Tags

, ,

(Dienst met dove mensen en doventolk)

Gemeente van Jezus Christus, u hier in de kerk, en wie thuis meekijkt of -luistert,

[intro]
via mijn vrouw hoorde ik laatst over iemand in het verpleeghuis die echt geen sociaal netwerk heeft. De vraag was: stel dat die vrouw in het verpleeghuis overlijdt… naar wie moet er dan een kaart gestuurd worden? Wie is er die Je dan kunt condoleren? Wie regelt de uitvaart, en wie komt er überhaupt afscheid nemen?
Triest, als iemand zo alleen staat; letterlijk geen mens heeft. Deze dame woont dan gelukkig nog in een verpleeghuis, waar ze tussen anderen is en waar voor haar gezorgd wordt. Je leest ook wel eens berichten over mensen die een hele tijd dood in huis liggen, zonder dat iemand ze mist blijkbaar. Hadden ze geen kinderen, of is het contact verbroken? Keek niemand in de buurt naar ze om? Je voelt diep van binnen: niemand zou zo moeten leven, en zeker niet moeten sterven.
Waarom ik hier begin? Wel, de zieke man in het Bijbelgedeelte voor vandaag zegt letterlijk “Ik heb geen mens”. Of zoals de vertaling het zegt die we lazen: “er is niemand die mij helpt”. Wat klinkt dat troosteloos! En zeker wanneer je bedenkt dat hij midden op een drukke plek op zijn matje lag. Ook tussen de mensen kun je alleen zijn!
Gelukkig gaat het Bijbelverhaal verder dan deze klacht. Ik wil daar vanmorgen met jullie bij stil staan. En ik heb de preek verdeeld in 3 punten: ellende, verlossing, en dankbaarheid. Net als in de oude catechismus: ellende, verlossing, dankbaarheid. Alle drie komen we ze tegen in deze geschiedenis.

[ellende]
Ten eerste dus de ellende van die zieke man. ” Ik heb geen mens” zegt hij. Was hij misschien door zijn familie achtergelaten bij die poel? We weten het niet. We weten ook niet precies welke ziekte hij had. Misschien was hij verlamd, of in elk geval erg zwak, want hij zegt dat hij gedragen moet worden. Wat we wel weten, is dat hij al 38 jaar ziek was. Bijna een mensenleven lang. Hij zal zich wel in leven hebben gehouden door te bedelen – zo ging dat in die tijd. Nergens hoorde hij erbij. Hij had geen vrienden die hem naar het water brachten – heel anders dan een andere verlamde man waar de bijbel over vertelt, die door 4 vrienden bij Jezus werd gebracht. Maar deze man is alleen. Geen relatie, geen kinderen; “ik heb geen mens”. Wat is dat triest!
In de maatschappij van toen telde iemand als hij niet mee. Zo kan het helaas tegenwoordig soms nog zijn. Als je een handicap hebt, sta je op achterstand. Soms nemen mensen je niet serieus. Soms sta je erdoor alleen, of je wereld is in elk geval een stuk kleiner.
De zieke man stond op achterstand, misschien al vanaf zijn geboorte. Hij kan er zelf niets aan doen, maar zijn kansen zijn erg beperkt. Zo zijn er ook in onze tijd velen die al vanaf het begin op achterstand staan. Het maakt nogal wat uit of je in een welvarend gezin geboren wordt, of in een arme familie. Je kansen en zelfs je karakter worden er flink door bepaald of je moet opgroeien in een gebroken gezin, of in een huis met harmonie. Of je stress voelt door geldgebrek, of je gepest wordt op school… Je hebt achterstandswijken, het woord zegt het al. Groei je daar op, dan sta je op achterstand – de ervaring leert het helaas. En over achterstand gesproken: wat dacht je van een beperking die je leven bepaalt?
Onze maatschappij gaat er nogal sterk vanuit dat je je eigen succes in het leven bepaalt. Maar dat is hoogstens een halve waarheid. Heb je jezelf gemaakt? Heb jij bepaald waar je wieg stond? Besef je wel hoe belangrijk het is dat je mensen om je heen hebt, een sociaal netwerk? Gaat het je goed, besef deze dingen dan dankbaar. Verplaats je eens in het leven van wie minder kansen kreeg, van wie geen mens heeft. En natuurlijk, aan een sociaal netwerk moet je ook zelf bouwen. Maar is je leven zwaar, dan maakt dat je al snel gesloten, stil, wantrouwend. Als alles je heeft tegen gezeten, kun je de hoop verliezen. zoals deze man. Wanneer Jezus vraagt “wil je gezond worden?” zegt hij niet eens “ja”. Hij heeft geen hoop, en Hij heeft geen mens. En tja, ergens zoekt hij toch uitkomst. Hij hangt rond bij één of ander geneeskrachtige water om toch een kansje te hebben – net zoals juist armere mensen van nu een kraslot kopen, een kansje dat alles anders wordt. Maar het helpt weinig.

[verlossing]
Dan ten tweede: de verlossing. Want het leven van deze man gaat veranderen. Hoe dat komt? Jezus zoekt de man op. Juist deze man, tussen alle andere zieken en bedelaars die er in Jeruzalem en bij deze baden moeten zijn geweest. Waarom Jezus juist hem opzoekt weten we niet. Misschien wel omdat hij het meest hopeloze geval is van allemaal. Jezus zoekt juist hém op. Zo laat hij zien hoe God is. God geeft juist om wie niet meetellen. Jezus gaat niet naar de vrome leiders of de geslaagde mensen. Nee, hij zoekt op wie geen mens heeft, en geen hoop. Zo is de Heer! Dan vraag ik me af: waar zou Jezus vandaag heen gaan? Naar een vluchtelingenkamp? Naar een verpleeghuis of een achterstandswijk? En wij – zijn dat plekken waar wij liever niet komen? De Heer wel!
Op één of andere wijze weet Jezus alles van de man en zijn ziekte – ik vertelde vorige week al hoe het Johannesevangelie vaak als een röntgenapparaat door dingen heen kijkt. Dan spreekt Jezus hem aan, hij legt contact. Dat is al belangrijk. Als je een teleurgesteld mens bent, kun je je terugtrekken in jezelf. Dat is niet goed, maar wel begrijpelijk en het gebeurt vaak. Jezus probeert er doorheen te breken met zijn wonderlijke vraag ” wil je beter worden?” Het resultaat lijkt echter mager. Hij reageert niet eens echt op de vraag. “Ik heb geen mens” – dat zegt hij. Dat is zijn toestand. Maar met dat hij het zegt, is er wél iemand die hem ziet, die met hem begaan is, die hem helpt. Het is de Heer! Hij ziet de man. Hij ziet ook u of jou, als je je hopeloos of alleen voelt of vastzit. Heb je geen mens? De Heer ziet je wel!
En het blijft niet bij zien alleen, of bij een gesprekje. Jezus verandert álles voor de man. hij zegt “sta op, pak je draagbed op, en loop!” En de man staat op, en loopt, en is genezen. Opvallend is dat Jezus zegt “sta op”. Dat is hetzelfde woord dat gebruikt wordt voor zijn eigen opstanding uit de dood. Dat wijst meteen op de kern: Jezus doet maar niet een wonder, hij wil hopeloze mensen laten opstaan in een nieuw leven. Met toekomst, met hoop, met God en met anderen.
Ook vandaag staat Jezus in ons midden. Ook vandaag ziet hij mensen die het niet meer zien zitten. Jou misschien, of u. en hij zegt: “sta op! Ik ben opgestaan, Ik wil ook jou laten opstaan”. Hij ziet je, als je op achterstand staat, misschien al zo lang. En hij laat je niet zitten. Hij biedt je zijn liefde. Hij belooft een leven voor altijd, als je in hem durft te geloven. En dat niet alleen. Hij kan heel concreet omstandigheden veranderen, daar mag je om bidden. Of anders wil hij moed en kracht geven, van dag tot dag. Moet je zeggen: “Ik heb geen mens”? Dan mag ik je vertellen: je hebt wel iemand! De Heer die ook jou ziet én roept!

[dankbaarheid]
Maar ons verhaal is nog niet klaar. Na de ellende en de verlossing is er ook de dankbaarheid. Of Misschien moet ik wel zeggen het gebrek daaraan in ons verhaal.
Na de genezing verdwijnt Jezus tussen de mensenmassa. Later echter zoekt hij de man weer op in de tempel. Jezus’ werk is nog niet klaar! Hij wil niet alleen dat de man nu op zijn voeten staat, Jezus wil dat hij opstaat in een nieuw leven. Daarom zegt hij iets wat op ons bevreemdend over kan komen: “je bent beter geworden. Doe nu geen verkeerde dingen meer. Anders loopt het slecht met je af”. Waarom zegt Jezus dat, “zondig niet meer”? Was de ziekte van de man het gevolg van een bepaalde zonde? Dat denk ik niet. In een volgend hoofdstuk spreekt Jezus zulke gedachten met klem tegen. Maar in het Johannesevangelie is zonde eerst en vooral: niet Jezus erkennen en niet op zijn weg gaan. Dát wil Jezus bereiken: dat de man in hem gelooft en dankbaar een nieuw leven begint.
Helaas merken we er bij de genezen man weinig van dat hij dankbaar is. We lezen geen woord van dank, en ook niet dat zijn leven vernieuwd wordt. We horen alleen dat hij aan de Joodse leiders gaat vertellen wie die sabbatschendende genezer is – hij had toch kunnen bedenken dat dat voor zijn weldoener weinig goeds zou brengen. Zo verdwijnt hij uit ons verhaal.
En wij? Hoe werkt dat bij ons? Jezus is gekomen om ook ons te verlossen. Niet alleen van moeilijkheden en achterstand en eenzaamheid, maar zelfs van de eeuwige dood. Hij roept ook ons op “sta op – in een nieuw leven”. Maar Hij zegt ook ons: doe geen verkeerde dingen meer. Leid een nieuw leven, in dankbaarheid; in het besef dat hij ons alles geeft, veel meer dan wij verdienen. Hoe staat het met onze dankbaarheid? Volgen wij onze redder? Wat is jouw reactie als je zijn hulp concreet mag ervaren? Wat doet het met je, als het tot je doordringt dat je echt voor altijd veilig mag zijn bij Hem?
Geloven is niet alleen een gave, maar meteen ook een opgave. Ik hoorde eens een hoorspel, en daar zat een fragment in dat hier heel mooi bij past. Er werd aangebeld, de bewoner deed open. Er stonden twee mensen voor de deur die in koor zeiden ” goedemorgen, wij komen u vrede en geluk brengen”. Hij reageert: “mooi, zet maar onder het afdak!”. Ten diepste komt Jezus vanmorgen naar ons toe, om ons zijn vrede en geluk brengen. Maar… niet als pakketje om weg te zetten, zo van: ik ben gered, mooi. Nee, Hij zegt: “sta op! sta op in een nieuw leven! Zondig niet meer”.
Geloven is een weg gaan, de weg van Jezus, de weg mét Hem. Dan ga je ook doen als hij. In het licht van deze geschiedenis denk ik dan wel In het bijzonder aan omzien naar anderen. Oog hebben voor wie geen mens heeft. Hulp bieden aan wie in het leven alles tegen zat en die op achterstand staat. Iemand opzoeken, contact maken. Dat is de weg van Jezus volgen. Waar zou Hij tegenwoordig heengaan? Daar hoort trouwens ook bij: geduld hebben met wie bitter is geworden en eenzelvig en wantrouwig. Geen dankbaarheid verwachten, het daar ook niet voor doen. Maar in het klein omzien, en doen als Hij. Misschien geen zieken genezen, maar een vriend zijn die naar het genezende water dragen. Of die gewoon naar het ziekenhuis rijdt voor je…

[slot]
“Ik heb niemand”, zei de man. Godzijdank, niemand die hier vanmorgen is of meekijkt hoeft te zeggen dat hij niemand heeft. Ook al heeft in het leven misschien alles tegen gezeten: de Heer ziet ook jou. Hij laat je niet zitten. Hij geeft uitzicht en verandering, ook aan mensen nu! Geloof dat maar vast.
“Ik heb niemand”, zei de man. God geeft ook mensen om ons heen. In de kring van de christelijke gemeente hebben we elkaar. Dat is een grotere zegen dan we vaak wel beseffen. Een stuk sociaal netwerk, natuurlijk met alle menselijke gebreken. Juist als je niet de sterkste of geslaagde mens bent, is dat een grote gave van God. En ook als je wel sterk én geslaagd denkt te zijn, geeft God je de gemeente; als oefenschool om daar maar te beginnen met omzien naar anderen, anderen die je zelf niet had uitgekozen maar die God je nu geeft als broers en zussen.
Laten we dan omzien naar elkaar. Leven in dankbaarheid, en zo anderen een stukje verlossing uit de ellende geven. Dan mag zich dat ook uitstrekken in bredere kring, tot ieder die maar op je pad komt. Zo wordt de Heer geëerd, word je zelf gezegend en bén je tot zegen.
Los zij Christus in eeuwigheid, amen.