar mogen, daar moeten we uit leven. Als je een ambt bekleedt in de gemeente, of als je dat niet doet: de goede Herder en zijn zorg, dat is het fundament!

De goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Dat is wat we komende week voor ons mogen zien in brood en wijn. Zijn lichaam gebroken voor ons, zijn bloed vergoten. En dat niet alleen, Hij nodigt ons om er deel in te krijgen. Om te zeggen: Here, houdt u zó van mij? O, dan houd ik ook van U, dan wil ik dichtbij U zijn. Delen in wat u geeft en u de eer geven die u verdient. Ik hoop dat u zó komende zondag het Avondmaal zult vieren!

[slot]
Dan mogen we eindigen bij Jezus. Hij roept. Hij is het begin van de lijn die doorgaat door de kerk, in ambtsdragers en voorgangers, tot op vandaag. Wie straks ‘ja’zeggen, mogen dat doen in vertrouwen op Hem die roept. Wie het ambt neerlegt, mag dat ook doen in vertrouwen op Hem – Hij zal voor zijn eigen gemeente zorgen.
Hij roept. Hij roept íeder van ons om Hem te volgen, en onze krachten in te zetten voor hem. Of het nu is in de kerk of op het werk, in woorden of in daden, Hij wil ook ons gebruiken. Hij roept! Volgt u uw roeping al?
Hij roept ons om zondag het Heilig Avondmaal te vieren, hier in de kerk. Ik hoop dat u er allen zult zijn. Om daar te komen tot de kern: dat de goede herder zijn leven geeft voor de schapen. Uit die liefde mogen wij leven, en dienen, en Hem ook zelf liefhebben.
Hij is de herder – daarmee kunnen we verder!

Amen