Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier en thuis,

[intro]

afgelopen maandag was het Grote Verzoendag, een heel belangrijke Joodse feestdag. In Israël ligt het hele openbare leven stil op Grote verzoendag en zitten de synagoges stampvol. Dit jaar echter was het anders! Ook in Israël slaat het coronavirus hard toe en gelden er zware beperkingen. In de synagoges mochten zich maar een paar mensen verzamelen, iedereen moest verder thuisblijven. Heel ingrijpend! Het is alsof wij hier geen Kerst zouden mogen vieren in de kerk. Wie zegt trouwens dat het dit jaar niet zover komt? Laten we hopen van niet!
In Israël dus geen vieringen in de Synagoges afgelopen week. En dat terwijl het om zoiets fundamenteel gaat op Grote Verzoendag: de verzoening met God en tussen mensen. Toch zeiden de gezaghebbende rabbijnen: thuisblijven! Waarom? Omdat er een fundamentele regel is in de Joodse wetsuitleg: als je een leven kunt redden, vervallen bijna alle geboden. Massaal samenkomen zou zeker een grote uitbraak veroorzaken en zo levens kosten. Niet doen dus! Hoe lastig dat ook voor een vrome jood is, net als voor ons hier het niet zingen.
Als je een leven kunt redden vervallen bijna alle geboden. Ja, bíjna alle geboden. Niet allemaal! Lang geleden heeft een groep rabbijnen een paar regels aangewezen die dan níet gebroken mogen worden. Deze: niet aan afgoden offeren, geen vlees eten dat op heidense wijze geslacht is, en je verre houden van ontucht. Hier mag je niet in toegeven, al zou je je leven ermee kunnen redden of dat van een ander! Joodse mensen hebben letterlijk hun leven ervoor gegeven, bijvoorbeeld in de tijd van de Makkabeeën. Liever sterven dan offeren, liever sterven dan onrein vlees eten – want ze werden door de vijand voor die keuze gesteld.
Een paar geboden gelden altijd! En laten die nu heel veel lijken op de regels zijn die we hoorden in Handelingen hoofdstuk 15. Daar staan we bij stil op deze Israëlzondag. Als thema voor de verkondiging heb ik gekozen ‘de geboden voor de niet-Joden’.

[onze vervreemding bij dit gedeelte]

We hoorden de geschiedenis die Lukas voor ons beschrijft. Heel in het kort: er ontstaan een meningsverschil of niet-Joodse volgelingen van Jezus ook de Thora moeten houden, het geheel van wetten en voorschriften uit de eerste vijf Bijbelboeken. De besnijdenis, maar ook dingen als koosjer eten en de Joodse feesten vieren. Gelden die voorschriften voor ieder die in Jezus gelooft? Er wordt over gesproken, en het antwoord is nee. Wel worden er een paar basisregels opgesteld waar ook de niet-Joodse gelovigen zich aan moeten houden: ze moeten zich verre houden van alles wat met de afgoden te maken heeft, van seksuele onreinheid, en van bloed en vlees met bloed erin.
Nu kan ik me voorstellen dat dit alles behoorlijk ver bij u of jou vandaan staat, zoals wij hier leven in Woudrichem in 2020. Natuurlijk hoeven we ons niet aan de wetten uit het Oude Testament te houden. Die hebben toch afgedaan sinds Jezus? Het staat zo helder in dit gedeelte, vers 11 “we geloven dat we alleen door de genade van van de Heer Jezus gered worden”. Hoe komt iemand op het idee dat je die oude wetten moet houden? Paulus zegt het toch zo helder in zijn brieven: gered door genade, gered door geloof, en niet door je te houden aan de wet!
Wat zijn dat voor wonderlijke vier regels om je aan te houden? Kinderen, tieners, bekijk ze maar eens goed, in vers 20. “Je onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf”. Mag je als christen geen bloedworst eten? Dat is so wie so vies, vind ik, maar is het zóndig? En, trouwens, mag je dan wel stelen of liegen? Die dingen worden niet verboden namelijk! Het zou toch logischer zijn om bijvoorbeeld de Tien Geboden als basisregels voor alle christenen te nemen?
Dit hoofdstuk is best een heel lastig gedeelte, zo merkte ik. Ik heb er hard op moeten studeren voor deze Israëlzondag. [Misschien is het best lastig voor de kinderen]. En toch zitten er belangrijke lessen is. Laten we proberen die te ontdekken!

[wet houden omdat, niet opdat gered]

Een heleboel misverstand komt door de manier waarover wij protestanten vanouds hebben geleerd om over de wet denken, over de Thora, Gods voorschriften voor Israël. De, wet, dan denken we al snel aan ‘wettisch’ – een geloof dat bestaat uit regels om daarmee Gods gunst te verdienen. Zo van: ik moet het goed genoeg doen, dan mag ik straks bij God welkom zijn. Deze vertekening is afkomstig uit de Middeleeuwen, waar veel mensen het geloof zo beleefden. Goede werken doen om de hemel te verdienen en de hel te ontlopen. Je kon zelfs aflaten kopen om eerder in de hemel te komen – de oudere kinderen hebben er misschien met geschiedenis wel iets over gehoord. Dat je bij God welkom bent uit genade, door Jezus, dat was ver weg gezonken. Mensen als Luther herontdekten dat. Maar van de weeromstuit dachten ze dat als het in de Bijbel over de Wet ging, er net zoiets speelde: de hemel verdienen.
Echter, dat is níet, totaal niet, waar het om gaan bij de Thora. De wetten van Mozes, de Thora, zijn niet een manier om de zaligheid te verdienen, nee, ze zijn de vorm die gegeven wordt voor een leven met God. Geen voorschriften volgen opdat je aanvaard wordt, nee, zo leven omdat je aanvaard bent. Omdat God Israël uitkoos en jij als Jood bij Hem mag horen. De Wet is Gods blijvende geschenk aan het Joodse volk, wegwijzer door het leven.
Zonder leefregels wordt geloof een theorie, iets dat los staat van het echte leven. Dat kom je wel eens tegen. Dat geloof voor mensen lijkt te bestaan uit wat ideeën: ik geloof dat God bestaat, ik geloof dat Jezus stierf voor de zonden, dat er leven is na de dood. Maar als dat alles is? Misschien moet ik het zo zeggen, met een beeld: geloof is geen cadeau krijgen om in je zak te steken, het is een uitnodiging krijgen om op weg te gaan!

[heidenchristenen als ‘vreemdelingen die erbij wonen’]

De vraag van vandaag is dan: welke weg? Als je niet Joods bent, maar wel in Jezus gelooft, als je door Hem bij de God van Israël mag horen, hoe moet je dan leven? Moet je dan ook de Thora gaan houden, de wegwijzer voor Israël? Nee, dat hoeft niet, hoorden we. Dat is een te zware last, die alleen Israël opgelegd is. Wie uit een ander volk komt, hoeft alleen die drie of vier dingen te houden: geen afgodenoffers, geen ontucht, geen bloed of vlees met bloed eten.
Maar waarom juist deze regels? Waarom niet bijvoorbeeld de Tien Geboden? Wel, omdat deze dingen je apart zetten van de heidenen, van de mensen die van Israëls God niet weten. Dingen zoals ‘niet liegen en niet stelen’ zijn overal bekend, die staan als het ware al in ieders geweten gegrift. Natuurlijk blijft dat gelden. Deze vier regels gaan echter verder, en zetten je apart van netjes levende heidenen.
Een christen van niet-Joodse afkomst is iemand die apart staat, omdat hij de God van Israël heeft ontmoet, in Jezus. Je wordt iemand die geen afgoden meer dient, niet zomaar zijn lusten volgt, die respect hebt voor het bloed, dat is het leven. Als niet-Joodse christen lijk je zo iets op het Joodse volk, dat ook apart is gezet. Echter, je wordt geen Jood, en dat hoeft ook niet!
Ik las van de week in het werk van een rabbijn die in Jezus gelooft, Mark Kinzer. Hij legt heel mooi uit wat de kern is van ons Bijbelgedeelte. Hij wijst op het volgende: de regels die in Handelingen 15 worden opgelegd aan de niet-Joodse gelovigen, komen uit de Thora. Daarin staan namelijk bepaalde regels die gelden voor Joden én vreemdelingen. De voornaamste staan in Leviticus 17 en 18, we hoorden ze in de wetslezing. Over bloed staat in Leviticus 17 ‘niemand van jullie mag bloed eten, ook de vreemdelingen die bij jullie wonen niet’. Hetzelfde geldt voor vlees met bloed. Over ontucht staat in Leviticus 18 een hele lijst van wat daaronder valt, allerlei seksueel wangedrag. Vervolgens wordt gezegd ‘jullie mogen geen van deze gruwelen begaan. Dat geldt zowel voor geboren Israëlieten als voor de vreemdelingen die bij jullie wonen’. Over de afgodendienst tenslotte, zou ik iets vergelijkbaars kunnen aanhalen. Er zijn regels in de Thora die gelden voor Jood én voor vreemdelingen die bij hen wonen. En, zo leren we vandaag, deze regels gelden ook voor wie niet letterlijk, maar geestelijk bij Israël zijn komen wonen: de Jezus-gelovigen uit de volken. Wij! Je bent geen Jood en je hoeft het niet te worden. Maar wie Jezus kent, kan ook geen heiden meer zijn. Je wordt iemand die bij Israël woont. Een erbij-gekomene, een vreemdeling die erbij mag horen.

[reden tot bescheidenheid voor ons]

Dit is volgens mij de hoofdzaak om mee te nemen vandaag. Als christen ben je iemand die erbij is gekomen, bij de God en het volk van Israël. Van nature is Hij je God niet. De HEER is de God van Israël. Wij mogen er door genade, door Jezus, óók bijhoren. Maar met de nadruk op ‘ook’.
Dit mag ons heel bescheiden maken. Bescheiden, wel in het bijzonder naar ieder die Jood is. Zij zijn de uitgekozenen, niet wij! (Voorzover u niet zelf van Joodse afkomst bent, maar dat geldt voorzover ik weet voor niemand hier). Wij mogen erbíj horen, door Jezus delen in de zegen aan Abraham. Dat maakt bescheiden! Dat geeft een heel andere insteek als in het verleden wel heeft geheerst onder christenen. Dan was het van ‘wij zijn het! Wij hebben het goede geloof, en die Joden? Ze moeten bij óns komen, zich bij ons aansluiten!’ Alsof zij de vreemdelingen zijn en wij de huisheren van Gods koninkrijk. Maar zo is het niet! Ons past bescheidenheid naar Israël, geen hoogmoed. Om een ander beeld te gebruiken, uit Romeinen 11: wij zijn maar wilde takken die erbij ingeënt zijn. Zouden we ons dan kunnen verheffen boven de natuurlijke takken?
Vergeet dit nooit: onze God, de vader van Jezus Christus, is de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Israël. Door genade mogen wij óók bij Hem horen, Hemzijdank. Maar met de nadruk op óók!

[misstappen van de kerk in t verleden]

Helaas is de Kerk dit vele eeuwen lang vergeten. Eerst wat het dus ‘wij mogen er óók bij horen, al hoeven we niet de hele Thora te houden’. Maar toen kwam er een soort Zoetermeer-effect, om het zo eens te zeggen. Een Zoetermeer-effect: de buitenwijken breidden daar zo uit, dat het oude centrum bijna wegvalt. Zo is het in de kerk ook gegaan. Het aantal gelovigen uit de volken nam zo toe, dat de Joodse kern haast niet meer te merken was. In de tweede eeuw werd al gevraagd door gelovigen uit de volken: ‘is het wel goed als een Joodse christen leeft naar de Thora?’ (Justinus) De Thora houden werd al snel gezien als een manier om zelf de zaligheid te willen verdienen. En het ging verder. In de Middeleeuwen was het zelfs zo, dat een Jood die in Jezus ging geloven en gedoopt wilde worden, alle voorschriften uit de Thora met zoveel woorden moest afzweren. Hij moest zeggen ‘moge ik vervloekt zijn als ik me daarmee inlaat’ (2e concilie van Nicea, 789 AD). Is het een wonder dat vrijwel nooit een Jood christen werd?
Hoogmoedig was alles op zijn kop gezet. Niet: wij, christenen uit de volken mogen óók bij de God van Israël horen, wat een wonder. Nee, het was geworden: zij, die bijgelovige Joden, moeten bij ons gaan horen, willen ze behouden worden!
Gelukkig is in onze tijd een beter besef doorgedrongen. Onze kerk belijdt een ‘onopgeefbare verbondenheid met het Israël’ en om dat niet te vergeten is er jaarlijks de Israëlzondag. Één volk apart gezet, en van hen uit door Jezus: zegen óók voor ons. Als vreemdelingen die erbij zijn gekomen.

[je onderscheiden van de heidenen]

En dan tenslotte: wij hoeven de hele Thora niet te houden. Gelukkig maar, dat zou inderdaad een zware last zijn, zoals Petrus het noemt in ons hoofdstuk. Denk je het maar eens in, dat je koosjer zou moeten koken, op zaterdag de sabbat houden, enzovoorts…. Dat hoeft dus niet. Maar: wel hebben we ons anders te gedragen dan de heidenen, de mensen die God niet kennen, waar wij van nature bij horen. Wie de God van Israël kent staat apart, doet niet meer aan alles mee wat de omgeving doet. Dat zeggen ons die vier voorschriften. Naar de letter zijn ze niet moeilijk: afgodenoffers kom je niet snel tegen, dat ontucht verkeerd is begreep u ook zo al wel, en in ons land geslachte dieren laat men netjes leegbloeden. Het enige is misschien de bloedworst – die zou ik maar laten staan.
Wij leven in een andere tijd en cultuur. Waar het vooral om gaat, ook nu, is volgens mij dit: je kunt niet zomaar aan alles mee doen. Hoe is dat bij ons? Staan wij een beetje apart van anderen, zoals Thoragetrouwe Joden dat heel sterk staan? Of leven we gewoon helemaal zoals onze ongelovige buren, en is geloof vooral een idee in ons hoofd? Dan klopt er iets niet! Zijn wij, zoals de eerste christenen, een contrast met de maatschappij in hoe we omgaan met relaties en seksualiteit? Doorzien we voor welke afgoden onze maatschappij massaal knielt en doen wij anders? Mag het ons ook iets kosten om de Heer te volgen? Laten we deze dingen overdenken en met elkaar bespreken! Geloof als gaan op de weg van de Wet, daar mochten we wel iets meer van hebben!

[slotje]

Ik kom terug bij waar ik begon. Het was deze week Grote Verzoendag. Wij, gelovigen uit de volkeren, hoeven dat feest niet te vieren volgens de richtlijnen uit Jeruzalem. En toch hebben we door Jezus iets vergelijkbaars gekregen: Goede Vrijdag. Hij verzoent onze zonden, Hij verzoent mensen, Hij verzoent Jood en heiden met elkaar. Maar… wie Hem kent, kan ten diepste geen heiden meer zijn. Die mag aansluiten bij Israëls God. Die wordt een vreemdeling die erbij mag horen. Mogen wij allen zo leven, zo geloven, en de vrede zoeken voor Israël. Door Jezus de Messias, onze Heer!

Amen